Titel: Promised Land: Exploring South Africa’s Land Conflict
Auteur: Karl Kemp
Uitgever: Cape Town, Penguin Random House South Africa, 2020
ISBN 978 1 77609 475 2 (print, 464 p.) – 978 1 77609 476 9 (e-book)
“The Winelands, from Paarl to the Franschhoek Pass, are a speculator’s dream and a rich man’s playground.”
Promised Land is het debuut van de jonge schrijver Karl Kemp (°1992). Niet dat de schrijver, die zich liever journalist noemt, zijn sporen nog niet heeft verdiend. Helemaal niet. Hij heeft al verscheidene opzienbarende artikels geschreven over narcoticahandel, bendegeweld en separatisme. Hij heeft zijn LLB behaald in Stellenbosch en zijn LLM in publiek internationaal recht in Amsterdam. Hij krijgt maar niet genoeg van internationaal strafrecht en mensenrechten. Zijn onlangs uitgebracht debuut sluit naadloos aan bij zijn journalistieke en juridische interesses. Het landdebat woedt in Zuid-Afrika in alle hevigheid. Misschien heeft de coronacrisis het debat even stilgezet, maar de breuklijnen die het debat brutaal heeft getrokken dwars door de Zuid-Afrikaanse samenleving heen zullen de natie nog lang in hun greep houden.
Karl Kemp heeft het boek recht uit zijn hart geschreven. Dat kan vreemd klinken omdat het tegelijkertijd voldoet aan de strengste criteria van objectiviteit, wetenschappelijke geldigheid en betrouwbaarheid. De keuze van het onderwerp mag dan wel subjectief gekleurd zijn, de uitwerking ervan helemaal niet.
Het begon allemaal met het avontuur van de Anysberg, in de Kleine Karoo, waar Karl Kemp als kind werd gesocialiseerd om vlot om te gaan met het weinige volk dat er nog was overgebleven. Dat was toen de democratie nog heel pril was. Maar de nieuwe tijd van boeren die noodgedwongen overschakelen naar guesthouses, game drives, restaurants kreeg toen al duidelijke contouren. Die evolutie ontging de jonge Kemp niet. In 2020 zou hij zijn kennis en ervaring bundelen in een revelerend en helder geschreven boek, verzadigd van zinvol op elkaar betrokken feiten, over misschien wel het nijpendste hedendaags sociaal probleem van Zuid-Afrika.
De meeste landbezettingen in Zuid-Afrika, zowel op het platteland als in steden, gaan gepaard met een of andere vorm van geweld. De ergste haarden van geweld op het platteland – de Vrijstaat, het grensgebied met Lesotho, de wijnlanden van de Westkaap en de Soutpansbergketen in Limpopo – en in het randstedelijk gebied van Pretoria en Johannesburg hebben bijna altijd met land te maken. In KwaZulu-Natal is dat verband nog uitdrukkelijker. Daar gaat het om het opeisen van tribaal land, niet altijd om er de zaak van de huisvesting mee te dienen, maar uitsluitend om het in eigendom te hebben.
Aan de rand van grote steden palmen arme mensen eerder braakliggend land in om een dak boven het hoofd te hebben en om toch een minimum aan publieke dienstverlening en nutsvoorzieningen in het vooruitzicht te hebben. Dit soort bezetters is zich doorgaans goed bewust van het bij wet voorziene gedoogbeleid van de gemeenten, die niet per definitie elk protest van daklozen en elke landinvasie in de kiem smoren.
Bij landbezettingen en -uitdrijvingen kan het protest mild zijn, zoals demonstraties, maar meestal escaleert het tot gewelddadigheid, gaande van diefstal, plundering, gewapende aanval tot zelfs roofmoord. Overal in Zuid-Afrika heerst er een beklemmende, anomische sfeer dat er niet genoeg leefruimte is voor iedereen en dat land een belangrijke maar niet genoeg aangeboorde bron is van welvaart, vooruitgang en emancipatie.
Promised Land spreekt tot de verbeelding omdat de lezer wordt meegetrokken in een reeks verhalen, die een uiterst complexe situatie met heel veel verschillende actoren – landloze en landhongerige mensen, corrupte politici en ambtenaren, racistische boeren, internationale investeerders, wanhopige migranten en vreemdelingen, bedriegers en gangsters – tot de essentie herleiden. Dat de auteur erin slaagt om het diepgeworteld en wijdvertakt probleem verteerbaar en zelfs spannend te maken voor de lezer, getuigt van knappe onderzoeksjournalistiek; vakmanschap tot in de finesses toe.
De verhalen die de auteur vertelt over de landcrisis, de thema’s die hij behandelt, de casestudies die hij uitwerkt, prikkelen voortdurend de nieuwsgierigheid van de lezer en zorgen ervoor dat deze zich geen pedant voelt bij het aanschouwen van een onbegrijpelijk strijdtoneel. De lezer wordt als het ware uitgenodigd om mee te reizen met de journalist. Die doorkruist het land van boerderij tot township, van township tot de talloze landinvasies, van schermutseling tot oeverloze squatter camps, van de vroegere homelands tot de staatsgrens. Die journalist is vaak aangewezen op fixers – arrangeurs klinkt me in België vertrouwder in de oren – want anders beletten onwil en praktische hinderpalen dat de waarheid aan het licht komt.
In meerdere van zijn twintig hoofdstukken benadrukt Kemp dat de afschaffing van de influx-controle in 1986 een kettingreactie op gang heeft gebracht in Zuid-Afrika. Vlijmscherp is zijn analyse van de grote stroom van zwarte mensen die vanuit de Oost-Kaap zijn uitgeweken naar de West-Kaap. Daar aangekomen in de schaduw van Kaapstad, hun droomstad, hadden zij geen dak boven het hoofd en zochten zij een uitweg uit de bittere ellende. Sedertdien heeft er zich op de Kaapse Vlakte en ten noorden van Kaapstad een aardverschuiving voorgedaan, met invasies van akkerland en andere schaarse ruimte tot gevolg. Informele nederzettingen, die de vorm aannemen van sloppenwijken, vormloze opeenhopingen van shacks, zelfs van investment shacks die lege hulzen blijven omdat malafide aannemers uit het verhuren van die shacks profijt trekken, van shanty houses en backyard dwellings, rijzen tot op dag van vandaag als paddenstoelen uit de grond. Meestal verwachten de bezetters dat de lokale overheid toch wat infrastructuur aanbrengt, maar slechts zelden komt het verder dan beloften.
Sommige informele nederzettingen lijken sterk op post-apocalyptische vluchtelingenkampen, opvallend afgebakend door bufferzones om de grote chaos toch een beetje te beheersen. Kemp, de voortvarende journalist, gaat ter plaatse, verzamelt informatie uit eerste bron en houdt niet op waar te nemen met al zijn zintuigen. Hij doet aan participerende observatie in Wallacedene, een nederzetting die uit haar voegen barst nabij Kraaifontein. Hij doet hetzelfde in Enkanini, vlakbij Stellenbosch, en vergelijkt de scheefgegroeide situaties. In deze achterstandswijken is een totaal nieuw normaal ontstaan. Subliem is zijn analyse van de Philippi Horticultural Area en in het verlengde daarvan zijn gedetailleerde genealogie van de informele nederzettingen op de Kaapse Vlakte, apartheid’s dumping ground bij uitstek sedert de jaren 1950 en nu vaak oorlogsgebied dat door de politie wordt gemeden. Om nog niet te spreken van het afschuwelijk beeld dat de bidonvilles langs de N2-snelwegcorridor aan Cape Town International Airport ophangen. De voorbeelden van sociale segregatie die ik pluk uit het boek, komen toevallig allemaal uit de West-Kaap, maar Kemp heeft een blik van 360 graden. Voor hem is deze provincie maar het begin van zijn speurtocht dwarsdoor Zuid-Afrika, een tocht die hem overal brengt, tot in de brandende mango-boomgaarden van Tzaneen, het dreigende Diepe Zuiden van Johannesburg, het landelijke KwaZulu-Natal met zijn feodale inslag van grondbezit, zelfs tot in de donkere spelonken van zware, georganiseerde criminaliteit. Zijn tocht staat bol van serendipiteit.
Het staat voor Kemp als een paal boven water dat de landcrisis sterk wordt aangewakkerd door de massale toestroom van arbeidsmigranten. Vooral de Zimbabwanen, juweeltjes van mensen, staan hoog aangeschreven bij de boeren. Deze plaatsen zelfs advertenties om hulpkrachten te zoeken in de buurlanden en daarbij schakelen zij koppelbazen in om zich te ontlasten van de administratieve rompslomp en om niet direct in aanraking te komen met illegaliteit. De buitenlanders worden ingezet bij het plukken van druiven, citrusvruchten, avocado’s, mango’s, tomaten, rooibos, e.a. Meestal gaat het over seizoensarbeid, wat de vraag naar huisvesting in hostels en compounds tijdens de oogst doet pieken. Maar de boeren klagen er in toenemende mate over dat trouwe seizoensarbeiders worden verdrongen door binnenlandse dwaalarbeiders, die enkele dagen komen werken en dan niet meer opdagen, bijvoorbeeld omdat ze een uitkering hebben gekregen of hun roes willen uitslapen. Werkgevers worden gesterkt in hun perceptie dat buitenlandse arbeidskrachten harder werken en beter opgeleid, betrouwbaarder en minder vatbaar voor geweld zijn. Hier speelt een vreemde vorm van racisme, die positief discrimineert voor degenen die naar Zuid-Afrika komen om er te werken en geld op te sturen naar hun families. Het lijdt geen twijfel dat Zimbabwanen over het algemeen beter Engels spreken dan de meeste zwarte Zuid-Afrikanen op het afgelegen platteland. Het kan goed zijn dat deze eerste horde, de communicatiebarrière, aanleiding geeft tot het verschil in perceptie.
Buitenlandse arbeidskrachten spelen zodoende een voorname rol in de landcrisis, maar er is nog iets wat nog meer olie op het vuur gooit. Wat bijzonder fascineert in Kemps analyse is zijn aandacht voor the financialisation of farms. De breuklijnen die door de Zuid-Afrikaanse samenleving lopen, zijn hoe langer hoe minder raciaal bepaald. Dat geldt voor de huisvesting, maar evenzeer voor de criminaliteit en de meeste andere sferen van sociaal handelen. Om te overleven hebben boeren stelselmatig hun bedrijven gediversifieerd. Dat is niet onschuldig verlopen. Grote landbouwgronden zijn in handen gekomen van investeerders, vaak internationale, die mega-farms, luxury lifestyle villages, boutique wine cellars, spa’s en andere pronkstukken hebben gecreëerd voor het eigen gewin. In zijn slothoofdstuk staat Kemp ook stil bij de zogenaamde “grand” land grabs die onlangs hebben plaatsgevonden in natuurreservaten en wildparken om er fabuleuze mansions te bouwen. Het landdebat verandert zienderogen van gedaante. Superrijken en desperado’s zijn er de protagonisten geworden, niet langer zwarte, gekleurde en witte mensen.
Het LitNet Afrikaanse woord van die jaar 2018 was grondonteiening. Dat is niet verwonderlijk want in dat jaar waren alle ogen gericht op de strijd om de voorgenomen EWC, expropriation without compensation. In zijn panoramisch, meerstemmig boek legt Karl Kemp de wortels bloot van EWC wanneer hij het symbooldossier uitdiept van de onteigening van het Zuurveld, een onmetelijk groot graaslandgebied in de Oost-Kaap. Maar voor de auteur is dat slechts het begin van zijn analyse van de Zuid-Afrikaanse landcrisis. Een maand geleden is de Expropriation Bill gepubliceerd en binnenkort zal het debat worden gevoerd in de National Assembly. Promised Land zal er ongetwijfeld voor zorgen dat het wetgevend werk, dat wellicht zal leiden tot een aanpassing van de grondwet, gegrond zal worden op stevige bewijsvoering.