Hoe gebruik je de stad? Kaapstad, Kazan en "the Dutch approach"

  • 0

Hoe gebruik je de stad? Hoe ga je er mee om? Kun je een stad wel “gebruiken”, alsof het een gebruiksvoorwerp is? Een gebruiksvoorwerp heeft een gebruiksaanwijzing, en je kunt het “aan” of “uit” zetten. Maar een stad staat altijd “aan”.

En als een oude stofzuiger, wafelijzer of haardroger kapot is, verhuist het voorwerp naar zolder of je gooit het weg. Een stad kun je niet weggooien. Natuurlijk, er zijn op de wereld hier en daar totaal uitgestorven steden en stadjes, maar over het algemeen bestaan steden uit nieuwe en oude gebouwen, vervallen complexen en nieuwe wijken. Verrot beton naast hypermodern staal en glas.

Hoe ga je om met bijvoorbeeld oude, lege industriecomplexen? Afbreken maar? Maar iets laten staan en er iets nieuws van maken is altijd beter, goedkoper en duurzamer, zo leerde een interessante avond op woensdag 11 december in Amsterdam, georganiseerd door ICOMOS, een club die internationale uitwisseling bevordert op het terrein van cultureel erfgoed (monumentenzorg & archeologie). Maar discussie levert het ook op.

Zo is het voor veel buitenlanders nog altijd een grote schok wanneer ze Nederlanders enthousiast horen praten over de vele leegstaande kerken die – met dank aan de secularisatie – omgebouwd worden tot appartementencomplexen

Reuse, redevelop & design

Is er sprake van een Nederlandse traditie en hoe kijken Nederlandse architecten naar de grootsteedse problematiek in het buitenland? “Reuse, redevelop & Design – How the Dutch deal with heritage” luidde het onderwerp en de avond richtte zich met name op twee wereldsteden: Kaapstad (Zuid-Afrika) en Kazan (Rusland).

De avond werd geopend door Jean-Paul Corten. Jean-Paul, zelf woonachtig in een Utrechts appartementencomplex dat ooit een veevoederfabriek was, is senior beleidsmedewerker bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Hij ging met name in op de vraag hoe Nederland omgaat met industrieel erfgoed. Nederland, ooit een handels- en landbouwsamenleving, werd steeds meer een industriële samenleving, maar in de tweede helft van de 20e eeuw stokte de industriële ontwikkeling. Nederland werd steeds meer een dienstenmaatschappij en heel concreet betekende dit dat grote industriecomplexen, soms midden in een stad, leeg kwamen te staan. Ook de kolenmijnen in Zuid-Limburg gingen dicht en de oude mijnbouwcomplexen bovengronds werden rigoureus afgebroken – er is vrijwel niets meer van over.

Jean-Paul Corten (Foto: Guido van den Berg)

Nu is “herbestemming” echter het toverwoord in Nederland. De argumenten die voor herbestemming van bijvoorbeeld een oud fabrieksgebouw worden gebruikt zijn ondermeer: het historisch belang, eco-efficiency (“the greenest building is the one that already exists”), het economische belang (ontwikkeling en inzet van specialistische kennis), het belang van de sociale samenleving (“dat gebouw is ook van ons, dat gebouw is geen grauw leegstaand complex meer”) en – last but not least – het psychologische effect van herbestemming: hoe meer historische gelaagdheid in een stad, des te gelukkiger mensen zijn.

Nederland (Foto: Pixabay.com)

Mensen houden niet van een totale, uniforme (en vaak grauwe) eenheidsworst. Niet zonder trots merkte Jean-Paul op, dat Nederland zich inmiddels in het buitenland onderscheidt met deze “interventie-architectuur.”

“Van zeer groot belang bij deze ‘Dutch approach’,” zo benadrukte hij aan het einde van zijn inleidin, “is wel dat je met veel verschillende partijen moet overleggen, voordat er ook maar iets van een tekening of plan op tafel ligt; overheid, private partijen en burgers. Cruciaal. Maar we hebben dus een verhaal voor het buitenland.”

Kaapstad

Over dat “verhaal voor het buitenland” maakte architect Job Roos, die een workshop in Kaapstad had geleid, nog wel even een belangrijke opmerking.

“Niet meteen met jouw verhaal komen, maar vooral luisteren,” was de boodschap, “want hoe goed bedoeld, het kan al gauw worden opgevat als kolonialisme”.

Job Roos (Foto: Guido van den Berg)

Zuid-Afrika was geen onbekend gebied voor Roos, want hij had al eerder een project geleid rond Westfort, in Gauteng, een dorp dat ooit een leprozenkolonie was geweest en z’n oorsprong vond aan het einde van de 19e eeuw.

“Kaapstad oogt zo op het eerste gezicht als een explosieve en ongecoördineerd gegroeide stad,” typeerde de architect de stad aan de Tafelberg, “downtown vind je koloniale architectuur met pal daarnaast grote torenflats, en natuurlijk heb je ook zoiets als de Bo-Kaap.”

De vraag is hoe je de stad leefbaarder kunt maken, door gebruik te maken van haar veerkracht. Je kunt sleutelgebouwen aanwijzen, en gedeeld erfgoed als “empowerment” (bemachtiging) gebruiken. Het is een wederzijds leerproces, tussen mensen en gebouwen, maar de typering in een land als Zuid-Afrika is wel anders.

Kaapstad (Foto: Pixabay.com)

Zo is in Zuid-Afrika een gebouw pas mooi als het werkt: als alles functioneert, van de drinkwatervoorziening tot en met de electriciteit. Dat lijkt logisch, maar architectonische schoonheid als zodanig bestaat dus eigenlijk niet. Roos haalde de Zuid-Afrikaanse architect Joe Noero aan die provocatieve uitspraken deed als “history is false” en “Europe is on our shoulder.”

Kortom, zo sloot de architect zijn praatje af, “zoom vooral in en uit op een bredere context en luister naar de gebouwen en de mensen, dat wil zeggen: alle mensen die erbij betrokken zijn of in de omgeving wonen.”

Kazan

Rusland kent veel oude industriële complexen uit de Sovjet-tijd, vertelde architect Jon van Rooijen. Men doet wel aan herbestemming, maar dan vooral om van een oud gebouw een soort van museum te maken. Wanneer zo’n complex in het buitengebied van een stad ligt, maakt dat de zaak natuurlijk moeilijker vanwege de bereikbaarheid.

Jon van Rooijen (Foto: Guido van den Berg)

Dat zie je bijvoorbeeld in een stad als Kazan. Deze stad aan de Wolga ligt op de grens van Europa en Azië en heeft ongeveer 1,2 miljoen inwoners. Het is de derde stad van Rusland en  rijk geworden dankzij de olie. Ook hier is veel erfgoed “gemusealiseerd” en vind je veel verlaten industriecomplexen in de periferie.

Kazan (Foto: Pixabay.com)

In de workshops die Van Rooijen in Kazan had gegeven probeerde hij te benadrukken dat je toe moet naar een wisselwerking tussen de locatie waar het gebouw of complex staat, het gebouw zelf en de totaliteit van de stad. Dat lijkt misschien logisch, maar voor veel Russische studenten was het een eye-opener.

Veel van het architectonische denken in Rusland wordt nog sterk beheerst door handboeken uit Moskou en dat de studenten gewoon minder doctrinair moesten gaan denken vatte Van Rooijen samen door tegen hen te zeggen dat “ze gewoon meer moesten gaan dromen.”

Buro: GvdB
  • 0
Verified by MonsterInsights
Top