“Historisch” waren de woorden die zaterdagavond 15 juni op radio en televisie te horen waren. Een zucht van verlichting ging door politiek Den Haag. Na negen jaar steggelen, discussiëren, ruziemaken – en niet te vergeten staken! – ligt er weer een akkoord tussen de sociale partners.
Het wachten was op de uitslag van de stemming via internet onder de leden van de FNV, de Federatie Nederlandse Vakverenigingen. Van degenen die hadden gestemd (37 procent) had 75 procent vóór gestemd. Eerder had het CNV (Christelijk Nationaal Vakverbond) al voorgestemd.
Wim Kok. Minister-president van Nederland (1994-2002) (Foto: Rijksoverheid.nl [CCO], via Wikimedia Commons)
Het Nederlandse poldermodel gold jarenlang in buitenlandse ogen als een ideaal model van politieke en sociale stabiliteit. Niemand minder dan de president van de Verenigde Staten, Bill Clinton, prees de toenmalige (inmiddels overleden) minister-president Wim Kok voor zijn manier van “polderen”, zeg maar: net zo lang discussiëren in het polderlandschap tot je er uit bent en iedereen akkoord gaat.
Terwijl er toen, in de jaren ’90 van de vorige eeuw, al veel veranderd was. Want Wim Kok was de leider van een zogenaamd “paars” kabinet.
In de jaren daarvóór, zeg maar de jaren ’50, ’60 en ’70, werd het politieke klimaat in Nederland beheerst door de confessionele (protestantse en katholieke) partijen.
Ofwel er was altijd sprake van een combinatie tussen een confessionele (meestal katholieke) en sociaal-democratische partij (de rooms-rode coalitie), ófwel de christelijke partijen regeerden met de VVD, de rechts-liberale Volkspartij voor Vrijheid en Democratie. De christelijke partijen stonden zo altijd in het centrum van de macht.
Maar in de jaren ’90 werd dat patroon doorbroken en regeerde de sociaal-democratische PvdA (Partij van de Arbeid) onder leiding van Wim Kok met de VVD. Dat was een eerste breuk met het verleden, want het betekende dat de machtige katholieke en protestantse partijen steeds minder macht hadden. Simpelweg kwam dat omdat steeds minder mensen naar de kerk gingen en steeds minder op christelijke partijen stemden.
Heel belangrijk om te melden is dat de regering, en dat is een absoluut kerngegeven van het “poldermodel” in Nederland, ook altijd probeerde tot een akkoord te komen met de sociale partners: lees de vakbeweging en de werkgevers.
Het poldermodel in Nederland ging dus niet altijd alleen om de politieke partijen die na lang discussiëren tot een akkoord (lees: de vorming van een regering) kwamen, nee, het ging ook gewoon om draagvlak. Zo was er in 1982 het Akkoord van Wassenaar: politiek, vakbonden en werkgevers besloten toen onder invloed van een teruglopende economie tot loonmatiging.
Maar het hele begrip van het poldermodel kwam in het begin van de 21e eeuw onder zware druk te staan. Een scala van oorzaken kan hiervoor worden aangevoerd: de oude politieke partijen voldeden niet meer want ze hadden geen antwoord op nieuwe problemen zoals het verschil tussen arm en rijk (de links-radicale, activistische Socialistische Partij meende wèl een antwoord te hebben), of het probleem van immigratie van met name mensen uit islamitische landen (waarop de Partij voor de Vrijheid van Geert Wilders zijn rechts-populistische antwoord klaar had).
Tegelijkertijd verloren de traditionele politieke partijen dramatisch. Zo is de ooit zo machtige PvdA, een partij die iconen heeft voortgebracht als Willem Drees, Joop den Uyl en Wim Kok ineengeschrompeld tot een kleine partij van slechts 9 (negen!) zetels waar die partij ooit tegen de veertig zetels aanschuurde (sic).
En dan was er nog dat andere probleem. Een Nederlander deed zijn werk en ging op zijn 65e met pensioen. Dat “pensioen” bestond eigenlijk uit twee dingen: de AOW en het bij de werkgever opgebouwde pensioen. De AOW staat voor: Algemene Ouderdomswet.
Het is een wet die in 1957 door de regering Drees werd ingevoerd en betekent dat iedere Nederlander die van z’n vijftiende tot z’n vijfenzestigste in Nederland heeft gewoond, recht heeft op een overheidsuitkering. Die uitkering is niet voldoende om van te leven, maar samen met het bij de werkgever opgebouwde pensioen konden de meeste Nederlanders van een aardige oude dag genieten.
En ook dat gegeven staat al jaren onder druk en ook daarvoor zijn talloze redenen aan te wijzen. In de eerste plaats: het is allemaal te duur. De vergrijzing in Nederland, met dank aan de grote gezinnen van na de Tweede Wereldoorlog en het feit dat we allemaal veel ouder worden zorgde ervoor dat de AOW steeds onbetaalbaarder werd. Geruisloos nam de regering meerdere maatregelen om te bezuinigen op de AOW. De AOW werd “persoonsgebonden”, waar deze regeling eerst voor echtparen gold.
Daarna werd de leeftijd, waarop een Nederlander recht had steeds verder opgeschroefd. Tot een aantal jaren geleden gold: met je 65e AOW-gerechtigd. Maar nu ligt die datum ongeveer op 66 en een half. En die datum ligt niet vast, het loopt steeds een paar maanden verder op.
Ook voor het bij de werkgever opgebouwde pensioen gold: het wordt allemaal te duur. Het Nederlandse pensioenstelsel – internationaal geroemd – is een zogenaamd omslagstelsel. Iedere werknemer betaalt een percentage van z’n loon als premie dat in een grote pot (het pensioenfonds) wordt gestopt.
Met andere woorden: het is een vorm van solidariteit. De jongere werknemer stopt net als de oudere werknemer geld in de pot om er later ook van te kunnen genieten. Maar wat nu, als er steeds minder jongere werknemer zijn? Moeten die dan blijven betalen voor de steeds groter wordende groep ouderen die ook nog eens steeds ouder worden?
En dan is er nog het feit, dat veel jongeren steeds onzekerder zijn over hun baan. Als je tien jaar voor een werkgever hebt gewerkt en daarna iets anders gaat doen, is het maar afwachten welke kruimels er over twintig of dertig jaar nog voor je klaarliggen.
Er rommelde dus van alles en één ding was zeker: er moest iets gebeuren. Maar ook namen de protesten toe. Vooral arbeiders en werknemers in de zware beroepen zoals stratenmakers, treinmachinisten, politieagenten en mensen in de zorg en het onderwijs lieten van zich horen: zouden ze de eindstreep überhaupt nog wel halen?
Juist in die zware beroepen zijn er heel veel mensen die voortijdig moeten afhaken. Als dan de pensioenleeftijd ook nog eens omhoog gaat, is het maandgeld om van te leven op de oude dag steeds schameler. Protest dus! Want juist in de sectoren van de zware beroepen zitten nog heel veel mensen die lid zijn van een vakbond.
Op vrijdag 15 maart was er de Nationale Stakingsdag in het onderwijs en op dinsdag 28 mei lag het openbaar vervoer plat. Alleen de trein tussen Luchthaven Schiphol en Amsterdam moest van de rechter blijven rijden.
In werkgeverskringen wordt nog wel eens smalend over vakbonden gesproken als vergrijzende clubs van oude knorrende mannen, maar macht hebben de vakbonden nog steeds. Zo heeft het FNV nog steeds meer dan een miljoen leden.
Akkoord, het ledental kalft af en ook de eigen organisatie moest mensen ontslaan, maar de regering kan er nog steeds niet omheen. Dus was het hoogspanning in Apeldoorn afgelopen zaterdag 15 juni, waar het zogenaamde Ledenparlement bijeen was. Na urenlang wachten kwam FNV-voorzitter Han Busker met het verlossende woord: ja, 75 procent stemt voor. Minister Wouter Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kon opgelucht adem halen.
Wouter Koolmees. Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Foto: Bart Rietveld [CC BY 3.0], via Wikimedia Commons)
Blijft over de vraag: maar wat houdt dat akkoord dan in? De AOW leeftijd gaat niet verder omhoog. Wanneer gaat die dan in, en op welke leeftijd zal de AOW worden “bevroren”? Dat moet nog nader worden ingevuld, zoals heel veel andere niet onbelangrijke details.
Ook het omslagstelsel in de pensioenen gaat op de schop; het komt er op neer dat een werknemer meer voor zichzelf gaat sparen. De verplichting om een buffer aan te houden die ervoor moet zorgen dat pensioenfondsen voldoende in kas hebben voor periodes dat het slechter gaat met de economie, zal ook worden afgeschaft.
Tot slot zullen zogenaamde ZZP’ers, Zelfstandigen Zonder Personeel, mensen dus die een éénmansbedrijfje runnen, voortaan worden verplicht om pensioenpremies af te dragen. Hoe ze dat moeten betalen? Dat is nog maar de vraag. Want het gaat dan wel goed met de Nederlandse economie, niet iedereen profiteert er in gelijke mate van.
Er zal dus nog heel wat gesteggeld worden voordat alles in kannen en kruiken is. Maar het poldermodel is weer even gered. Het piept en kraakt en wordt steeds ouder, heeft een beetje olie nodig en niet iedereen gelooft er meer in, maar het bestaat nog steeds. Hoe lang nog? In ieder geval sukkelt het nog wel een tijdje door.
Buro: GvdB