De laatste rechte lijn van de race is ingezet. Sinds woensdag 14 februari liggen de kaarten op tafel, zij het dat de belanghebbenden nog wel wat bluf achter de hand houden. Enkele jaren geleden al dienden zich verschillende kandidaten aan om de opvolger van de F-16 jachtvliegtuigen te mogen leveren, inmiddels blijven er nog twee over. Of slagen de Fransen er alsnog in om als derde partij met het spreekwoordelijke been van de twee vechtende honden aan de haal te gaan?
Het zeemzoeterige van Valentijn zou haast doen vergeten dat wie zich geroepen voelt de opvolger van het F-16 jachtvliegtuig voor de Belgische luchtmacht te leveren, uiterlijk op 14 februari zijn ultiem bod had moeten indienen, het zogenaamde best and final offer (BaFO). De komende maanden volgt dan een periode van doorlichting, waarna de ultieme knoop zal worden doorgehakt. Verwacht wordt dat de uiteindelijk keuze ergens in juli aan de vooravond van een belangrijke NAVO-top wereldkundig zal worden gemaakt. Op zich is de werkwijze fundamenteel niet zoveel anders dan ettelijke andere aanbestedingen die de overheid uitschrijft, alleen hangt er aan deze deal niet alleen een enorm prijskaartje vast, ook de economische voordelen die tot duizenden jobs kunnen opleveren zijn een belangrijk onderdeel van het dossier. Het gevoerde debat draait eigenlijk al lang niet meer over wat vanuit militair oogpunt de beste optie is, maar daarover straks meer.
Afvallingsrace
Aanvankelijk betraden verschillende actoren de bühne. Eind 2014-begin 2015 moest tegemoet worden gekomen aan een zogenaamde Request for Information (RfI). Vijf kandidaten deden dat: Boeing, Lockheed Martin (beide Amerikaans), Eurofighter (een Brits-Duits-Spaans-Italiaanse samenwerking), Saab (Zweeds) en Dassault (Frans); verschillende landen voor vijf vliegtuigtypes dus. Naarmate de procedure vorderde, gooiden Saab en Boeing de handdoek in de ring. Het verhaal, dat stilaan een zeker Agatha Christie-gehalte kreeg, zette zich met drie verder. Tot ook de Fransen ermee stopten. Of beter: ze besloten niet langer aan deze procedure deel te nemen, maar naar de Belgische regering te stappen met een heel ander voorstel. Een vergaande militaire samenwerking, waarbij België niet enkel een klant maar een heuse partner zou worden. Het verhaal werd netjes verpakt met woorden van grandeur over de 'defensie van morgen'. Direct gevolg van deze koerswijziging van Parijs is dat toen de offertes zopas werden ingediend, nog maar slechts twee spelers hun bundel overmaakten. Eurofighter voor haar Typhoon en Lockheed Martin voor de F-35. Frankrijk plaatste zich uit de race, zo klonk het, maar er waren ook andere stemmen, vooral aan Franstalige zijde, die wel wat zagen in de piste van Parijs – we komen er direct op terug.
Dissonante geluiden
Maandenlang hebben verschillende discussies mekaar doorkruist, en vooral overstemd. De keuze van de luchtcomponent zelf gaat naar de F-35. Niet alleen de intrinsieke capaciteiten van het toestel spelen hier een rol (het is het enige dat stealth-capaciteit heeft, waardoor die onzichtbaar blijft op de vijandelijke radar), maar de militairen kijken vooral naar het voordeel van de standaardisatie met verschillende NAVO-partners. Landen als Noorwegen, Denemarken of Nederland kozen al voor de F-35. Door zelf ook deze weg te volgen, zouden heel wat dingen inwisselbaar worden, zou men bij aankopen van munitie of onderdelen een schaalvoordeel kunnen generen, enzovoort. In het licht van deze voordelen scoort de Franse Rafale het slechtst. Want enkele uitzonderingen niet te na gesproken blijft dit vooral een exclusief Frans 'speeltje' met slechts enkele export-klanten buiten Europa.
Jammer genoeg voor de top van de luchtcomponent die unisono met haar advies naar buiten trad, spelen bij dergelijke beslissingen vele andere factoren, om niet te zeggen dat zij doorslaggevend zijn. Economische voordelen bijvoorbeeld. Aan elke aankoop hangt een prijskaartje (en het is verrassend hoe weinig transparantie hierover bestaat), maar ook zogenaamde economische compensaties (een zo mogelijk nog troebeler beeld). De belangen die op het spel staan en de op zijn minst onduidelijke communicatie, zorgt ervoor dat het ontzettend moeilijk is de total cost of ownership te begroten. Niet alleen speelt de aankoopprijs sensu stricto, ook de onderhoudskost is erg belangrijk. Men koopt zo'n dingen voor een periode van vele jaren. Ter vergelijking: wanneer de F-16 definitief vervangen zal worden, zal hij er bijna een halve eeuw operationele dienst opzitten hebben. En wat is er voor de Belgische bedrijven weggelegd? Welke rol spelen ze in de productie? Verschillende hebben al pre-overeenkomsten gesloten voor zowel de Typhoon als de F-35, kwestie van sowieso de kassa te laten rinkelen, ongeacht de uiteindelijke keuze.
Franse optie
Wat misschien wel het meest opmerkelijke is van deze aanbesteding, is dat in deze fase sommigen de Franse Rafale nog steeds niet afgeschreven hebben. Zeker – en vooral – in politieke middens vallen tegenstrijdige geluiden te horen. Voor defensieminister Steven Vandeputte is de kwestie zo helder als pompwater: de Fransen besloten uit de procedure te stappen, waardoor ze niet langer meespelen. Punt. Eind december vorig jaar sprak top-econoom Geert Noels zijn verontwaardiging over de Franse demarche uit. “De chantage in het defensiedossier is stuitend”, schreef hij. “Je zou je de vraag kunnen stellen of Frankrijk nog wel een bevriende natie is De sympathieke Emmanuel Macron laat België chanteren zoals de antipathieke Donald Trump vandaag niet doet.” Hij koppelde het Franse voorstel aan enkele netelige dossiers (Dexia-bankendossier, energie), waarbij Frankrijk België onder zware druk heeft gezet. “Ook hier gedraagt Frankrijk zich niet als een bevriende natie, maar wel als een kolonisator”, besloot hij scherp en a-typische voor de minzaamheid die hij steevast uitdraagt. Timeo Danaos et dona ferentes (Ik ben bang voor de Grieken, ook als zij geschenken aanbieden), met de Fransen als hedendaagse Grieken en econoom Noels als Vergilius.
Toch zijn velen er aan Franstalige kant niet van overtuigd dat die piste zomaar afgeschreven kan worden. Verschillende politici uit Brussel en bezuiden de taalgrens ijverden in het parlement openlijk voor de Franse optie; mogelijk vooral ingegeven door culturele elementen. Het plaatst de Federale Premier Charles Michel (zelf behorend tot de MR, de Franstalige liberale partij) in een moeilijk parket. Tegelijk oogt het dispuut herkenbaar. Toen midden jaren zeventig van de vorige eeuw een beslissing moest genomen worden in wat toen de 'koop van de eeuw' werd genoemd, vond Dassault voor haar Mirage F-1 ook heel wat adepten in het Franstalig politiek wereldje. In 1975 stonden binnen de regering de Vlaamse en Franstalige ministers zelfs lijnrecht tegenover mekaar in het debat over de opvolger van de F-104 Starfighter. De F-16 was de Vlaamse keuze, terwijl de Mirage F-1 de voorkeur van de Franstaligen genoot. Uiteindelijk wogen de rationale argumenten zwaarder door en werd het pleit beslecht in het voordeel van de F-16. Net als verschillende andere NAVO-landen overigens waaronder Nederland, Noorwegen en Denemarken – ook op dat vlak kan een parallel ontwaard worden.
Mild Pentagon
Dat het best and final offer ingediend werd, betekent niet dat geen nieuwe argumenten tevoorschijn worden getoverd. Het Belgisch defensiebudget blijft, ondanks de voorziene aankoop van dit nieuwe jachtvliegtuig, pantservoertuigen en mijnenvegers, in verhouding erg laag, amper 1,3% van het Bruto Binnenlands Product (BBP), ver onder de NAVO-norm van 2%. De aanhoudende besparingen die het Belgisch leger opgelegd worden, werken de Amerikanen al jarenlang danig op de zenuwen. Nu kon men in kringen van het Pentagon opvangen dat een keuze voor de F-35 wel eens een “gunstig effect” kan hebben op die Amerikaanse druk op Brussel. En nog een argument, juridisch deze keer. Het lichten van de Franse optie zou wel eens een kwalijk financieel staartje kunnen krijgen. De facto zou dit immers neerkomen op het eenzijdig afschaffen van de aanbestedingsprocedure die de overheid nochtans zelf in het leven riep. Voor Lockheed en Eurofighter zou dit een meer dan gegronde reden zijn om een erg gepeperde schadevergoeding te eisen voor geleden schade. En als we juristen mogen geloven, met een serieuze kans op slagen. Wordt vervolgd.
Buro: MV