“Mijn aandacht voor Breytenbach was zeker in het prille begin esthetisch gericht, vooral vanwege de lyrische en bloemrijke kwaliteiten van de gedichten die ik in Kouevuur (1967) en Die huis van die dowe (1969) aantrof.”
Copy and paste this URL into your WordPress site to embed
Copy and paste this code into your site to embed