In alle ernst, De keuze van
Godfried Bomans, samengesteld door Joost Prinsen
Amsterdam, Meulenhoff
ISBN: 978 90 29094 84 9
Prijs: € 25
Eind vorig jaar was het 50 jaar geleden dat Godfried Bomans plotseling overleed. Zijn overlijden leverde destijds een schok door het hele land. De schrijver van onder andere Erik of het klein insectenboek en Pieter Bas was erg geliefd onder een heel breed publiek in Nederland. Naast zijn columns, artikelen en verhalen, genoot hij veel bekendheid op radio en televisie. Hij was een graag geziene gast.
Niet alle mediaoptredens waren een succes. De eenzame week op het waddeneiland Rottumerplaat in de zomer van het jaar waarin hij overleed, vond hij minder fijn. De Haarlemse schrijver sloeg doodsangsten uit als de meeuwen in het donker naast zijn tent een moordaanslag aan het beramen waren. Het deed hem herinneren aan de man onder het bed die hij als kind al zo vreesde. De schrijver Jan Wolkers die een week later op het eiland verbleef, ging het een stuk beter af.
Een halve eeuw
Een halve eeuw na Bomans dood wordt hij nog steeds gelezen. Vooral zijn sprookjes zijn populair. Hij geldt zeker als de laatste sprookjesschrijver van de Nederlandse letterkunde. Sommige sprookjes als 'De rijke bramenplukker', 'Het aanzoek' en 'De dood van de sprookjesverteller' behoren tot de hoogtepunten van de Nederlandse literatuur.
Dat Bomans met zijn lichtvoetige stijl ook heel treffend ernstig werk schreef, bewijst de uitgave In alle ernst die rond Bomans sterfdag is verschenen. Het boek bevat een selectie van het serieuze werk door Joost Prinsen.
Huiswerk
Juist het ontbreken van woordjes en zinsdelen als 'alledonders', 'wat deksel', 'Dat zal je gedacht wezen' en 'Is me dat even wat' versterken het ernstige werk, vindt Joost Prinsen. HIj is met de stofkam door het Verzameld werk gegaan en heeft 38 bijdrages geselecteerd die de moeite van het lezen waard zijn. Volgens Prinsen is de keuze niet persoonlijk, maar zou door iedereen gemaakt zijn:
Binnen het kader van mijn opdracht heb ik de stukken opgenomen die ik met het meeste plezier gelezen heb. De vreugde van het lezen. En op dat gebied zal mijn smaak niet veel verschillen van de uwe. Als u deze bundel had samengesteld, waren er grosso modo dezelfde stukken in opgenomen, denk ik. Ik heb alleen uw huiswerk gedaan, daar komt het eigenlijk op neer. (17-8)
Een dankbare taak, Het zijn zeker diverse en uitdagende artikelen geworden die Joost Prinsen uitzocht. Van de liefde voor de 19e eeuw met Piet Paaltjens, Hildebrands Camera Obscura en Van Deyssel naar de Tweede Wereldoorlog en de Tweede Kamerverkiezingen in 1971. Het is een bont gezelschap dat langskomt. Alle bijdrages delen hetzelfde: de ernst en vooral de heerlijke, luchtige stijl van Bomans, compleet met zijn olijke kwinkslagen.
19e eeuw
De liefde voor de 19e eeuw, met schrijvers als Beets, Haverschmidt en Thijm, spreken duidelijk uit de eerste bijdragen. Het stelt Bomans voor de vraag hoe het toch komt dat veel van deze schrijvers alleen tijdens hun studententijd uitblinken. Het heeft de mooiste boeken en verhalen voortgebracht zoals de Camera Obsura, Gedichten van de Schoolmeester en Snikken en Glimlachjes van Paaltjens.
Desondanks schrijven ze niet door. Heeft Dickens in Engeland na zijn Pickwick Papers nog veel boeiend werk voortgebracht, Nicolaas Beets verzonk in saaie domineespoëzie. Niet voor niets hebben de Tachtigers zich daar zo verzet tegen de geur van 'ontelbare bouquetten' zoals Beets en anderen die hebben neergelegd.
Veeleisende maatschappij
De oorzaak ligt mogelijk aan de veeleisende maatschappij van de 19e eeuw. Als student kon je daar goed aan ontsnappen, maar daarna eiste het burgerlijk bestaan zijn tol. De vriendschappen tijdens de studie, waren intens.
Het geluksgevoel van het student-zijn, samengesteld uit het besef van eenzaamheid en tegelijk geborgenheid in kameraadschap, was er veel intenser.
Men had er bovendien de tijd. Door isolement was men aangewezen op onderling geestelijk verkeer, op zielsverwantschap, op gezamenlijk dwepen met Byron, Victor Hugo en Walter Scott, op dromen des zomers bij het 'opengeschoven raam', des winters bij de kolomkachel met het beeld van Minerva. Af en toe verstoorde een diligence de stilte dezer kleine oase van luxe-cultuur. De droom zelf werd niet verstoord. Alleen het doctoraal examen deed dit. (49)
Een mooie analyse, compleet met de beelden uit de periode die zo geliefd was bij Godfried Bomans. Zijn hele schrijfstijl refereert naar deze verhalen.
Ernst en luim
Niet voor niets staat de Camera Obscura zo hoog op zijn lijstje, net als inspiratiebron van Beets, de Pickwick Papers van Dickens die Godfried Bomans ook vertaald heeft. Stuk voor stuk boeken waarin ernst en luim elkaar afwisselen. Iets waar ook Bomans heel goed in is, zo bewijst deze bloemlezing wel.
De verhalen over de oorlog zijn misschien wel het aangrijpendst. Want als 10 procent van de bevolking fout was, dan loopt deze 10 procent nog steeds hier rond, stelt Godfried Bomans. Of de 2 minuten stilte aan de erebegraafplaats aan de Zeeweg tussen Haarlem en Zandvoort, waar zij die vielen worden herdacht. Het geeft misschien wel de mooiste zinnen uit 'In alle ernst'.
Ik denk aan de Duitser, die hen heeft doorgeschoten. Hij woont nu ergens in Beieren en rookt een pijpje voor zijn huis. Befehl ist Befehl. De ander, die het genadeschot gaf, leest in Frankfurt de krant en schudt het hoofd over de baldadigheid van de jeugd. Ook de melk is weer duurder geworden. Een dikke man, denk ik, met een steenrood gezicht. Hij is het allang vergeten. De derde, die na afloop misselijk werd en moest overgeven, staat in zijn tuin te wieden. Het is een bleke man, met iets schichtigs in zijn ogen. Vóór de oorlog was hij anders. So ein lustiger Kerl. Toen hij terugkwam, is hij veranderd. Soms schreeuwt hij in zijn slaap. Zijn vrouw heeft hem het eens gevraagd. Was ist denn los, Hermann? Maar Hermann heeft het niet gezegd. Zeg ook maar niets, Hermann. Bewaar die bekentenis voor later als ook jouw tijd gekomen is. Het zal je misschien vergeven worden, want het heeft je leven vergiftigd. (155/156)
Of als hij over de 20 Twentenaren schrijft die daar zijn gefusilleerd. De jongste, een kind nog, blijft halverwege staan en wordt uiteindelijk geholpen door een oudere man van de groep.
Toen de jongen gevallen was, voegde de man zich in het gelid en wachtte zijn beurt. 'Hij kon het niet alleen', zei hij nog, 'hij moest geholpen worden.' En zie, na vijftien jaar herhaalde het zich. Wij ouderen, trekken de jeugd met ons mee naar een leed, dat zij op eigen kracht niet bereiken kunnen. De zoon kijkt naar de vader op. En de vader sluit even de ogen. En als hij dadelijk de ogen voorgoed gesloten heeft, zal die zoon daar staan, alleen. (157)
Indrukwekkende zinnen die zo treffend geformuleerd zijn en allemaal verhalen in zich bergen. De inval van de Duitsers op 10 mei 1940. Bomans schetst zijn herinneringen. Hoe hij het zonder angst en haatgevoelens. Haat is onderdeel van ervaringen en groeit. Dat is er aan het begin van de oorlog nog niet. Wel de nieuwsgierigheid en de verwondering als een Duitse militair iemands fiets in beslag neemt en ermee wegrijdt.
Ambtenarentaal
Gelukkig wisselt Joost Prinsen zijn keuze ook af met allerlei journalistiek werk en columnachtige stukken. Wat over ambtenarentaal. Alles wat een ambtenaar schrijft is dat alles wat maar bij mogelijkheid bedacht kan worden, in het bericht staat. Een waterdichte verordening. Bomans artikel 'Een vacature bij de reiniging' zou zo gisteren geschreven kunnen zijn, zo actueel. De ambtenaar is geen spatader veranderd. Of de uitvindingen die soms gelijktijdig zijn gedaan. 'Elke uitvinding is het antwoord op een behoefte', stelt Bomans.
Of de maanlanding:
En dan gebeurt het. Een mens buigt zich voorover en raapt met eigen hand wat stenen van de maan. Wat is hun waarde? Geen enkele. Maar voor mij fonkelen ze als diamanten. Zij zijn het bewijs dat we daar gestaan hebben en aan onze kleine cel ontsnapt zijn. Wat er daarna gebeurt weet ik niet en ik informeer er ook niet naar. Niemand weet het trouwens. We hebben gratie gekregen van levenslang cellulair en mogen naar buiten. Waarheen? Geen enkele veroordeelde stelt zich die vraag. Hij gaat. (235)
Laatste snik
Joost Prinsen doorloopt het hele schrijvende bestaan van Godfried Bomans. Tot en met de laatste snik, een herinnering aan zijn vader, 'De man met de zwarte das'. Waarbij de laatste ontmoeting die Bomans met zijn vader heeft, misschien wel de indringendste is. Op zijn kamer in Nijmegen, komt zijn vader langs. Hij ziet hem vooreerst na jaren.
Nog hoor ik zijn trage voetstap op de trap en daar verscheen hij op de drempel. We keken elkaar een ogenblik aan. Toen begaf hij zich naar het raam en keek naar buiten. 'Mooi uitzicht', zei hij en draaide zich langzaam om. Ik antwoordde niet. Hij bleef een ogenblik bewegingsloos staan en zette toen een fles wijn op tafel. Ik zei nog steeds geen woord.
Zijn vader vertrekt even later:
Ik hoorde het portier dichtslaan en de auto wegrijden. Enkele dagen later kreeg ik een telegram. Hij was gestorven. (259)
Goede boodschap
Nog geen 3 maanden na publicatie van dit verhaal, overlijdt Bomans zelf. Nederland met een schok achterlatend. Enkele dagen na zijn overlijden, las Prins Bernard bij de kerstwens op televisie van hem en zijn vrouw koningin Juliana het sprookje 'De engel' voor. Over de kerstengel in de top van de kerstboom die een verdrietig lot wacht.
[Z]ij wist dat zij een wezen was, bestemd om dood te gaan, doch uitverkoren om de Goede Boodschap tot het einde te bewaren. (Godfried Bomans: Sprookjes, p.160)
Het zijn de sprookjes en het ernstige werk die nog zo gewaardeerd worden. Daarin laat Bomans zien dat hij een schrijver van formaat is. Die zeker meer verdiend dan de luim die hij vaak krijgt toegedicht. Het ‘huiswerk’ van Joost Prinsen bevestigt dat.
Het oeuvre van Bomans is nog altijd springlevend. Dat bewijst een onlangs een nieuw ontdekt sprookje: De gierige koning. Het boek is geïllustreerd door Thé Tjong-Khing en onlangs uitgegeven door uitgeverij Sunny Home.