Overstekend wild, gedichten van Herman Leenders
Amsterdam: De Arbeiderspers, 2020, 78 pp.
ISBN: 97890 295 4128 2
De nieuwe dichtbundel van Herman Leenders heeft als titel Overstekend wild. Al in de tweede versregel van het eerste gedicht valt de naam van Adriaan Roland Holst. Maar de dichter Herman Leenders (°Brugge, 1960) die op de grens van Oost- en West-Vlaanderen woont is zeker geen epigoon. Hij leeft en schrijft in zijn eigen taalcocon: schijnbaar koudbloedig en onbetamelijk stil bevat elk mooi gedicht en elk in memoriam een goed bewaard soms zelfs zeer geheimzinnig geheim.
Het boek opent met een vierdelig In memoriam waarbij de lezer uiteindelijk niet hoeft te weten over wie of welke dode het hier gaat. Het is in elk geval een hij die naar zijn (graf)kelder wordt gedragen een hij die ook een mausoleum heeft. Het kan dus gerust over iemand als zijn vader gaan want de dichter maakt er een mooi mausoleum van en sluit dit verbale vierluik af met de woorden een stronk net als ik / geamputeerd.
Twee keer slechts in de hele bundel strooit de dichter met een citaat boven een gedicht: het eerste boven het gedicht ‘Hondsdagen’ is van de Frans-Amerikaanse kunstenares en beeldhouwster Louise Bourgeois. En dit citaat ‘It is not so much where my motiviation comes from but rather how it manages to survive.’ werd daar niet zomaar uitgestrooid en ik citeer even de alleswetende Amerikaanse Doctor Google die over haar schreef: In haar eigen woorden was Bourgeois een gevangene van haar herinneringen, maar kunst gaf haar kracht. En vervang nu het hele citaat bij voorbeeld als volgt : In zijn eigen woorden is Leenders een gevangene van zijn herinneringen, maar kunst geeft hem kracht en we komen al aardig in de buurt van een oplossing voor al zijn poëtische versluierde enigma’s. Het tweede citaat is een citaat van de Britse hoogleraar Robert L. Cioffi die opnieuw volgens Dr. Google een deskundige is op het domein van de Griekse goden en de Griekse tragedies of een kenner van de goede klassieke Ouden. En eerst las ik bijna God, maar het citaat begint niet met het grote woord God of een god maar met de goden en dit past bij het gedicht ‘Argo’. Leenders maakt van dat mythische schip echter zijn eigen lyrisch binnenschip dat op het kanaal vaart naast het jaagpad waarop de dichter fietst in de dichte mist van zijn eigen persoonlijke mythe. Ook de hierna volgende gedichten ‘Ufo’, ‘Rit’, ‘Retour’ en ‘Verboden terrein’ ademen in de sfeer van denkbeeldige reizen (doorheen de ruimte, de tijd) die door middel van zeer aardse beelden een concrete invulling en geloofwaardigheid krijgen. Ik geef een voorbeeld en citeer het begin of de eerste twee strofen van het gedicht ‘Rit’ waaraan de bundel bovendien ook de overkoepelende titel dankt:
zolang er muziek was op de radio
en benzine in de tank
koplampen een tunnel voor hem boorden
kattenogen en witte lijnen hem reddenvan zachte bermen grachten en bomen
zolang de maan als een pepermunt
plakte aan het verhemelte
en treinen het licht als strobalen vervoerdenom dan te eindigen met de verklaring voor het overstekend wild:
God net zo aanwezig
als een gevaarsbord
voor overstekend wild.
De dichter plaatst ook zelden hoofdletters en nooit of nooit een eindpunt aan het eind van een gedicht (behalve dan heel soms een vraagteken).
Geen praatje bij een plaatje
En nog een niet onbelangrijk detail: de hele bundel die is in te delen in drie delen (Overstekend wild, Zo onbetamelijk stil en Gedichten voor Brugge) bevat twee foto’s waarvan één unieke foto met de volgende cursieve zin die boven het gedicht ‘Ark van Noë’ staat te lezen: Naar een foto uit 1928: herbegrafenis van gesneuvelde soldaten in Eeklo en het aandachtig bekijken van die zwart-wit foto (op pagina 52) bezorgde bij mij als lezer een lichte schok want deze foto bij dit gedicht of het gedicht bij deze foto is geen praatje bij een plaatje, maar bewijst en illustreert de sober-spottende en spattende kracht van dit welhaast geniaal sleutelgedicht. Ik kan en wil dan ook niet nalaten om het hier in extenso te citeren:
Ark van Noë
het moet niet te mooi
worden, niet te zwart-wit
of te strak in het gelidde dood poseert niet
gewillig voor de camera
alleen opgesmukt en getooidmet draperieën en vaandels
gedekt met vlaggen en gebeden
voor God de vader, moeder Mariahet moet niet te poëtisch
worden, niet te veel metrum en rijm
te veel mars en cadansniet te spitsvondig
na de zondvloed
van het Avondlandbloed is rood
puin, chaos, schroot
wie staat, leefde voortdoor Noë uitverkoren
en dan moet de aandachtige lezer nog weten dat deze ark de benaming is van een maatschappij van duivenmelkers zoals er vroeger in het katholieke en landelijke Vlaanderen zovele waren. De mooie unieke vondst van deze foto is niet alleen prachtig tijdsbeeld, maar dit hele gedicht ontstijgt het al te anekdotische en kan zelfs worden gezien als een sleutelgedicht in de poëtica van deze dichter. En dit gedicht bewijst meteen ook dat de dichter en polemist Dirk van Bastelaere de taal- en denkkracht van deze dichter schromelijk heeft onderschat.
Ten slotte wil ik nog wijzen op de mooie etherische Brugge-gedichten die de bundel op ovale wijze afronden en waarin Leenders de stad Brugge uiteraard niet als een sentimentele verlate toerist beschrijft en evoceert, maar als van binnenuit vanuit het labyrint en de genius loci van zijn geboortestad want zoals alle grote Vlaamse dichters (van Guido Gezelle tot Hugo Claus en van Jan Moritoen tot Jan van der Hoeven) werd ook hij daar niet zomaar geboren. Lees maar hoe hij het gedicht ‘Gedicht voor wie van de stad is’ begint: wie niet van de stad is / neemt foto’s alsof de stad morgen / onder de waterspiegel zakt…
Met op de allerlaatste pagina het ontroerende afscheidsgedicht voor Marcus Cumberlege, de Engelse dichter (geboren in Antibes) die al meer dan drie decennia door de straten van Brugge rondwaarde als een vrijwillige banneling of een anderstalige aangespoelde bewoner van de versteende spookstad Brugge. Ook de rustige onverstoorbare dichter Herman Leenders lijkt trouwens niet door God maar door Noë of Noach uitverkoren om in de ark te overleven als een pretentieloze dichter of een acteur die toch prachtige monologen mompelt zoals : als jij hier was, ja dan pas / zou ik hier werkelijk zijn.