Raymond Borremans, een Fransman die het Europa van tussen de twee wereldoorlogen beu is, neemt op 1 januari 1929 de boot naar Afrika. Omdat hij muzikant is, wil hij aan de kost komen door met zijn banjo de kolonialen te vermaken. Hij heeft het geweldig naar zijn zin. Maar na enkele jaren te hebben rondgetrokken vestigt hij zich in Ivoorkust, waar hij zijn grote droom, het samenstellen van Le grand dictionnaire encyclopédique de la Côte d’Ivoire, naar het voorbeeld van de Larousse, begint na te jagen. Hij kan er slechts de helft van afwerken want na de letter M staat hem een nieuw avontuur te wachten. Hij trekt jarenlang van dorp tot dorp in west Afrika om met een mobiele projector films te vertonen in open lucht, terwijl hij blijft piekeren over zijn onvoltooide encyclopedie.
Over het merkwaardige leven van Raymond Borremans heeft de Belgische regisseur en scenarioschrijver Peter Krüger een betoverende film gemaakt, met The madness of reason als veelzeggende titel.
De toeschouwer kan niet anders dan besluiten dat Borremans’ obsessie om in zijn encyclopedie alles te definiëren en te doen passen in scherp afgebakende categorieën, diens kijk op de wereld erg heeft vertroebeld. Ik hoor hem zeggen: “Vijftig jaar heb ik de wereld willen begrijpen en definiëren. Definiëren was mijn hele leven.” En dan komt er die waarschuwende stem van een zwarte vrouw: “Als je dingen niet definieert, zal je de wereld zien zoals hij echt is.” Niet in hokjes denken is haar boodschap.
Micro-agressies
In Native boy doet Thabo A Molefi zijn jonge leven uit de doeken[1]. Hij is niet echt een born free. Toch raakt zijn generatie die van de born frees innig aan. In de inleiding tot zijn boek reflecteert hij over zijn job in 2017, maar de verdere hoofdstukken bestrijken zijn leven van 1975 tot 2003, de periode waarin hij evolueert van domme boerenkinkel, een maplazini in het Sesotho, tot hoog opgeleide ICT-er, die aan het begin staat van zijn loopbaan. Het boek brengt de lezer in nauw contact met de dromen van jongeren in Zuid-Afrika, nu het land zijn takeoff in de 21e eeuw met horten en stoten heeft genomen.
Thabo’s moeder is huishoudhulp in een vooruitstrevend Nederlands gezin. Zijn vader wilde niet langer knecht blijven op de boerderij maar klimt op tot camioneur in een bedrijf in Heidelberg. Beiden hechten veel belang aan de opleiding van hun zoon Thabo, die zelf ook zeer gedreven is, een Rottweiler, al vanaf Boneha Primary School in hun township Ratanda. De onderwijsomstandigheden laten veel te wensen over. Hij moet veel achterstand inhalen vooraleer hij zijn matric exemption, zijn pass tot het hoger onderwijs verwerft.
Kiezen wordt dan pas echt moeilijk. Aan Wits wordt hij toegelaten tot het bachelor of commerce-programma maar de verleiding is groot om een stage te doen bij de Absa-bank. Thabo kiest voor de stage maar zijn droom om zich verder te specialiseren in bedrijfsinformatica blijft bestaan. Omdat de Eastern Gauteng Regional Services Council hem een beurs toekent – wat betekent dat zijn moeder zich toch wat minder moet uitsloven – is hij in staat verder te studeren aan Unisa en er zijn bachelordiploma te behalen. De klap op de vuurpijl komt wanneer hij aan Wits wordt aanvaard in het postgraduaatsprogramma information systems, nadat hij daar indruk heeft gemaakt met een scherpzinnig essay over de nieuwe koers van informatiesystemen in het Zuid-Afrikaanse bedrijfsleven.
Thabo is nu achtentwintig jaar. Het is voor hem moeilijk om bescheiden te blijven. Hij etaleert trots zijn studieresultaten en het stevig curriculum vitae dat hij ondertussen heeft opgebouwd. Maar daar is het hem niet om te doen in zijn boek.
............
De essentie is het aanwijzen en duiden van de nog altijd welig tierende micro-agressies en dagelijkse discriminaties waartegen zwarte jongeren moeten vechten om in hun opleiding en beroepsleven te slagen.
................
De essentie is het aanwijzen en duiden van de nog altijd welig tierende micro-agressies en dagelijkse discriminaties waartegen zwarte jongeren moeten vechten om in hun opleiding en beroepsleven te slagen. Talloze voorbeelden worden gegeven maar ik beperk me tot de kerngedachte, waarop de auteur bijna vijftien jaar later reflecteert in de inleiding. Het gaat over het fenomeen van job-reservatie.
Thabo staat versteld van iets wat zich in juni 2017 op zijn werk voordoet. Het geeft aan dat pijnlijke scheuten van racisme terug de kop kunnen opsteken. Hij is bezig met een automatiseringsproject in de mijn. Telkens wanneer hij daarover verslag uitbrengt aan zijn lijnmanager, roept deze laatste er een witte expert bij die moet evalueren of Thabo op het rechte spoor zit. Het is alsof je Sir Oppenheimer in de 21e eeuw nog altijd hoort zeggen dat bepaalde taken in de mijn voorbehouden zijn aan witte werknemers. Maar de expert, die op zijn hoede moet zijn voor zwarte incompetentie, weet beter. Hij is op en top professioneel. Hij neemt Thabo in vertrouwen en maakt hem duidelijk dat er niets aan de hand is. Oude denkbeelden over job-reservatie zijn moeilijk uit te roeien. Thabo Molefi ondervindt het aan den lijve.
Nergens thuis
............
Home is nowhere, van de hand van MJ Mngadi, kwam in zijn oorspronkelijke Zulu-versie uit in 1996, toen er betere tijden werden voorspeld voor Zuid-Afrika.
..............
Home is nowhere, van de hand van MJ Mngadi, kwam in zijn oorspronkelijke Zulu-versie uit in 1996, toen er betere tijden werden voorspeld voor Zuid-Afrika[2]. De roman deelt dat optimisme niet, maar blikt terug op de bittere ellende die zwarte mensen in de steden en niet minder op het platteland trof doordat ze voortdurend van woonplaats moesten veranderen en waardoor ze geen andere keus hadden dan als nomaden te leven. Het verhaal speelt zich af tijdens de onofficiële burgeroorlog die Zuid-Afrika in zijn greep had vanaf het midden van de jaren ’80 tot de dag van de eerste democratische verkiezingen in 1994.
Vanaf zijn geboorte op een boerderij nabij Vryheid begint het trekkersleven van Zwelisha Dubazana. Na vele omzwervingen vindt zijn vader werk in Ladysmith. De jonge Dubazana hoopt in Durban aan de bak te komen terwijl de pasjeswetten dat niet toelaten. Hij wordt geregeld opgepakt en teruggestuurd naar Vryheid. Eenmaal getrouwd is het ergste wat hem overkomt het vinden van een dak boven het hoofd. Het huren van een kamer loopt iedere keer faliekant af. Er gelden absurde huisregels. Er mag niet worden gekookt in de eigen kamer want de eigenaar wil het beste voedsel voor zichzelf kunnen uitkiezen. Dubazana’s vrouw, MaZondi, krijgt het zwaar te verduren. Het gaat van kwaad tot erger. Bedrog, uitbuiting, losse zeden, extreem misbruik van alcohol en wiet, wreedheden, rooftochten, doodslag, moord, jungletribunalen en ultieme destructie leiden ertoe dat het gezin van Dubazana volledig uiteenvalt. Hetzelfde lot ondergaat het hulpvaardige gezin van Thabekhulu, dat dat van Dubazana met raad en daad bijstaat maar dat hopeloos wordt meegetrokken in de afgrond.
Het gevoel altijd te worden opgejaagd, altijd op de dool te zijn, is beklemmend in de roman. De auteur beschrijft gedetailleerd de ruimtes die beide gezinnen betrekken. In het huis van de Thabekhulu’s is het goed wonen, maar het is de enige plaats in het verhaal die enige levenskwaliteit biedt. Alle overige plaatsen staan in schril contrast tot die plaats. De lezer krijgt een scherp beeld van de mistroostige kamers die worden gehuurd in de four-roomed matchbox township houses en van de bescheiden huisraad en de Primus-brandertjes die worden meegezeuld telkens een gezin uit huis wordt gezet en op zoek gaat naar een nieuwe plek. Het noodlottige pad van de Dubazana’s loopt langs vele van deze kamers. Nog explicieter is de auteur wanneer hij uitweidt over de ruimtelijke structuren die de zwarte mensen volledig loskoppelen van de rest van de samenleving: de slums en de makeshift shacks. De Dubazana’s maken kennis met al deze gore plaatsen, met de zelfkant van de samenleving. Ze slagen er maar niet in om daar los van te komen.
In de roman komt het zelfstandig naamwoord eyes vaak voor. Geen tienmaal maar misschien wel honderdmaal en telkens met een andere gevoelslading. In de manier waarop mensen in het Zulu communiceren moet de menselijke blik kennelijk veel betekenen. De lezer kijkt altijd in sprekende ogen. Wat deze ogen vertellen in Home is nowhere maakt echter bijna nooit gelukkig maar houdt constant dreiging in van verdriet en van een toekomst die niet beter wordt.
Het verhaal speelt zich af tussen 1985 en 1994, het decennium waarin het gewapend verzet tegen de apartheid werd omgebogen tot een in theorie vreedzaam maar in feite behoedzaam samenleven in de nieuwe regenboognatie. De overgang creëerde een nieuwe generatie, de born frees, boordevol hoop en goede wil maar geketend aan de vele erfenissen van het verleden.
Hoop: een droom om te koesteren
In Zuid-Afrika heeft de hoop al vaak bitter gesmaakt. Aan deze indruk ontkom je niet. In zijn beschouwingen over de mythe van Pandora beschouwt de Duitse filosoof Friedrich Nietzsche hoop als het ergste kwaad. Volgens hem brengt hoop alleen maar onheil want als de hemel wordt beloofd en er alleen maar duisternis komt, dan worden de mensen en vooral de jonge mensen moedeloos. In haar sprankelende boekje Hope. The dream we carry ontrafelt Tia DeNora ragfijn het fenomeen hoop[3]. Hoop is wanneer na de donkere nacht de dageraad komt. Hoop is wanneer je glinsteringen ziet aan het eind van de tunnel. Hoop is een emotionele oriëntatie op iets wat gewenst maar nog niet gebeurd is. Uit het boekje, dat een echt kleinood is, kunnen nog vele andere topics en uitspraken worden gehaald die de lezer wegwijs maken in dat complexe fenomeen van de hoop. Denk maar aan dagdromen, hoop als een cultureel immogeen, als het niemandsland tussen fantasie en realiteit, als liminale ruimte tussen het heden en de toekomst, als de weigering om te capituleren, als een rebelse strategie. En dat gaat zo maar door met verhelderende analyses die hoop, en soms ook wanhoop, aan je huid doen kleven. Wat betekent hoop in Zuid-Afrika? Wat betekent hoop voor jongeren in Zuid-Afrika?
Mix van relatiepatronen
Zoals in vele andere delen van de wereld, is in Zuid-Afrika het klassieke kerngezin geen standaardpraktijk meer. Er is een grote diversiteit ontstaan in de manier waarop gezins- en familierelaties worden onderhouden en in de gedragingen en sociale rollen die verband houden met de productie, reproductie en consumptie op het niveau van de huishoudens[4]. Veel uitgebreide families zijn uiteengevallen in kleine gezinnen met een jongvolwassene of een alleenstaande moeder als gezinshoofd, en grote gezinnen bestaande uit meerdere generaties met een ouder gezinshoofd. Er zijn nog vele tussenvormen: multigenerationele gezinnen waarin een generatie ontbreekt, bijvoorbeeld wanneer grootouders samenleven met hun kleinkinderen, intergenerationele gezinnen bestaande uit meer dan twee opeenvolgende generaties, nieuw samengestelde gezinnen, gezinnen met een kind als gezinshoofd, enz.
In deze mix van relatiepatronen is de perceptie die ouderen hebben van jongeren doorgaans ongunstig. Volgens de ouderen verstoren deze verschuivingen de schoolse en niet-schoolse ontwikkeling van de jongeren aanzienlijk. Gebrek aan interesse om aan een opleiding te beginnen, afhaken op school, drugsgebruik en criminele activiteiten krijgen vrij spel wanneer de meest essentiële vormen van sociale bescherming worden bedreigd of soms helemaal wegvallen. Zijn jongeren dan nergens meer thuis? In Home is nowhere drukt M.J. Mngadi ons met de neus op de feiten. Zijn roman sleurt ons mee naar al de plaatsen waar Dubazana geen thuis vindt. Hij vindt er alleen beklemming. Zijn thuisloosheid verwoest zijn leven van kleins af aan. De situatie is uitzichtloos.
Generaties
Dubazana, het hoofdpersonage uit Home is nowhere, heb ik op grond van enkele jaartallen uit het verhaal omschreven als een born free. De generatie van de born frees, dit zijn de jongeren die in 1996 maximaal zestien jaar waren, wordt voorafgegaan door nog vier andere generaties: de struggle generation (geboren tussen 1960 en 1980), de grand apartheid generation (geboren tussen 1945 en 1959), de early apartheid generation (geboren tussen 1932 en 1944) en de pre-apartheid generation (geboren voor 1932). Deze typisch Zuid-Afrikaanse indeling in generaties strookt niet helemaal met de internationaal gangbare indeling, die generatie X (geboren tussen 1965 en 1985) en de generatie van de baby boomers (geboren tussen 1946 en 1964) opneemt. Nochtans kunnen beide indelingen gemakkelijk in elkaar worden geschoven.
Tussen de born free-generatie en generatie Y (geboren tussen 1978 en 2000), die ook wel de generatie van de millennials wordt genoemd, is een grote overlap. De drie omschrijvingen zijn vrijwel synoniemen van elkaar geworden. Maar de tijd is niet blijven stilstaan.
Tegenwoordig wordt er ook verwezen naar generatie Z, die bestaat uit de jongeren die geboren zijn tussen 1995 en 2010. Terwijl vroegere generaties vaak 20 tot 25 jaar overspanden, is er nu eerder sprake van micro- of subgeneraties die slechts een interval van 10 tot 15 jaar bestrijken.
Met generatie Z zijn we aan het eind van ons alfabet gekomen. Wat nu gedaan? Om de jongste generatie, dit zijn de jongeren die geboren zijn na 2010, een naam te geven, is men gesprongen naar de eerste letter van het Griekse alfabet: generatie Alpha.
Rika Swanzen geeft een buitengewoon helder overzicht van al deze generaties uit de 20ste en begin 21ste eeuw[5].
Uit zijn analyse van nationaal representatieve data leidt Robert Mattes af dat er bij de overgang naar het nieuwe democratische bestel en de nieuwe grondwet voldoende goede redenen waren om te verwachten dat er een kwalitatief sterk verschillende generatie zou ontstaan[6]. Maar de overgang verliep zeer geleidelijk. Er ontstond geen radicaal andere, post-autoritaire generatie. Uit de analyse van Mattes blijkt dat de gerichtheid op democratische waarden bij de post-apartheid generatie niet zo centraal staat als bij hun ouders en grootouders. Niet omdat de nieuwe democratische vrijheden hun aantrekkelijkheid verloren zouden hebben maar juist omdat de buit al voor een stuk binnen is. Spijtig genoeg hebben de maatschappelijke breuklijnen uit het verleden, zoals ras, klasse, armoede en tegenstelling tussen stad en platteland, zich nog grotendeels gereproduceerd in de born free-generatie.
Hoop in de kiem gesmoord
De National Income Dynamics Study is een panelonderzoek waarvan de eerste datacollectie plaatsvond in 2008[7]. De meest recente gegevens, golf vijf, hebben betrekking op 2017. Deze golf bestrijkt 37.368 individuen en 13.719 huishoudens. Er is een construct gemaakt, namelijk human capital. Deze drukt uit over hoeveel kennis, vaardigheden en competenties individuen beschikken om de creatie van persoonlijk, sociaal en economisch welzijn te bevorderen. De voornaamste conclusie is dat van alle variabelen het opleidingsniveau van de ouders het meest voorspellend is voor human capital. Deze conclusie vestigt onmiddellijk de aandacht op de intergenerationele transmissie van de achterstelling die kinderen opstapelen doordat ze geboren zijn in een gezin met laag opgeleide ouders. Wat het kind in de toekomst zal bereiken, bijvoorbeeld op het gebied van werk, inkomen en eigen opleiding, is al op de leeftijd van zeven betrouwbaar te bepalen. Wanneer het opleidingsniveau van de ouders ondermaats is zullen al veel dromen in de kiem worden gesmoord.
Vier generaties op de werkvloer
Tegenwoordig maken vier generaties deel uit van de Zuid-Afrikaanse arbeidsmarkt: babyboomers, generatie X, millennials en generatie Z. Vaak zijn deze generaties samen actief op de werkvloer, wat de deur openzet voor intergenerationele conflicten. De millennials vertegenwoordigen nu al de helft van het totaal aantal arbeidskrachten. Met gemengde gevoelens zien ze de ultra-marathon lengte van hun loopbaan tegemoet want ze zullen aan de slag moeten blijven tot na hun zeventigste. Uit onderzoek bij 1.913 millennials en 1.027 generatie X-werknemers uit een breed spectrum van bedrijven blijkt dat er aan drie belangrijke eisen moet zijn voldaan opdat werknemers geëngageerd zouden blijven in hun job: een zinvolle job hebben, op afstand kunnen werken en een tijdige en consistente feedback en een aangepast beloningssysteem krijgen[8]. Het onderzoek toont aan dat deze eisen gemeenschappelijk zijn voor millennials en hun oudere collega’s uit generatie X. De intergenerationele conflicten in een multigenerationele werkplaats blijken dus niet onoverkomelijk te zijn. Alles hangt af van de veerkracht van de arbeidsorganisaties om de inzet van de verschillende generaties op elkaar af te stemmen. Nochtans blijft waakzaamheid geboden voor micro-agressies, zoals Thabo Molefi die op zijn werk ervaart en in zijn Native boy levendig beschrijft.
Born frees
De born frees maakten hun kindertijd nog tijdens het oude bewind door. Toen ze opgroeiden verdween de apartheid naar de achtergrond. Ze zijn getuige geweest van de spannende geboorte van een nieuwe democratie. Het verleden hebben ze nog niet helemaal verwerkt, ze stellen er zich nog vragen bij, maar toch zijn ze er niet langer de gevangene van[9]. Hun generatie, die ook wordt aangeduid als generatie Y of de millennials, blijkt allerminst een monolithische groep te zijn.
Uit focusgroeponderzoek bij born frees tussen 18 en 34 jaar uit Pretoria en directe omgeving blijkt dat hun interesse in formele vormen van politiek engagement, zoals stemmen bij de algemene verkiezingen, is afgenomen in het voordeel van alternatieve vormen van politieke participatie, zoals protesten, boycots, stakingen, petities en meningsuiting via sociale media[10]. Terwijl bij de witte deelnemers aan de focusgroepgesprekken het stemmen vooral wordt gezien als een rite de passage naar volwassenheid en als middel om zaken te beïnvloeden, vertonen de zwarte deelnemers een breder spectrum van opinies en attitudes. Sommigen beschouwen het stemmen als een recht dat is afgedwongen door de strijd van vorige generaties en juist daarom moet worden uitgeoefend. Anderen drukken hun intentie uit om niet te gaan stemmen, maar dat kan zowel het gevolg zijn van volledige politieke apathie als van desillusie over de actuele politieke situatie.
De born frees lopen het gevaar dat ze in de geheugenvallen trappen van een verleden dat ze in hun kindertijd lijdzaam hebben ondergaan of met hun kinderogen misschien zelfs hebben geromantiseerd. In zijn bespreking van Clinton Chauke’s Born in chains: the diary of an angry born free (2018) vraagt Nick Mdika Tembo zich af of een gehele gemeenschap, of een land, misleid kan worden door herinneringen aan het verleden[11]. Voor een samenleving zoals Zuid-Afrika, een land dat worstelt met de erfenis van de apartheid, toenemende armoede, sputterende economische hervormingen, xenofobisch en Afrofobisch geweld en een vleugellam onderwijssysteem, zou het antwoord ja kunnen zijn. Vooral de born frees moeten erop letten dat opvattingen over hoe in het verleden zaken misliepen niet blijven nazinderen. Zij moeten hun eigen toekomst in handen nemen, met meer dan hoop alleen, met een totaal nieuw elan, met een elan van hun eigen makelij.
Born frees die kinderen zijn van een ouder van kleur en een witte ouder zouden zich in principe goed moeten voelen in de regenboognatie, de sociale fabriek waar kleurenblindheid is verheven tot ideologisch uitgangspunt[12]. Maar in de praktijk voelen ze er zich niet echt thuis. Ze krijgen zelfs een andere, meer ambigue identiteit toegemeten dan die van de bruine mensen, die een culturele erfenis van meerdere eeuwen meedragen. Een kwalitatief onderzoek bij gemengde born frees toont aan dat kleurenblindheid misschien wel het uithangbord is van de regenboognatie, maar dat deze blindheid slechts een façade is waarachter oneindig veel sociaaleconomische ongelijkheid blijft schuilgaan. Deze born frees met hun flauwe identiteit zijn er de dupe van.
Generatie Z
De jonge Zuid-Afrikanen die geboren zijn na het spiljaar 1994 vormen generatie Z. Ze zijn over de hele lijn kinderen van de nieuwe tijd. Hun blik is duidelijk naar de toekomst gericht. Dat wil niet zeggen dat ze de toekomst hoopvol tegemoetzien. Het is alsof hun hoop geblokkeerd raakt. Zijn ze ontmoedigd omdat er in hun groei naar volwassenheid allerlei hindernissen opduiken?
De hope theory van CR Snyder ea tracht deze vraag te beantwoorden, zo goed en zo kwaad mogelijk. Nothando Ngwenya e.a. toetsen deze theorie in hun kwalitatief onderzoek naar de beleving van hoop bij een vijftigtal jongeren van 15 tot 17 jaar, afkomstig uit het Hlabisa-district in KwaZulu-Natal[13]. Het district is een van de meest gedepriveerde districten in Zuid-Afrika. Een hoge HIV-prevalentie, hoge werkloosheid, uiterst beperkte hulpbronnen zoals water en elektriciteit en gebrek aan recreatieve mogelijkheden zijn er troef. Op originele wijze wordt er gebruik gemaakt van levenslijntekeningen die uitdrukken wanneer en in welke omstandigheden de jongeren hoop ontwikkelen, hun hoop verstart of zelfs omslaat in wanhoop. In het onderzoek worden drie mechanismen blootgelegd die de verwachting op hoop negatief beïnvloeden. De jongeren zijn volledig geblokkeerd om in hun armoedige omgeving iets van hun leven te maken (no way out). Gedurig worden ze geconfronteerd met verlieservaringen, bijvoorbeeld in het kader van de HIV-epidemie (trauma of loss). Gedurig wordt hun hoop op een waardig bestaan op de proef gesteld doordat er niemand in de bres springt om hen te begeleiden (to have hope, you need guidance). Wanneer deze mechanismen zich aan elkaar vastklinken en het juk op de schouders van deze jongeren te zwaar wordt, gaan ze kopje onder.
Bij hen heeft de COVID-19 pandemie enorm toegeslagen. Uit onderzoek in de provincies Oost- en West-Kaap, meer bepaald bij jongeren van 18 tot 25 jaar, blijkt dat er nauwelijks voedsel voor handen was, dat de ijskasten als die al elektriciteit kregen leeg waren en dat deze problemen zich het scherpst stelden bij jonge ouders[14]. Maar de gevolgen van de pandemie en de lockdown beperkten zich niet tot de basisvoorzieningen. Jongeren gaven de brui aan hun opleiding, verloren de motivatie om terug aan de slag te gaan. Frustratie en angst nestelden zich in hun jonge leven. “Now my life is stuck!” zo drukte een van de bevraagde jongeren het uit.
..............
Jongeren gaven de brui aan hun opleiding, verloren de motivatie om terug aan de slag te gaan. Frustratie en angst nestelden zich in hun jonge leven. “Now my life is stuck!” zo drukte een van de bevraagde jongeren het uit.
...............
Generatie Alpha
Over de hoop van generatie Alpha, de jongste Zuid-Afrikanen, handelt een uitgebreid internationaal onderzoek, Children’s Worlds International Survey on Children’s Well-Being[15]. Ik beperk me tot de derde golf (2017-2018) van het onderzoek. Tot de Zuid-Afrikaanse deelverzameling van de steekproef behoren ruim zevenduizend kinderen, negen- tot twaalfjarigen, die zijn geselecteerd uit 61 lagere scholen in de negen provincies.
In het onderzoek wordt ook uitgegaan van de hope theory van Snyder ea, die hoop afhankelijk stelt van drie essentiële componenten, namelijk het vermogen om doelen helder te formuleren, werkbare routes uit te stippelen om de doelen te bereiken en blijvende handelingsinitiatieven te nemen in de richting van de doelen. De mate van hoop van de bevraagde kinderen vertoont significante provinciale verschillen. Het meest hoopvol gestemd zijn de kinderen uit de West-Kaap, Noordwest, Limpopo en Gauteng. Het minst hoopvol de kinderen uit de Oost-Kaap, Vrijstaat, Mpumalanga, Noord-Kaap en KwaZulu-Natal. Hoop is een mentale kracht die aan opgroeiende jongeren een doel in het leven kan geven en hen kan aansporen om een positief pad voor ogen te houden en om dat pad ook daadwerkelijk te volgen. Dat die kracht in een aantal provincies kennelijk minder sterk is ontwikkeld, vertelt ons veel over de precaire leefomstandigheden en de aantasting van de hoop onder de kinderen in die provincies.
De vaststelling dat ook hoop ongelijk verdeeld is en dat zelfs de jongsten onder de Zuid-Afrikanen wanhopig kunnen zijn, is van kapitale betekenis. Dit sociale feit moet een alarmkreet zijn, zeker nu de natie zich in versneld tempo verjongt en de jongere generaties het roer overnemen. Een optimistische visie op de hergeboorte van Zuid-Afrika en de opstanding van een nieuwe generatie van jonge mensen is een aanpak die al eerder in de Zuid-Afrikaanse geschiedenis met succes is beproefd[16].
Hoe het met de hoop van de jongeren in Zuid-Afrika is gesteld, blijft een moeilijk te beantwoorden vraag. De verhalen van de ambitieuze Thabo en de zwervende Dubazana en het sociaalwetenschappelijke onderzoek dat de generaties overspant, tonen aan dat hoop een bijzonder kwetsbaar goed is. Hoop voelt aan als zijden draden, gesponnen door een levend wezen dat koste wat kost wil overleven.
Dat hoop broos is kan niet beter worden aangevoeld dan in de onvergetelijke film Otelo burning van regisseur, producent en co-scenarioschrijver Sara Blecher. De film werd uitgebracht in 2012, juist tien jaar geleden, en gaat over het jonge leven van een groepje tieners uit Lamontville nabij Durban, vanaf 1988 tot de dag van de vrijlating van Nelson Mandela een goed jaar later. De spanningsboog tussen het lokale leven en het wereldevenement is overrompelend.
.............
Vanuit het plaatselijke zwembad beginnen de vrienden te dromen dat ze topsurfers gaan worden in een radicaal andere wereld dan die van hun township. Otelo Buthelezi heeft een natuurtalent en weet van geen ophouden. Hoog op de wildste golven van de glinsterende oceaan ervaart hij de vrijheid, maar hij moet daar een zwaar offer voor brengen, zoals ook Othello uit de gelijknamige tragedie van William Shakespeare.
.............
Vanuit het plaatselijke zwembad beginnen de vrienden te dromen dat ze topsurfers gaan worden in een radicaal andere wereld dan die van hun township. Otelo Buthelezi heeft een natuurtalent en weet van geen ophouden. Hoog op de wildste golven van de glinsterende oceaan ervaart hij de vrijheid, maar hij moet daar een zwaar offer voor brengen, zoals ook Othello uit de gelijknamige tragedie van William Shakespeare.
Foto’s en tekst: Herman Meulemans
Met dank aan Dingie van Rensburg, Bloemfontein, omdat hij gedurende meer dan twintig jaar beslag heeft gelegd op mijn zintuigen om Zuid-Afrika beter te leren kennen.
[1] Molefi, T.A. (2021). Native boy. Confessions of a maplazini in the city. Johannesburg: Jonathan Ball Publishers/Audible, Ltd./Brilliance Publishing, Inc., MP3 Audiobook.
[2] Mngadi, M.J. (2018). Home is nowhere. Africa Pulse Series. Cape Town: Oxford University Press SA.
[3] DeNora, T. (2021). Hope: the dream we carry. Cham: Springer Nature Switzerland AG.
[4] Makiwane, M., Gumede, N.A., Makoae, M. and Vawda. (2017). Family in a changing South Africa: structures, functions and the welfare of members. South African Review of Sociology, 48(2), pp.49-69. doi.org/10.1080/21528586.2017.1288166
[5] Swanzen, R. (2018). Facing the generation chasm: the parenting and teaching of generations Y and Z. International Journal of Child, Youth and Family Studies, 9(2), pp.125-150. doi.org/10.18357/ijcyfs92201818216
[6] Mattes, R. (2012). The born frees: the prospects for generational change in post-apartheid South Africa. Australian Journal of Political Science, 47(1), pp.133-153. doi.org/10.1080/10361146.2011.643166
[7] Friderichs, T.J. and Correa, F.M. (2022). Measuring human capital in South Africa across socioeconomic subgroups using a latent-variable approach. Social Indicators Research. doi.org/10.1007/s11205-022-02973-y
[8] Louw, T. and Steyn, R. (2021). Workplace engagement of South African millennials: a non-issue? Journal for Transdisciplinary Research in Southern Africa, 17(1), pp.1817-4434. doi.org/10.4102/td.v17i1.938
[9] Newman, K.S. and De Lannoy, A. (2014). After freedom: the rise of the post-apartheid generation in democratic South Africa. Boston: Beacon Press. Available from: Google Books
[10] Bornman, E., et al. (2021). Political engagement and opinions of youth in post-apartheid South Africa: a qualitative study. Politicon, 48(3), pp.372-390. doi.org/10.1080/02589346.2021.1913554
[11] Tembo, N.M. (2019). Born frees on South Africa’s memory traps: the year in South Africa. Biography, 42(1), pp.140-146. doi.org/10.1353/bio.2019.0021
[12] Metcalfe, J. (2022). Dominant narratives of whiteness in identity construction of mixed-race young adults in post-apartheid South Africa. Social Sciences, 11(5), p.205. doi.org/10.3390/socsci11050205
[13] Ngwenya, N., Barnett, T., Groenewald, C., Seeley, J. (2021). Complex trauma and its relation to hope and hopelessness among young people in KwaZulu-Natal, South Africa. Vulnerable Children and Youth Studies, pp.166-177. doi.org/10.1080/17450128.2020.1865593
[14] Gittings, L., et al. (2021). ‘Now my life is stuck!’: Experiences of adolescents and young people during COVID-19 lockdown in South Africa. Global Public Health, 16(6), pp.947-963. doi.org/10.1080/17441692.2021.1899262
[15] Savahl, S. (2020). Children’s hope in South Africa: a population-based study. Frontiers in Psychology, 11, p.023. doi.org/10.3389/fpsyg.2020.01023
[16] Mokoena, H. (2015). Youth and the future of the New South Africa. Current History, 114(772), pp.197-199., o.c. jstor.org/stable/45319364