De multiculturele samenleving wordt ouder: mensen uit Indonesië bijvoorbeeld

  • 0

Geheelde pijn, ver verlangen, ouderen in Nederland met een Indonesische achtergrond
Nieke Atmadja
EON Pers Amstelveen
ISBN: 978 90 83277 60 8

Ieder mens wordt oud en gaat op een gegeven moment dood – het is één van de weinige zekerheden in het leven. In Nederland is er de laatste tijd steeds meer aandacht voor de oudere migrant, vluchteling en ‘allochtoon’. Het gaat dan meestal over die groepen die in de jaren zestig, zeventig en tachtig van de vorige eeuw in behoorlijk grote aantallen naar Nederland kwamen: Marokkanen, Turken, Surinamers, Antillianen en vluchtelingen uit tal van verschillende landen. Het heeft er de schijn van dat de grootste en meest ‘vertrouwde’ groep migranten, namelijk mensen uit Indonesië, daarbij een beetje over het hoofd wordt gezien. Het is één van de thema’s die uitgebreid aan bod komen in het fascinerende boek Geheelde pijn, ver verlangen, ouderen in Nederland met een Indonesische achtergrond van de emeritus predikant Nieke Atmadja, zelf ook uit Indonesië afkomstig.

Assimilatie

Waarom zou het zijn dat het er de schijn van heeft dat mensen uit Indonesië in de discussie over ouder wordende migranten niet of nauwelijks voorkomen? vraagt de auteur zich af. Omdat ze zich geruisloos hebben aangepast? Of omdat Nederland al zo’n lange band met Indonesië heeft, dat bijvoorbeeld een stad als Den Haag al generaties lang een grote groep geassimileerde mensen uit Indonesië herbergt, waarvan de meerderheid zich gewoon als Nederlander beschouwt? In zijn absoluutheid is die geruisloze aanpassing overigens niet waar, zo wil de auteur al direct in de inleiding benadrukken. Ze herinnert aan de dramatische treinkapingen in de jaren zeventig van de vorige eeuw waarbij jongeren uit de Molukse gemeenschap treinen kaapten om aandacht te vragen voor het onrecht de Molukse gemeenschap aangedaan. Iedere Nederlander herinnert zich nog de gewelddadige bevrijding van de gijzelaars bij De Punt in 1977 door mariniers waarbij enkele doden vielen. In ieder geval, er bestaan veel misverstanden over de Indonesische gemeenschap in Nederland. De twee belangrijkste misverstanden zijn: hebben we het wel over Indonesiërs? Of over mensen afkomstig uit het gigantische eilandenrijk dat in de koloniale tijd Nederlands – Indië heette, en sinds 1948 de onafhankelijke Republiek Indonesia vormt? Veel van de oudere migranten zijn nog opgegroeid in de koloniale tijd, hadden een Nederlands paspoort en spraken vloeiend Nederlands. De Molukkers daarentegen, allemaal oud – militairen uit het KNIL (Koninklijk Nederlands Indisch Leger) en hun gezinnen werden bij aankomst in Nederland in 1951 ontslagen uit het leger en waren lange tijd statenloos. Een latere golf migranten, vooral mensen uit de Chinese gemeenschap die vluchtten voor de vervolgingen na de staatsgreep in 1965, konden Nederland vaak niet direct binnenkomen en gingen eerst naar Duitsland dat makkelijker visa verstrekte

Een bont palet van mensen

De auteur maakt dus duidelijk dat het hier om ‘een bont palet van mensen’ gaat. Ze interviewde zestien ouderen uit zoveel mogelijk groepen en schreef er een inleiding en een nawoord bij. Een bont palet van mensen: dan gaat het dus om Indo’s, Molukkers, Belanda Hitam, Peranakan, Moslims, Christenen (zowel protestants als katholiek), Atjehers en Papua’s.

...
Velen hadden te maken met vervolging of nog erger, maar wilskracht en levensmoed hielden hen overeind. Eenmaal in Nederland werkten allen hard om het hoofd boven water te houden, sommigen werden zeer succesvol.
...

De term ‘Indo’ is een bekend begrip in het dagelijkse taalgebruik in Nederland. Wanneer de term ingeburgerd raakte, is niet helemaal duidelijk maar over het algemeen wordt er iemand mee aangeduid die van gemengd Nederlands-Indonesische afkomst is of was;  in de meeste gevallen gaat het dan om een Nederlandse vader en een Indonesische moeder. Na de onafhankelijkheid van Indonesië in 1948 repatrieerden grote groepen van deze Indo’s naar Nederland, in feite dus gewoon mensen met een Nederlands paspoort. Een groot probleem voor deze mensen was het vinden van huisvesting, want zo kort na de oorlog was er overal grote woningnood. In 1951 kwamen de Molukkers. Direct na de onafhankelijkheid van Indonesië in 1948 was er eerst nog even sprake van het feit dat Indonesië als een soort confederale staat bestuurd zou worden, maar dat idee werd al gauw losgelaten. Indonesië werd een nationalistisch, centraal bestuurd eilandenrijk waar geen plaats was voor een onafhankelijke republiek der Zuid-Molukken. De ontzetting onder de oud-militairen was groot toen ze bij aankomst in Nederland direct uit het leger ontslagen werden en veroordeeld werden tot een pover bestaan in de voormalige Duitse barakkenkampen Westerbork (voortaan ‘De Schattenberg’ geheten en Vught (voortaan ‘Woonoord Lunetten’).

Een kleine, maar interessante groep waren de ‘Belanda Hitam’ (‘zwarte hollanders’), nazaten van zwarte soldaten die ooit via het voormalige slavenfort Elmina (in het huidige Ghana) geworven waren om in het KNIL te dienen. Na hun diensttijd bleven de meesten van deze oud-soldaten in Nederlands-Indië wonen, trouwden met inlandse vrouwen en hadden ook de Nederlandse nationaliteit. Ook zij kwamen in de jaren ’50 vrijwel allemaal naar Nederland.

Peranakan

In 1965 vond er een coup in Indonesië plaats waarbij Soekarno, de grote man van de onafhankelijkheidsstrijd, werd vervangen door generaal Soeharto. Het was de tijd van de Koude Oorlog en een verschrikkelijke tijd van vervolging volgde waarbij iedereen die werd verdacht van communistische sympathieën kon worden opgepakt. Van belang in deze om te melden is dat ook veel mensen uit de Chinese gemeenschap, de zogenaamde ‘Peranakan’ het hierbij moesten ontgelden. De Chinese gemeenschap was al vele generaties lang in Indonesië aanwezig en vooral actief in handel en wetenschap. Grote groepen ‘Peranakan’ werkten in de koloniale tijd samen met de Nederlanders en velen hadden zich bekeerd tot het christendom. Zoals zo vaak betrof het hier een actieve, succesvolle minderheid die met enige argwaan door de meerderheid van de Indonesiërs werd bekeken en nog onder Soekarno moesten de Peranakan na een ‘instructie van de President’ hun Chinese achternaam vervangen. Ook de auteur, emeritus predikant Nieke Atmadja is uit deze gemeenschap afkomstig. Haar Javaanse achternaam ‘Atmadja’ is dus niet haar oorspronkelijke naam.

Omdat bij de veronderstelde communistische invloed naar het land van de toen grote roerganger Mao Tse Tung werd gewezen, was het maar een kleine stap om de Peranakan van alles en nog wat te verdenken, terwijl zij er meestal niets mee te maken hadden. Veel Peranakan werden vervolgd en wie het kon betalen, probeerde naar het buitenland te vluchten. Zo’n tienduizend van deze Peranakan, vooral artsen en wetenschappers, kwamen in Nederland terecht en vonden, overigens na veel inspanning en moeite, hun weg in de gezondheidszorg of universiteit. Geen Nederlander die nooit eens door een dokter of tandarts  Tan, Oei, Liem of Kauw behandeld is.

Tot slot zijn en waren er de Papua’s. Papua-Nieuw Guinea bleef tot 1962 nog onder het beheer van Nederland. Toen Soekarno zijn zinnen op dit olie- en mineralenrijke eiland, althans het westelijke deel daarvan had gezet, kon Nederland na wat diplomatieke strubbelingen, waarbij Amerika de kant van Indonesië koos, niet anders dan dat beheer opgeven. Indonesië volgde in de loop der jaren een actieve bevolkingspolitiek waarbij met name bewoners van het overbevolkte Java werden aangespoord om naar Irian-Jaya, zoals Papua Nieuw Guinea inmiddels werd genoemd, te migreren. De Papua’s begonnen zich langzaam maar zeker een minderheid in eigen land te voelen. Activisten die opkwamen voor de Papua cultuur werden onder druk gezet en één van de belangrijkste leiders op dat gebied, Arnold Ap, werd vermoord. Zijn weduwe vluchtte naar Nederland, waar een kleine groep Papua-vluchtelingen de inheemse cultuur van de Papua’s probeert levend te houden.

Godsdienst

Indonesiërs zijn godsdienstige mensen en de meesten van de geïnterviewden zijn actief lid van kerk of moskee. Maar ook hier zijn het met name de hoger opgeleiden die twijfelen aan het geloof of er helemaal niets meer aan doen. Nog opmerkelijker is, dat twee van de geïnterviewden, te weten een echtpaar en een vriendinnenstel, in relatieve harmonie met elkaar samenwonen terwijl de één moslim is en de ander christen. Het is één van die aspecten die met een beetje fantasie een afspiegeling vormt van de Indonesische samenleving, waar de meerderheid moslim is, maar waar het toch ook zeker mogelijk is om actief christen te zijn. Indonesië is het land met de grootste islamitische bevolking ter wereld, maar de officiële staatsideologie, de Pancasila (‘vijf zuilen’) – ideologie staat voor geloof in één God, menselijkheid, nationalisme, democratie en sociale rechtvaardigheid. Dat betekent beslist niet dat het allemaal koek en ei is in het enorme eilandenrijk dat Indonesië is. Ook in Indonesië is er sprake van godsdienstfanatisme en dat betekent dat één van de geïnterviewden, die zijn laatste dagen in Atjeh wil slijten, zijn laatste woonplek zorgvuldig heeft gekozen in een gebied waar het wat gemoedelijker aan toe gaat.

Vluchteling. Migrant…

De zestien verhalen van de geïnterviewden vormen de kern van het boek en zijn stuk voor stuk indrukwekkend. Het zijn verhalen van oude mensen die in het verleden vaak een moeilijke keuze moesten maken. Velen hadden te maken met vervolging of nog erger, maar wilskracht en levensmoed hielden hen overeind. Eenmaal in Nederland werkten allen hard om het hoofd boven water te houden, sommigen werden zeer succesvol. Maar zoals de chirurg in ruste Liem Han Sing het stelt: ‘Vluchteling, migrant, allochtoon: ik ben het eigenlijk allemaal.’

 Nieke Atmadja: Geheelde pijn, ver verlangen. Ouderen in Nederland met een Indonesische achtergrond. EON Pers Amstelveen. ISBN: 978 90 8327760 8. NUR 757
info@zaakhaes.nl

  • 0
Verified by MonsterInsights
Top