Waar de Voorzitterswissel normaliter een formaliteit had moeten zijn, ontaarde de kwestie in een fikse rel. Journaliste Mia Doornaert, voorgedragen door de Vlaamse Regering, voldoet volgens sommige schrijvers niet aan de vereisten van de functie. Jammer genoeg waren in het gevoerde dispuut de decibels prominenter aanwezig dan de argumenten ...
Zijn het de tropische temperaturen die de polemiek wat aangescherpt hebben, wie zal het zeggen? Feit is dat de commotie die rond het Vlaams Fonds voor de Letteren (kortweg: VFL) ontstaan is de voorbije weken een weinig fraai schouwspel opleverde. De discussie draaide rond de vrouw die door de Vlaamse regering voorgedragen wordt als nieuwe voorzitster van het VFL, voormalig Standaard-journaliste Mia Doornaert. Geen geschikte iemand, vonden sommige schrijvers, waarna de poppen aan het dansen gingen. “Islamofobie”, “marginaal mannetje”, het waren twee scherpe ingrediënten uit de zure cocktail. Nu het stof wat gaan liggen is, zetten we vanop een veilige afstand de dingen op een rijtje.
Het Fonds
De hoe-, wat- en waarom-vraag van het VFL is een obligaat vertrekpunt. Elk woord in de naam heeft zijn belang. Het gaat hier om een organisme dat middelen verdeelt ter ondersteuning van Vlaamse schrijvers (en dichters). Het Fonds werd vlak voor de millenniumwende door het Vlaams Parlement opgericht (een Decreet, de benaming van de wetten van de deelstaten, ligt dus aan haar grondslag).
Eerder bestond als een Nationaal Fonds voor de Letterkunde, vlak na de tweede wereldoorlog in de schoot van het Ministerie van Onderwijs in leven geroepen. Uiteindelijk beschikt het Fonds over meer dan vijf miljoen euro ter ondersteuning van “individuele artiesten, literaire organisaties, manifestaties en tijdschriften”, zoals dat officieel heet. De middelen worden via beurzen en subsidies verdeeld om de leesbevordering en “onze literaire uitstraling in het buitenland” te optimaliseren. Dat het VFL een Decretale basis heeft en de Vlaamse Regering de Voorzitter voordraagt, kan de verkeerde indruk wekken dat het hier om een soort verlengstuk van “de politiek” gaat – quod non. Dat op een onafhankelijke manier beslissingen worden genomen over wie wel en hoeveel ontvangt is eigen aan haar werking. En niet onbelangrijk in het licht van de ontstane rel: het is niet de Voorzitter van het VFL die deze beslissingen neemt.
En dan de figuur van Mia Doornaert. Ze heeft er een lange staat van dienst als journaliste voor De Standaard opzitten (enkele jaren geleden werd ze als erkenning hiervoor in de adelstand verheven), schrijft overigens nog steeds columns in diezelfde Standaard, gaat ook op TV graag in discussies en wordt algemeen omschreven als erudiet en klassevol. Kortom, stuk voor stuk kenmerken die pleiten voor iemand die toch ergens het gelaat van de literatuur in Vlaanderen wordt. Maar al snel doken dissidente stemmen op.
“Impliciet racisme”
Een aantal schrijvers lieten verstaan niet opgezet zijn met de komst van Barones Doornaert aan het hoofd van het VFL. Vooral filosoof met Albanese roots Bleri Lleshi (een nom de plume voor Blerim Gjonpalaj) roerde zich als een Duivel in een Wijwatervat. Hij wierp Mia Doornaert “racistische” en “islamofobe” opinies voor de voeten. Zijn reactie die vooral in hevigheid uitblonk en al bij al weinig concrete argumenten bevatte werkte Doornaert danig op de zenuwen, waarna ze hem in het weekbad Knack een “marginaal mannetje” noemde. Vrij snel excuseerde ze zich hiervoor. “Ik had in Knack niet ad hominem moeten spelen, geef ik toe”, verklaarde ze. “Maar ik ben wel heel boos wanneer men mij racist noemt. (…) Ik was des te bozer omdat Lleshi mij met leugens aanviel, en woorden uit mijn columns compleet verdraaide.”
En die columns, dat was bij de critici de stekende doorn. Doornaert staat bekend voor een consequente overtuiging die ze maar wat graag in haar schrijfsels ventileert. Als overtuigde feministe schuwt ze kritiek op de Islam niet. Hoofddoeken, Halal-eten, burkaverbod, het zijn gevoelige thema's die ze niet uit de weg gaat. “Ik ben niet links en vrijzinnig, en vind dat kritiek op alle religieuze en filosofische overtuigingen in een seculiere maatschappij tot de vrijheid van geweten en meningsuiting behoort”, zegt ze zelf. “Als dat mij bij sommigen verdacht maakt, wie polariseert er dan?” Maar Lleshi volhardt. “De lage racistische en islamofobe opinies die Doornaert de wereld instuurt, stroken niet met mijn literair engagement”, schreef hij op zijn Facebook-pagina. Voorbeelden geeft hij niet, wel heeft hij over “impliciet racisme” dat hij in haar stukken ontwaart. Nu goed, voor hem hoeft het Fonds niet meer en hij liet weten de banden te verbreken.
Apologie voor Doornaert
Schrijvers Geert van Istendael en Benno Barnard namen het alvast voor de belaagde journaliste op. “Meneer Lleshi schrijft: “Islamofobie is een vorm van racisme.” Hij vindt dat mevrouw Doornaert en anderen hun islamofobie listig verbergen als kritiek op de islam”, aldus beide heren. “Laten we even proberen de kronkels van zijn redenering te volgen. Kritiek op de islam = islamofobie. Islamofobie = racisme. Ergo: wie het zou wagen openlijk kritiek te uiten op de islam is een racist. Met andere woorden, kritiek op de islam is volgens meneer Lleshi verboden. Wie nu gedacht had dat een koor van eminente Vlaamse schrijvers zou opstaan om de vrijheid van meningsuiting in onze gewesten luidkeels te verdedigen, al was het maar uit verdomd eigenbelang, wel, die vergist zich en niet zo’n klein beetje. Het tegendeel blijkt. Want een koor van eminente Vlaamse schrijvers verheft de stem om frontaal mevrouw Doornaert aan te vallen. Dat koor neemt haar een kleine stommiteit kwalijk, een onvoorzichtige boze opwelling waarvoor ze zich trouwens allang geëxcuseerd heeft.
Maar dat meneer Lleshi het recht van zijn tegenstanders wil beknotten om vrijelijk kritiek uit te oefenen op één godsdienst, dat vindt het koor der eminente Vlaamse schrijvers zo te horen een beuzelarij.” Even stipten ze nog een ander punt van kritiek aan. “Haar rechts-conservatieve standpunten, zeker rond het Standaardnederlands, vinden amper gehoor binnen het veld vandaag”, had Jonas Vanderschueren, Hoofdredacteur van het literaire tijdschrift Kluger Hans, laten weten. Ook dat zint de twee schrijvers niet. “Wij vinden dat goed Standaardnederlands belangrijk is voor iedereen, van hoog tot laag, maar vooral van laag. Voor meneer Vanderschueren is het blijkbaar al welletjes indien arbeiderskindertjes en migrantenkindertjes niet zo geweldig goed Nederlands spreken. Mevrouw Doornaert en wij vinden dat die kindertjes recht hebben op het allerbeste algemeen Nederlands, even goed als de kindertjes van dokters, ingenieurs en hoofdredacteurs van literaire tijdschriften. Op dat punt is mevrouw Doornaert onvervalst links.”
Op zich kan men deze polemiek, voor zover die naam waardig, vrij bedenkelijk vinden. Wie wat dieper graaft ziet er toch enkele interessante punten in. De plaats van het Standaardnederlands bijvoorbeeld, in het onderwijs maar ook in andere geledingen van de maatschappij. Hoe zich in Vlaanderen – mede door het taalgebruik op televisie – een soort tussentaaltje ontwikkeld heeft dat ergens het midden houdt tussen dialect en Standaardnederlands is een onderwerp op zich waar we beslist op terug komen. Maar de échte polemiek die al jaren halsstarrig uit de weg wordt gegaan heeft betrekking op de werking van het VFL als dusdanig.
Rugje krabben
Kiezen is verzaken. De centen die je de ene schrijver toestopt, zijn niet meer beschikbaar voor de collega next door. En zeker als het om geld gaat, soms substantiële bedragen, kan dit een wrange nasmaak nalaten. Dat sommigen wel vrij makkelijk met de prijzen aan de haal gaan, terwijl anderen systematisch nul op het rekwest krijgen, hoort men nu al jaren. Vriendjespolitiek, zo klinkt het. Ons kent ons. “Jij krabt mijn rug, ik krab jouw rug”, noemde Frans Crols, Voormalige Directeur het Financieel-Economisch Weekblad Trends en vandaag nog met de pen actief bij o.m. weekblad 't Pallieterke, het ooit. Marc Hendrickx, al decennia lang uitgever, verwerkte enkele jaren geleden alle grieven terzake in een boek: “Man in de marge, Kafka in letterland” (2015). “Wie niet uitverkoren is, zal jarenlang zélf zijn brood moeten verdienen door voor zijn/haar boeken kopers te vinden. Niet zo voor ‘de ontvangers’”, stelde hij.
Hij deinst er niet voor terug om ook namen te noemen: “Naar jeugdauteur Marc de Bel op de Boekenbeurs stromen massa’s kinderen voor een handtekening, maar bij Bart Moeyaert staan vrouwen van plus veertig, geen kinderen. Het is echter ‘jeugdauteur’ Moeyaert die tienduizenden euro’s ontvangt van de fondsen, terwijl De Bel geen cent ontvangt. (…) De Vlaamse jeugd kiest voor de speelse muis Geronimo Stilton, waarop de fondsen en de stichtingen neerkijken, niet voor Guus Kuijer of Bart Moeyaert.”
Er is nood aan ontfondfsing, meent hij. “‘Ontfondsing’ is een spoor om te overwegen, maar begin met minstens meer toezicht, aldus Hendrickx. Als een fonds in de fout gaat, dan krijgt het vandaag een terechtwijzing, maar sancties zijn niet voorzien. Zo wijzigt er niets aan het beleid en worden dezelfde fouten - heel bewust - aangehouden.”
Misschien een eerste agendapunt voor Mia Doornaert?
Buro: MV