Kassa rinkelt voor politieke partijen

  • 0

Het is kenmerkend voor de Belgische politiek dat partijen wel erg rijkelijk voorzien worden van belastinggeld. Een vergelijking met enkele buurlanden zet deze unieke aanpak duidelijk in de verf. Maar dat er steeds meer vragen bij gesteld worden, doet geen afbreuk aan het feit dat een fundamentele hervorming weinig waarschijnlijk is. Zoals meestal als men én rechter én partij is.

Het principe van het Belgisch systeem van partijfinanciering is betrekkelijk eenvoudig: hoe meer stemmen men haalt, des te groter de dotatie die men ontvangt.

Er zit iets paradoxaals aan de meeste partijen die zich op het politieke terrein begeven. Alle window dressing ten spijt is ledenverlies de norm – het is een trend die ook in andere landen ontwaard wordt. Anderzijds, en net hier schuilt de kern van het paradoxale, worden ze steeds rijker. Sommige zelfs fors rijker.

Laten we alvorens de waarom-vraag aan te kaarten, even stilstaan bij een momentopname. Waar alle partijen samen in 1999 een geconsolideerd vermogen van 72,8 miljoen euro hadden, bleek dit in 2016 te zijn verdubbeld (144,4 miljoen euro om precies te zijn). Toch is de curve niet lineair opwaarts. Verkiezingsjaren gaan nu eenmaal gepaard met dure campagnes, en hiervoor wordt de 'kas' aangesproken. Na het dipje begint het sparen opnieuw, waarna de grafiek zijn opwaartse beweging onverminderd verder zet.

En dat de aanwas van middelen snel kan gaan bewijst de Nieuw-Vlaams Alliantie (N-VA), de voorbije jaren tot de grootste partij van het land uitgegroeid. Politicologen Bart Maddens en Jef Smulders van de KU Leuven becijferden dan het totale vermogen van de N-VA in 2016 de kaap van de 40 miljoen euro bereikt had. Ter vergelijking: dat is meer dan het budget van Club Brugge, de tweede belangrijkste voetbalploeg van het land. Wie volgt, komt niet aan de helft hiervan (voor de liefhebbers: PS 16,79 miljoen euro, Sp.a 16.5, CD&V 16,77, enzovoort, enzoverder). Maar misschien het meest opmerkelijke aan de pole position van de N-VA is dat de partij voor 2010 haast met het faillissement flirtte. Toen kwam echter de grote electorale doorbraak, gevolgd door nog een. En dat is precies wat je als partij nodig hebt om de kas te vullen: kiezers. De overheidsdotatie die partijen ontvangen hangt af van het aantal kiezers dat ze achter zich kunnen scharen, in essentie is het zo eenvoudig. 

Waar de N-VA in 2010 nog tegen een faillissement aankeek, slaagde de partij er op enkele jaren tijd in een vermogen van 40 miljoen te vergaren.

Bedrijfsgiften tegengaan

Het was ooit anders en de financiering zoals we die vandaag kennen is het gevolg van enkele ingrepen die doorheen de jaren doorgevoerd werden. De voorbije decennia werd een belangrijk traject afgelegd. In 1971 besteedde de overheid 151.612 euro aan partijfinanciering; inmiddels is dat tot 70 miljoen euro opgelopen. Dertien miljoen euro hiervan is voor koploper N-VA weggelegd. 1993 bleek een kantelmoment te zijn: toen werd de overheidsfinanciering verdubbeld.

Het zou echter te makkelijk zijn deze ontwikkeling als een schoolvoorbeeld van politieke zelfbediening af te doen. Er zat wel degelijk een plan achter. Voor de overheid de rol van vandaag speelde, waren partijen voor hun werkingsmiddelen aangewezen op lidgelden en giften, ook van bedrijven, en zeker dit laatste baarde onrust. Wiens brood men eet, diens woord men spreekt, luidt het aloude gezegde. Hoezeer kunnen politieke formaties zich nog inlaten met algemeen belang, als vanuit die ene hoek een belanghebbende met checkboekje in de hand aan hun mouw trekt? Er werd gevreesd dat deze situatie de deur zou openzetten tot allerhande malversaties en schandalen. Niet onterecht, zoals gebleken is.

Om die reden werd besloten de giften van bedrijven af te schaffen (natuurlijk personen kunnen dat nog steeds tot op zekere hoogte). Ook het geld dat uitgegeven mocht worden aan steeds duurder wordende kiescampagnes werd aan banden gelegd. Maar voor het verdwijnen van die ene financieringsbron moest een compensatie komen. Het werd de overheid; de belastingbetaler dus. Andere kanalen zijn trouwens verwaarloosbaar. Giften zijn goed voor 0,1% van de totale financiering, lidgelden komen niet aan 5%.

Buitenlands contrast

En waarom slaan we niet een bruggetje naar de buurlanden. Tegenover de totale partijfinanciering van 70 miljoen euro in België, bedraagt die in Nederland slechts 16 miljoen euro. Terwijl het land toch zo'n 40% meer inwoners telt. Maken we de vergelijking met Duitsland, dan is het contrast zo mogelijk nog scherper. 140 miljoen euro wordt er voorzien, amper het dubbele van België dus, maar dan wel voor een land – ook een federale staat trouwens, wat in deze altijd duurder uitvalt – met bijna acht keer zoveel inwoners. Het moet gezegd dat in Duitsland bedrijfsgiften toegelaten zijn, maar vanaf een bepaald niveau moeten die bekend worden gemaakt.

Nu en dan worden er vragen gesteld bij het 'Belgisch model'. In het verleden werd er meer dan eens aan het systeem gesleuteld, toch haalt dat op het terrein weinig uit. Vermindert men de middelen die voor stemmen voor senaat behaald worden (de rol van senaat als tweede kamer is systematisch teruggeschroefd), dan wordt dit weer via een andere weg gecompenseerd. Kan men het systeem trouwens fundamenteel hervormen als men zowel rechter als partij is? Per slot van rekening zijn het de verkozenen van deze betoelaagde partijen die de spelregels bepalen. De vraag stellen is ze beantwoorden. 

Buro: MV
  • 0
Top