Geheime levens

  • 0

Twee historische romans. De ene, Zwijgplicht van Theo Stokkink, onlangs verschenen; de andere, Kolja van Arthur Japin, alweer een paar maanden oud. Beide handelen over hetzelfde onderwerp: vervolging van homoseksuelen. Kolja is beslist het werk van de betere schrijver. Maar dat maakt Zwijgplicht niet minder interessant.

“Wat je vandaag hier verder ook nog ziet of hoort, neem het zoals het komt. Alsjeblieft. Bij een verdriet als het onze is het beter geen vraagtekens te zetten.” Aan het woord is de knecht van de Russische componist Pjotr Iljitsj Tsjaikovski. Het is 6 november 1893. Tsjaikovski is die ochtend dood aangetroffen. “Cholera”, luidt de officiële doodsoorzaak. Maar de aangesprokene, Nikolaj Konradi ofwel Kolja, gelooft er niets van. Cholera is iets voor arme mensen; in de hogere kringen van Sint-Petersburg komt het niet voor. En als Tsjaikovski écht aan deze levensbedreigende ziekte is gestorven, waarom wordt er na zijn dood dan zo nonchalant met de gezondheidsregels omgesprongen? In de dagen na Tsjaikovski’s dood bestijgt een lange stoet rouwenden de trappen van het huis waar hij opgebaard ligt. Dat zou ondenkbaar zijn als er echt kans bestond op besmetting.

Kolja is opgevoed door Pjotr Iljitsj’ broer, Modest Tsjaikovski, die in 1875 door Kolja’s ouders werd ingehuurd als privéleraar. Hij is doofstom en, als Modest hem leert kennen, volkomen hulpbehoevend. Modest neemt de jongen mee naar Lyon, naar het instituut van dokter Hugentobler. Deze heeft een methode ontwikkeld om doofstomme kinderen te leren communiceren, de zogenaamde “oralistische methode”, waarbij alleen gebruik gemaakt mag worden van de stem, en bijvoorbeeld niet van gebarentaal of mimiek. Het is een methode die ijzeren discipline vergt. Maar met Modests hulp slaagt Kolja erin zijn handicap grotendeels te overwinnen.

“Doof zijn is doorzetten”

Kolja van Arthur Japin bestaat uit twee verhaallijnen. De eerste wordt gevormd door de “cahiers” waarin Modest Kolja’s ontwikkeling optekent. In de achttien jaar dat Modest Kolja’s mentor en voogd is, sluipen er echter steeds meer observaties van persoonlijke aard in de dagboeken binnen. Vooral wanneer Modests broer, de beroemde componist, bij hen op bezoek komt.

Arthur Japin (Foto: Corbino)

De tweede verhaallijn speelt zich af in de dagen na Tsjaikovski’s overlijden. Sint-Petersburg verkeert in rouw en de tsaar zelf zorgt ervoor dat Ruslands geliefde zoon een staatsbegrafenis krijgt, een eer die nog nooit iemand buiten de keizerlijke familie te beurt is gevallen. Maar de inmiddels 25-jarige Kolja ontdekt al snel dat Pjotr Iljitsj’ dood met geheimen is omgeven. In zijn zoektocht naar de waarheid wordt hij gedreven door een karaktereigenschap die, als we Japin mogen geloven, typerend is voor doven in het algemeen: nieuwsgierigheid. “Doof zijn is doorzetten”, redeneert Kolja. “Je wereld bestaat uit signalen waarvan je maar een deel opvangt. De rest moet je invullen. Van wieg tot graf ben je bezig te raden wat je aan de omgang van de anderen hebt gemist. Verbanden leggen, informatie vergaren, dit is hoe wij overleven.” Met een doofstom personage in de rol van speurder krijgt de roman een geloofwaardige, maar unieke dynamiek.

Wat is de ware toedracht van Tsjaikovski’s dood? Was het moord, of zelfmoord? En als het zelfmoord was, wie of wat heeft Pjotr Iljitsj hier dan toe gedreven? Geleidelijk wordt duidelijk dat Tsjaikovski’s dood samenhing met zijn homoseksuele levensstijl. “Sodomie” werd in het tsaristische Rusland zwaar bestraft. Homo’s die naar Siberië werden verbannen, werden daar door de overige kampbewoners nog eens extra gepest. Er waren er dan ook maar weinig die hun verbanning overleefden. Dat neemt niet weg dat homoseksualiteit in Sint-Petersburg eind negentiende eeuw volgens Japin wijdverspreid was. Vooral in de kringen rond het hof. De tsaar had verschillende “Hellenen” in de familie die hij persoonlijk de hand boven het hoofd hield, en dat gold ook voor een talentvolle kunstenaar als Tsjaikovski. Waarom kon Tsjaikovski dít keer dan niet opnieuw ontzien worden, zoals al zo vaak was gebeurd?

Meer dan een spannend verhaal

Als een ware thrillerauteur trakteert Japin de lezers op een complexe intrige, waarbij het spoor uiteindelijk naar een geheim genootschap leidt. Kolja is geschreven in dezelfde elegante stijl die we kennen uit Japins eerdere historische romans, zoals Een schitterend gebrek (2003), De gevleugelde (2015) en natuurlijk Vaslav (2010). (Met dit laatste boek, over de Russische balletdanser Vaslav Nijinsky, “deelt” Kolja, dat eerder in de tijd gesitueerd is, het personage Diaghilev.) Maar in Kolja ontbreken de lange levensbeschouwelijke terzijdes die de vaart in Japins vorige boeken nogal eens belemmerden. Kolja zit slim in elkaar en is echt spannend.

Als lezer word je eveneens geboeid door het verloop van de vriendschap tussen Kolja en Modest. Mooi beschrijft Japin hoe Modest het vertrouwen van de verwilderde jongen weet te winnen. Hun contact heeft onmiddellijk een intieme fysieke component, als Kolja zijn hand op Modests rug legt om de vibraties te voelen wanneer Modest hem “voorleest”. Japin – als altijd een meester in psychologische observaties – weet de bestaanswerkelijkheid van de doofstomme Kolja prachtig invoelbaar te maken; een werkelijkheid die bestaat uit zintuiglijkheid, aanraking, trillingen en de kunst van het liplezen (een vaardigheid die Kolja als speurder onverwachts goed van pas komt). Geleidelijk wordt echter duidelijk dat in Modests opdracht het noodlottige einde van hun relatie al opgesloten ligt: onvermijdelijk zal de jongen volwassen worden en zijn leermeester ontgroeien.

Kolja is niet zomaar een historische roman. In zijn nawoord plaatst Japin het raadsel van Tsjaikovski’s dood in een breder, eigentijds verband. Tot op de dag van vandaag wordt Tsjaikovski’s homoseksuele geaardheid in Rusland niet algemeen erkend. In 2013 liet de minister van Cultuur een speelfilm vervaardigen die juist het tegendeel moest bewijzen. Dat was ook het jaar waarin president Poetin zijn zogenaamde “antihomowet” ondertekende. Japin: “Hierdoor staat de lgbt-gemeenschap in de Russische Federatie op dit moment aan actievere en agressievere vervolging, openlijker bedreiging en intimidatie alsook aan grotere gevaren bloot dan in Tsjaikovski’s tijd. Dit jaar nog [2017] werd het bestaan bekend van kampen in Tsjetsjenië waar mannen vanwege hun geaardheid worden geïnterneerd, gemarteld en gedood.” Dit hedendaagse perspectief geeft Kolja een extra urgentie.

Ook in Nederland

Bij veel Nederlanders zal Theo Stokkink, de schrijver van Zwijgplicht, vooral bekend zijn als maker van radio- en televisieprogramma’s. Toch heeft hij inmiddels ook al elf non-fictieboeken, drie romans en een verhalenbundel op zijn naam staan. Het eind 2017 verschenen Zwijgplicht is een historische familieroman. Stokkink vertelt hierin het bijzondere levensverhaal van zijn moeder, Hélène. Maar misschien was het hem wel vooral te doen om zijn grootvader Theo, de man naar wie hij is vernoemd.

Theo Stokkink (Foto: In de Knipscheer)

Als in 1914 de Eerste Wereldoorlog uitbreekt, is Theo Borret kandidaat-notaris en woont hij op de Keizersgracht in Amsterdam (in hetzelfde blok waar nu het Zuid-Afrikahuis gevestigd is, lijkt het wel). Theo komt uit een vooraanstaande katholieke familie; zijn vader is lid van de Raad van State en een van de leiders van de Katholieke Partij. Wat Theo al jaren voor zijn familie verborgen houdt, is zijn homoseksuele geaardheid. ’s Avonds schuimt hij de straten af, op zoek naar contact. Dat is niet zonder risico’s, want in 1911 heeft juist zijn vaders partij wetsvoorstel 248bis erdoor gedrukt, een wet die seksuele omgang van mannen met minderjarigen van hetzelfde geslacht verbiedt. Overdag ontmoet Theo zijn vrienden van de Cercle: gelijkgestemden, “een theekrans waarop dames niet welkom zijn”. De leden van de Cercle zijn mannen die, net als Theo, afkomstig zijn uit een gegoed milieu. Vrijwel allemaal zijn ze getrouwd, om niet op te vallen en geen aanstoot te geven. De maandelijkse bijeenkomsten van de Cercle verlopen op het oog af altijd zeer keurig: “Het gaat er over kunst en cultuur en misschien, zonder dat iemand het in de gaten heeft, over iets anders.”

Theo probeert de schijn van een gewoon bestaan op te houden. Naarmate de vervolging van vermeende pedofielen grimmiger wordt, wordt het gevaar van ontdekking echter steeds groter. Omdat de maatschappij hem veroordeelt tot een bestaan op de rand van de illegaliteit, aarzelt hij niet als zijn huishoudster, Sophie, een beroep op hem doet. Sophie is een voormalige prostituee en ze is zwanger. In Nederland is abortus strafbaar. Willem helpt Sophie naar Amerika te gaan om het kind te laten weghalen. Als ze terugkomt, trouwt hij met haar. Aan Sophie hoeft hij tenminste niet uit te leggen dat er van een normaal huwelijk nooit sprake zal kunnen zijn.

Inmiddels vormt het notariskantoor waar Theo werkt het epicentrum van een hulporganisatie die zich bezighoudt met de opvang van Belgische oorlogsweesjes. Om hun ideale gezinnetje te vervolmaken, adopteren Theo en Sophie een baby, die ze Hélène noemen. Hélène groeit op zonder te beseffen dat het huwelijk van haar ouders slechts een front is. Ook heeft ze geen idee van haar eigen herkomst. Maar haar Vlaamse familie zal de hoop om haar terug te vinden, nooit opgeven.

Zwijgplicht omspant de periode 1913-1948. Hoewel hij het verhaal van zijn moeders leven systematisch afwerkt, lijkt de belangstelling van de auteur toch vooral uit te gaan naar het leven van zijn grootvader, Theo Borret, en de impact die Wet 248bis in die beginjaren op de Amsterdamse homogemeenschap heeft gehad. Stokkink heeft zich goed gedocumenteerd en beschrijft Theo’s leefwereld tot in detail. Verschillende bekende figuren, zoals Jacob Israël de Haan (schrijver van het “schandaalboek” Pijpelijntjes) en Louis Couperus, krijgen een glimpoptreden in het verhaal.

Opmerkelijk zijn de vele illustraties in het boek, waaronder historische foto’s, krantenknipsels en facsimile’s van originele correspondentie. Waarschijnlijk heeft de schrijver de authenticiteit van zijn verhaal hiermee verder willen versterken. Voor een familiealbum is dat aardig, maar voor een roman is het eigenlijk overbodig.

Het belangrijkste bezwaar tegen dit boek is dan ook dat het laboreert aan overvolledigheid. Er wordt te veel uitgelegd, dialogen zijn te lang en verliezen hun natuurlijkheid, plichtmatig worden er twee mensenlevens doorgeploegd. Zwijgplicht is een sympathieke poging om een opmerkelijke, maar toch ook weer niet zo heel spectaculaire familiegeschiedenis op te tekenen. Maar als roman had het boek – nu bijna 450 pagina’s, inclusief al die plaatjes – de helft dunner gekund.

Arthur Japin, Kolja. Amsterdam: Arbeiderspers, 2017

Theo Stokkink, Zwijgplicht. Haarlem: In de Knipscheer, 2017

Buro: IG
  • 0
Verified by MonsterInsights
Top