Wij zijn de wrekers over dit alles
Conny Braam
Uitgever: Atlas Contact
ISBN: 978 90 254 5163 9
Conny Braam vertelt met roman Wij zijn de wrekers over dit alles een verzwegen verhaal over de Tweede Wereldoorlog.
Wat een roman is Wij zijn wrekers over dit alles van Conny Braam. Het is onmogelijk om dit verhaal goed te typeren; zo rijk is het aan verhaallijnen, gebeurtenissen en personages. In haar nieuwe boek behandelt Conny Braam een episode uit de Zuid-Afrikaanse geschiedenis die in Nederland nagenoeg onbekend is. Het gaat over Zuid-Afrikaanse soldaten die vochten tegen de nazi’s. Daarbij zijn het niet alleen witte Zuid-Afrikanen die streden, ook kleurlingen vochten mee. Dat daarbij het rassenverschil in stand blijft, verbaast.
De hoofdpersoon, sergeant Jacob Witbooi, gaat op missie in Libië omdat hij gelooft in de belofte van voor de oorlog: vrijheid voor iedereen die onderdrukt wordt. Hij gaat vechten tegen de nazi’s in de hoop dat hij straks dezelfde rechten krijgt als zijn witte medemens. Churchill en Roosevelt hadden het aan iedereen beloofd in het Atlantisch Handvest. Hierin spraken de landen af na de vernietiging van het nazisme te streven naar een wereld zonder agressie en haat.
Nieuwe perspectieven
Als het belangrijkste wat de mens bezit, namelijk de vrijheid om zijn eigen lot te bepalen, zijn regeringsvorm te kiezen en niet overheerst te worden door anderen, biedt dat nieuwe perspectieven:
Als het verslaan van de nazi’s betekende dat de volkeren van Zuidwest-Afrika het recht op zelfbeschikking zouden krijgen en daarmee hun vrijheid zouden herwinnen, dan mocht hij geen moment aarzelen. (p 66)
Daarom geeft Jacob Witbooi zich vrijwillig op voor het leger, al adviseren zijn oom en vader hem anders. Zijn oom vertrouwt de witte Zuid-Afrikanen voor geen cent. Ze zijn geen haar beter dan de Duitsers. Zijn vader gooit het meer op vertrouwen in God. Als de redding nabij is, geeft God wel een seintje.
Niet toegankelijk voor “niet-Europeanen”
Het levert een intrigerend verhaal op over het leger, waarbij hoop en realiteit elkaar afwisselen. Het verhaal wordt chronologisch verteld en begint vlak voor de gevechten in de Oost-Libische woestijn bij Tobroek. Jacob Witbooi is in Caïro en heeft het zwaar te verduren met zijn rol als kleurling in het leger, bijvoorbeeld als ze op zoek zijn naar een medesoldaat en bij een club naar binnen willen. Het mondt uit in een gevecht met witte landgenoten omdat de club niet toegankelijk is voor “niet-Europeanen”.
Dat contrasterende van het nazisme en tegelijkertijd de positie van kleurlingen in het geallieerde leger zelf, grijpt je aan bij het lezen van Conny Braams roman. De gezamenlijke strijd tegen de vijand mag er dan wel zijn, binnen dit leger woedt een heel andere strijd. Deze is niet minder vurig, maar wel veel meer onderhuids.
Het wordt echt confronterend als het leger na een dag vechten krijgsgevangen wordt gemaakt door de Duitsers. Ze zijn rampzalig ingesloten bij de gevechten. Tobroek is al voor de vierde keer in korte tijd in handen van een andere partij. Nauwelijks gevangen genomen, krijgen Jacob Witbooi en zijn kornuiten al meteen de regels van witte Zuid-Afrikanen opgelegd. Zo mogen ze niet als eerste gebruik maken van de toiletten om zich op te frissen, staan achteraan in de rij bij het eten en mogen bij de stinkende latrines slapen.
De leider van deze legereenheid, kapitein Geldenhuys, worstelt hier ook heel erg mee. De verteller weet het prachtig te beschrijven als ze de overtocht van Libië naar Italië maken, een paar dagen voordat Tobroek weer in geallieerde handen valt. De kapitein komt terecht tussen de kleurlingen en wil niets liever dan naar het dek waar de legerleiding mag verblijven. De keuze van perspectiefwisseling krijgt een mooi vervolg als Jacob Witbooi later zijn kapitein van het schip ziet afgaan. Het drama van de witte krijgt een heel ander perspectief.
Monsterlijke klus
Want het is een monsterlijke klus om binnen alle details van de geschiedenis dit heel eigen verhaal te vertellen en ook de spanning te houden. Is dit boek nu een typisch kampverhaal zoals Strepen aan de hemel van JL Durlacher of Is dit een mens van Primo Levi? Zeker, Conny Braam heeft hier veel inspiratie uit gehaald. De verteller legt wel de nadruk op een ander verhaal. De roman behandelt meer de lotgevallen van krijgsgevangenen en de rollen onderling. Tegelijkertijd spreekt het gevecht tegen de gezamenlijke vijand, maar ook de relaties tussen de gevangenen en hun bewakers. Niet altijd is de scheidslijn heel zwart-wit, soms is voor overleven ook een samenwerking met de vijand nodig.
De verteller laveert tussen alle feiten door, want er gebeurt nogal wat met deze groep gevangenen. Eerst lijken ze vrij snel na hun gevangenneming alweer vrij te komen, want de geallieerden rukken op in Italië. De Duitsers weten de opmars weer te stuiten, maar de partizanen zitten in Noord-Italië en vechten voor hun vrijheid. Het gaat met horten en stoten. Het verhaal zweeft voortdurend tussen hoop en vrees.
Daarin weet de verteller je wel mee te nemen. Vooral verderop in de roman is dit het geval. In de tijd in Italië valt de spanning soms wat weg, maar niet in de periode dat de krijgsgevangenen meegenomen worden naar Auschwitz, aan de rand van Polen, ver buiten het gezichtsveld van de geallieerde legers. Ook hier rukken de troepen op en komen steeds dichterbij. Deze sfeer waar de bevrijding heel dicht bij is, maar uiteindelijk alle hoop vervliegt doordat iets gebeurt buiten de personages om, houdt de verteller heel goed vast. Het is oorlog en de gevangenen zijn volledig afhankelijk van de grillen van degenen die hen vasthouden.
Ontsnappen
De zoektocht, het ontsnappen uit de werkelijkheid van het kamp, maar ook hoe de kleurlingen weten te overleven in een wereld waarbij niet alleen de vijand de vijand is, staat centraal. Onderhuids spelen de spanningen van thuis, die tussen de witte en de kleurlingen, voortdurend mee. Het bepaalt hun leven in het kamp en is soms een bijna even grote kracht als het optreden van de Duitse kampbewakers.
Toch ben ik geraakt door het personage van de wit Afrikaanse kapitein Geldenhuys. Toont hij zich aanvankelijk nog een felle tegenstander van alle kleurlingen, geleidelijk aan winnen ze zijn vertrouwen. Zeker tussen Jacob Witbooi en Geldenhuys ontstaat een bijzondere band. Je ziet Geldenhuys steeds meer ontdooien en tot het besef komen dat zijn manschappen uit witte én kleurlingen bestaan. Het is wel een harde leerschool voor hem, bijvoorbeeld als de witte een spottende parodie op hem en zijn relatie met de zwarte homoseksueel Jantjie Jafta maken. Het kost hem veel moeite om zich daarvan los te worstelen.
Het contrast tussen de donkere mens en zijn relatie met bijvoorbeeld de Joden die worden afgeslacht door de nazi’s komt in de roman Wij zijn de wrekers over dit alles sterk naar voren in de persoon Moritz Rabinowitz. Hij is juist Duitsland ontvlucht door naar Zuid-Afrika te emigreren. Als hij krijgsgevangen wordt gemaakt, beheerst de angst hem om wat er gebeuren gaat. Onderweg wisselen Jacob Witbooi en hij van identiteit door hun naambordjes om te ruilen. Het blijft lang onduidelijk wat zijn lot zal zijn.
Zwart of Jood?
Of Jacob er verstandig aan doet deze nogal impulsieve reactie te volgen, is een mooie, intrigerende verhaallijn in de roman. Is bij de nazi’s een zwarte een beter lot beschoren dan een Jood? Jacob weet bijvoorbeeld een voorsprong te krijgen door de rol van vertaler in het werkkamp bij Auschwitz, maar hij vraagt zich echt af of hij hier beter af is. Hij krijgt beter te eten maar moet voor een wispelturige kampbewaker werken. De rol die hij heeft, staat hem steeds minder aan en hij zal uiteindelijk uit deze baan weten te ontsnappen. Nee, dan werkt hij liever heel hard mee met de rest dan als vertaler te werken voor deze schurken.
De dreiging van de oprukkende Russen komt steeds dichterbij. Ook nu breekt er weer een nieuwe episode aan in het verhaal. De krijgsgevangenen worden door het hele Duitse rijk gesleept en ze maken allerlei ontberingen mee. Jacob Witbooi weet Jantjie Jafta te halen uit een kansloze barak in het andere kamp van Auschwitz. De ernstig verzwakte jongen moet kilometers door de ijzige kou, zonder veel te eten, al belooft Geldenhuys hem een stukje van zijn kerstpudding als ze bevrijd zullen worden. Het zijn letterlijk kleine brokjes hoop waaraan ze zich proberen vast te klampen.
Als dan eindelijk de bevrijding komt, is de teleurstelling groot als de niet-Europeanen een heel andere rol krijgen toebedeeld dan hun wit medestrijders. Ze mogen niet deelnemen aan de bevrijdingsfeesten in Engeland en krijgen ook niet het warme onthaal in Zuid-Afrika als ze daar eindelijk aankomen. Het is een pijnlijke realiteit waarmee Jacob Witbooi en de andere overlevenden van deze ellendige oorlog te maken krijgen.
Ontzettend onbekend
Maar misschien is nog het ergste van alles dat deze hele geschiedenis zo ontzettend onbekend is. Een handjevol overlevenden heeft hier aandacht voor gevraagd. Wat van de bijzondere geschiedenis van de zwarte mijnwerkers, in de roman verbeeldt in de oorlogsveteraan Sergeant Job Moloi? Wat een verhaal is dat. Hij heeft niet alleen meegevochten in Libië; daarvoor heeft hij ook gewerkt in Palestina bij het graven van tunnels en aanleggen van spoorlijnen. Hij vecht mee omdat hij hoopt dat hij bij terugkomst in Zuid-Afrika zich mag aansluiten bij een mijnwerkersbond.
Moloi is de leider van de aanslag op een transportschip in Tobroek. Hij weet gewiekst, vanwege hun dwangarbeid als kleurlingen voor de Duitsers, de mazen in de beveiliging te vinden. Zo klinkt er een serie explosies in de haven en slagen de mannen er ondanks hun gevangenschap toch in om de Duitsers een flinke klap te geven.
Daarmee is, wat ik al helemaal aan het begin schreef, de roman van Conny Braam onuitputtelijk als men kijkt naar de hoeveelheid verhalen die ze heeft weten samen te brengen in Wij zijn de wrekers over dit alles. Het is een samenballing van een oorlog die onvatbaar is, maar veel meer ook van de verhalen van na de oorlog; de verzwegen verhalen die ook verteld moeten worden. Of zoals Primo Levi het zegt: “Ex-gevangenen kunnen verdeeld worden in twee duidelijk onderscheiden categorieën, met weinig tussenvormen: de zwijgers en de vertellers.” De zwijgers doen dit uit schaamte of omdat ze niet het reine met zichzelf zijn. Voor de sprekers somt Primo Levi heel veel redenen op.
Niet God, maar wij
Het verhaal van de kleurlingen die meegevochten hebben voor de bevrijding van het kwaad in de vorm van het nazisme, is misschien niet alleen door de overlevenden niet verteld, het is vooral door de overwinnaars verzwegen. Deze schandelijke gewaarwording doet pijn als je een boek als dat van Conny Braam leest. Of zoals de titel zelf spreekt, als Jacob Witbooi in gesprek is met de Amsterdamse Jood Wolfie in Auschwitz: niet God is de wreker over de verschrikkelijke misdaden van mensen, stelt Wolfie:
Hij draait zich naar Jacob en pakt hem bij de schouders. “Kijk naar ons tweeën: een kleurling en een Jood. We worden allebei als minderwaardig beschouwd, wij zijn allebei tot dwangarbeid veroordeeld. Daaruit kun je maar één conclusie trekken: wij hebben dezelfde vijanden, onze strijd is een gemeenschappelijke en daarom zeg ik je: Nee, Jacob, niet God maar wij, wij samen, zijn de wrekers over dit alles!” (p 299)
Een treffende samenvatting van deze prachtige roman van Conny Braam. Het verhaal vindt ondanks alle weerstand zijn weg en heeft een mooie plek gekregen in deze roman. Het vertelt op een treffende manier over de lotgevallen van de Tweede Wereldoorlog en benadrukt een kant die verzwegen is. Het verhaal verdient daarmee een groot publiek en misschien zelfs wel een verfilming. Al ben ik heel bang dat dit veelzijdige verhaal niet te filmen is.
Filmpje Conny Braam over haar roman:
Buro: NM