4 mei 2018: Dodenherdenking opnieuw onderwerp van debat

  • 0

Twee nieuwsberichten van donderdag 3 mei. Surinaamse en Antilliaanse Nederlanders zijn op 4 mei niet welkom op de dodenherdenking bij het KNSM-monument in Amsterdam als ze deze gelegenheid aangrijpen om zich uit te laten over het Nederlandse slavernijverleden. En een geplande “lawaaidemonstratie” tijdens de twee minuten stilte op de Dam (of een luchtalarm gevolgd door een massale walkout kort vóór acht uur) is door de rechter verboden. De demonstratie was bedoeld als protest tegen het feit dat de Nationale Dodenherdenking wél de Nederlandse militairen, maar níet de Indonesische slachtoffers insluit die tijdens de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd zijn omgekomen. De initiatiefnemer van het protest heeft een gebiedsverbod gekregen.

Op 4 mei vindt in Nederland de herdenking van de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog plaats. Op 5 mei viert Nederland de bevrijding. Nederland is een van de weinige landen ter wereld waar herdenken en vieren van elkaar gescheiden zijn. Terwijl de dag waarop wordt stilgestaan bij het einde van de oorlog in andere landen vaak een hybride karakter heeft, is Bevrijdingsdag in Nederland uitgegroeid tot een pure feestdag. Het meest zichtbare element van de 5 mei-viering zijn de gratis toegankelijke muziekfestivals. Met veertien podia, tweehonderd artiesten en honderdduizenden bezoekers vormen de Bevrijdingsfestivals het grootste muziekevenement van Nederland. Verder is Bevrijdingsdag een soort leeg doek waar iedereen van alles op kan projecteren. Aandacht voor de vrijheid van meningsuiting bijvoorbeeld, of voor vluchtelingen. Het is makkelijk om Bevrijdingsdag een actueel thema mee te geven en zo de Tweede Wereldoorlog opnieuw actueel te maken voor de eenentwintigste eeuw.

De invulling van de Nationale Dodenherdenking op 4 mei staat echter telkens weer ter discussie. Dat is al zo sinds de allereerste Dodenherdenking, op 9 mei 1945 op de Dam in Amsterdam. Tot op de dag van vandaag geldt de bijeenkomst rond het na de oorlog opgerichte Nationaal Monument op de Dam, in het bijzijn van het staatshoofd, als de Nationale Herdenking. Maar ook in de rest van Nederland worden herdenkingsbijeenkomsten gehouden. Vanaf 18.00 uur hangen de vlaggen halfstok en om 20.00 uur worden er twee minuten stilte gehouden. Treinen en bussen staan stil en ook van automobilisten wordt gevraagd dat ze hun auto even aan de kant zetten. Na de twee minuten stilte, de taptoe en het Wilhelmus vinden er op veel plaatsen in het land kransleggingen plaats.

L: Koning Willem-Alexander en koningin Máxima leggen een krans tijdens de Nationale Herdenking op de Dam, 4 mei 2017 | R: Koning en koningin tijdens de herdenking. Rechtsvoor Gerdi Verbeet, voorzitter Comité 4 en 5 mei. Rechtsachter premier Mark Rutte / Foto's: Jasper Juinen

De officiële definitie van wie en wat er op 4 mei wordt herdacht, is sinds 1945 herhaaldelijk aangepast. Aanvankelijk was het de bedoeling om alleen de tijdens de Tweede Wereldoorlog gevallen militairen, zeelieden en verzetsstrijders te gedenken. Later kwamen de slachtoffers van de Holocaust en andere burgerslachtoffers in Nederland erbij. Vervolgens werd het terrein nog verder uitgebreid door ook de slachtoffers van de Japanse bezetting in Nederlands-Indië erbij te betrekken. En inmiddels gaat het niet meer alleen om mensen die in de jaren 1940-1945 zijn omgekomen, maar “allen – burgers en militairen – die in het Koninkrijk der Nederlanden of waar ook ter wereld zijn omgekomen of vermoord sinds het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, in oorlogssituaties en bij vredesoperaties”. De Nationale (!) Dodenherdenking heeft dus een invulling gekregen die niet langer beperkt is tot een specifieke historische periode (’40-’45), tot een specifieke plaats (Nederland, of: het Koninkrijk der Nederlanden) of een specifieke groep mensen die worden herdacht. Sinds de jaren tachtig is ook geprobeerd de 4 mei-herdenking een actuele boodschap mee te geven. Juist door deze telkens verschuivende coulissen is er in de loop der jaren altijd discussie geweest over het te precieze of juist het te rekkelijke karakter van de definitie van waar het op 4 mei over zou moeten gaan.

Nationaal Vrijheidsonderzoek 2018

Uit onderzoek in opdracht van het Comité 4 en 5 mei, dat als taak heeft “richting, inhoud en vorm te geven aan herdenken en vieren en het levend houden van de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog”, blijkt dat Nederlanders de Tweede Wereldoorlog nog steeds als de belangrijkste historische gebeurtenis beschouwen. De Tweede Wereldoorlog wordt vaker genoemd dan meer recente historische gebeurtenissen zoals “9/11” en de val van de Berlijnse Muur.

Volgens 60 procent van de Nederlanders is de Tweede Wereldoorlog nog steeds van invloed op de manier hoe zij denken over vrijheid. Dat geldt ook voor hun ideeën over mensenrechten, racisme, democratie, verzet en huidige conflicten en oorlogen. We kunnen lessen trekken uit wat er tijdens de Tweede Wereldoorlog gebeurd is, denkt 76 procent van de Nederlanders. De Tweede Wereldoorlog vormt dus nog steeds een moreel ijkpunt.

Naast de Nationale Herdenking in Amsterdam wordt ook de herdenking op de Waalsdorpervlakte, waar tijdens de Tweede Wereldoorlog meer dan 250 mensen door de Duitse bezetter ter dood werden gebracht, elk jaar rechtstreeks op televisie uitgezonden. / Foto's: Wikimedia Commons

Uit het onderzoek blijkt ook dat 83 procent van de Nederlanders de Dodenherdenking op 4 mei nog steeds belangrijk vindt. Driekwart hecht ook nog steeds waarde aan de viering van Bevrijdingsdag op 5 mei. 71 procent van de respondenten geeft aan dat 5 mei voor iedereen een vrije dag zou moeten zijn. (Nu is het dat voor werkende mensen over het algemeen eens in de vijf jaar. Schoolkinderen hebben wél vrij, omdat 5 mei in de meivakantie valt.)

Meer dan de helft van de respondenten vindt niet dat de oorlog elk jaar minder relevant wordt. 77 procent van is het ook oneens met de stelling dat Dodenherdenking mag worden afgeschaft als de laatste mensen die de Tweede Wereldoorlog hebben meegemaakt, zijn overleden. Het merendeel van de Nederlanders vindt blijvende aandacht voor de Tweede Wereldoorlog belangrijk.

Er wordt vaak aangenomen dat Nederlanders met een niet-Nederlandse achtergrond de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog minder belangrijk zouden vinden dan autochtone Nederlanders. Uit het onderzoek is gebleken dat dit niet het geval is. De zichtbare participatie van Nederlanders met een Duitse achtergrond en Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en Antilliaanse Nederlanders aan de herdenking op 4 mei is lager. Maar dat wil niet zeggen dat ze bezinning op de gebeurtenissen tijdens de Tweede Wereldoorlog niet belangrijk vinden. De attitude tegenover de Tweede Wereldoorlog wordt niet zozeer bepaald door iemands etnische achtergrond alswel door zijn of haar levensstijl en levenshouding.

  • Klik hier voor het Nationaal Vrijheidsonderzoek 2018.

Het Nationale Herdenkingsdebat

In De Balie in Amsterdam werd op maandag 30 april het Nationale Herdenkingsdebat gehouden, waarin het ging over de vraag “wie en waarom we herdenken”. Historicus en germanist Ilse Raaijmakers, schrijfster van het boek De stilte en de storm. 4 en 5 mei sinds 1945 (2018), hield een inleidende lezing waarin ze aantoonde hoe de invulling van Dodenherdenking in de loop der jaren is veranderd. Ze concludeerde dat de discussies hierover even oud zijn als de herdenking zelf. En vanwege die verschuivende invulling is het ook niet mogelijk terug te keren naar de “oorspronkelijke bedoeling” van het evenement. Volgens Raaijmakers is het een opdracht voor alle Nederlanders om de 4- en 5 mei-herdenking vorm en betekenis te geven, in een “permanente zoektocht”.

Na Raaijmakers’ lezing gingen Kiza Magendane, Sheila Sitalsing, Rikko Voorberg en Robert Vuijsje in gesprek over de rol en functie van de herdenkingen op 4 mei. Een eerste onderscheid dat zich aftekende, was dat tussen de behoefte Dodenherdenking te beperken tot een specifieke tijd, plaats en groep mensen, en de behoefte de herinnering aan de gebeurtenissen tijdens de Tweede Wereldoorlog emblematisch te maken voor de huidige tijd.

Robert Vuijsje (bekend van de roman Alleen maar nette mensen, 2008) vertegenwoordigt in het debat het perspectief van de joodse slachtoffers en hun nazaten. Hij denkt op 4 mei uitsluitend aan Nederlandse slachtoffers en dan met name de joden. “Mijn gedachte is niet bij wat er aan de andere kant van de wereld gebeurde.”

Wanneer een meneer uit de zaal opmerkt dat de bevrijding voor veel joden “nooit is gekomen”, nuanceert Vuijsje dat: “Ik herken het enigszins, maar ik vind de huidige tijd toch een andere tijd dan tussen 1940 en 1945. Zoals ik ernaar kijk, is een heel heftige periode in 1945 gelukkig geëindigd.” Hij erkent echter dat er, wanneer hij in Nederland naar de synagoge gaat of naar een andere bijeenkomst waar joden bij elkaar komen, altijd bewaking voor de deur staat. “Volgens mij gebeurt dat niet bij andere groepen die in Nederland bij elkaar komen. Dus dat is wel iets wat ik registreer, en gezien de geschiedenis als heftig ervaar.”

Vuijsje verbaast zich over de tunnelvisie van veel aanhangers van de “Geen 4 mei voor mij”-beweging. Hij ziet bij hen “een obsessieve belangstelling voor de ene vorm van racisme en een desinteresse in de andere vorm: antisemitisme”. In de ogen van deze “zelfbenoemde antiracisten” hoort een joodse man als Vuijsje bij de dominante groep in Nederland en daarom zou hij geen aanspraak mogen maken op slachtofferschap. Zelf heeft hij helemaal niet het gevoel dat hij tot een dominante groep zou behoren. “Machtige witte mensen hebben niet als kenmerk dat ze in veewagens het land uit worden getransporteerd”, schampert hij. “Dat vrijwel de hele bevolkingsgroep wordt uitgemoord, is volgens mij niet een eigenschap die machtige witte mensen ondergaan.”

Als een eerstegeneratiemigrant vindt essayist Kiza Magendane, die tien jaar geleden vanuit Congo naar Nederland is gekomen, ervoor de tradities van zijn aangenomen land te respecteren. Hij maakt zich zorgen over de impact die de identiteitspolitiek van onder meer de “Geen 4 mei voor mij”-beweging heeft. “Er heerst een soort ‘politiek tribalisme’, waarbij iedereen een bepaalde pijn heeft en die moet geëtaleerd worden, die moet [ingesloten] worden”, zegt hij. “Ik vraag me af waar het eindigt. Waar is het collectieve? Waar is de bezinning, de stilte? Mijn gevoel is dat die hokjesgeest de richting is waar we naartoe gaan in Nederland.”

Jong en oud tijdens de Nationale Herdenking op de Dam, 4 mei 2017 / Foto’s: Jasper Juinen

“Zuiver” vs. “onzuiver” herdenken

Vuijsje, Magendane en ook journalist en columnist Sheila Sitalsing zijn voorstander van een “precieze” invulling van Dodenherdenking. Maar theoloog en kunstenaar Rikko Voorberg ziet 4 mei juist als oproep tot persoonlijke verantwoordelijkheid. Voor hem als dominee is de analogie met de werking van Bijbelverhalen evident. “Die hebben iets te zeggen voor de tijd waarin we nu leven. Dus herdenken is voor mij niet: terugdenken aan. Het is: opnieuw in herinnering brengen en beseffen wat dat van je vraagt. Wat dat is, is voor iedereen verschillend.”

Dat niet iedereen toe is aan zo’n op heden en toekomst gerichte invulling, bleek vorig jaar, toen Voorberg op 4 mei op het Rembrandtplein in Amsterdam een installatie met drieduizend witte papieren kruisjes wilde oprichten ter herinnering aan de bootvluchtelingen die zijn omgekomen op de Middellandse Zee. Dat plan leidde tot veel protest en uiteindelijk moest Voorberg van zijn voornemen afzien. Veel hangt blijkbaar af van de vraag wáár en wanneer je iets doet.  

Gespreksleider Myrthe Hilkens, journalist en voormalig Tweede Kamerlid voor de PvdA, concludeert, aansluitend bij een publicatie van Robert Vuijsje, dat het lijkt alsof “de empathie” in Nederland “een stille dood gestorven is” “doordat we als Ander moeite hebben om ons in de Ander te verplaatsen”.

Vuijsje ervaart het als pijnlijk dat juist Dodenherdenking – en specifiek de twee minuten stilte – wordt gebruikt om allerlei andere kwesties onder de aandacht te brengen. Daarmee ontkent hij niet dat deze kwesties belangrijk zijn. “Maar er zijn nog 364 andere dagen. Kies er daar een van uit!”

Sitalsing en Magendane vinden het streven om alles en iedereen tijdens Dodenherdenking een plek te geven typisch Nederlands. In andere landen is het ondenkbaar dat de bevolking ieder jaar gevraagd wordt wat men van een nationale feestdag vindt. Je zou kunnen spreken van een “polderherdenking”, beaamt Hilkens lachend.1

Sitalsing is dus eveneens voorstander van een herdenking “die zuiver de Tweede Wereldoorlog, zuiver de slachtoffers en de helden herdenkt”. Ze verwijst naar het voorgenomen “lawaaiprotest” van de “Geen 4 mei voor mij”-beweging. “Op het moment dat je er [zoals de Nederlandse overheid in 1961 heeft gedaan] Indiëgangers bij gaat halen, wat een veel omstredener oorlog was waarin Nederland een heel omstreden rol heeft gespeeld, vervuil je het eigenlijk en maak je het een onzuivere herdenking.”

5 mei-concert 2017, Amsterdam / Foto’s: Ilvy Njiokiktjien

Wat betekent de Tweede Wereldoorlog nog in een multiculturele samenleving?

Magendane roept de vraag op wat voor invloed het groeiende multiculturalisme in Nederland op de 4 mei-herdenking heeft. “Herdenken doe je niet alleen omdat er iets gebeurd is. Het heeft ook een politieke functie, namelijk om op het fundament van het verleden een gezamenlijke toekomst te bouwen. Maar wat als mensen zich niet langer in dat verleden en de invulling van de herdenking herkennen?”

Vuijsje ziet dit als een groot probleem: “Mensen van wie de ouders of de grootouders [tijdens de Tweede Wereldoorlog] in Nederland woonden, hebben daar een bepaald gevoel bij. Maar mensen die niet in Nederland geboren zijn, hebben die emotionele band niet. En dat zijn inmiddels een paar miljoen Nederlanders! Wat het nog ingewikkelder maakt, is dat het hier niet gaat om nieuwkomers, maar om mensen die in Nederland geboren zijn.”

Magenda wil het zelfs nog scherper stellen. “Ik heb het gevoel dat ik als eerstegeneratiemigrant meer empathie heb voor wat de meerderheid van de Nederlanders als traditie heeft vastgesteld dan mensen die van de derde of zelfs vierde generatie zijn. Zij hanteren hetzelfde atavistische argument als rechtse mensen: ‘Ik ben hier geboren, dus ik heb ook mijn eigen beleving en dat moet terug te vinden zijn’.”

Vanuit de zaal waarschuwt Gerdi Verbeet, voormalig voorzitter van de Tweede Kamer en nu voorzitter van het Comité 4 en 5 mei, voor de al te gemakkelijke aanname dat Nederlanders met een migrantenachtergrond Dodenherdenking minder belangrijk vinden. Dit wordt namelijk weersproken door het hierboven aangehaalde onderzoek dat door het Comité is geïnitieerd. Daarop geeft Magenda toe dat het belangrijk is om de feiten te laten spreken, en hij geeft toe dat zijn perceptie bepaald kan zijn door de kringen waarin hij verkeert.

Wanneer iemand uit de zaal een pleidooi houdt om op 4 mei ook aandacht te besteden aan de Palestijns-Israëlische kwestie, komt Vuijsje in verzet. Hij begrijpt niet wat de herdenking van iets wat tijdens de Tweede Wereldoorlog in Nederland gebeurd is, te maken heeft met de interne politiek van Israël nu. Hij zou het niet erg vinden om “een of andere vage christelijke feestdag” zoals Tweede Paasdag of Tweede Pinksterdag in te leveren om plaats te maken voor het islamitische Suikerfeest. “Maar déze twee minuten?!”

Volgens Ilse Raaijmakers is de tendens dat mensen tijdens Dodenherdenking ook aan andere oorlogen denken, echter niet meer terug te draaien. Dat wordt bevestigd door een meneer uit de zaal: “Het is al én-én. De meerderheid denkt al aan alle oorlogen en alle slachtoffers. Ze denken aan de ellende van de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust, maar óók aan wat ze gisteren op televisie hebben gezien over Syrië. 4 mei wordt een dag van bezinning. Dat doet niets af aan het verleden, het versterkt het juist.”

  • Kijk hier naar een videoregistratie van het Nationale Herdenkingsdebat (Amsterdam, 30 april 2018).

1 “Polderen”: compromissen sluiten en samenwerken als kernpunt van politiek beleid.

Buro: IG
  • 0
Verified by MonsterInsights
Top