Een groot deel van de Nederlandse bevolking is helemaal klaar met de regering. Het kabinet-Rutte 3 gaat maar door, hoewel het al vijf maanden geleden afgetreden is. Er wordt nog steeds flink geblunderd. En het parlement staat buitenspel. Terwijl de formatie nog altijd muurvast zit, zijn er allerlei dringende zaken die aandacht vragen. Corona natuurlijk. En Afghanistan.
Nederland zit, na het aftreden van het derde kabinet-Rutte op 15 januari 2021, nu al zes maanden met een “demissionaire” regering, dat wil zeggen een regering die nog even doorwerkt in de tijd die nodig is om een nieuwe regering te vormen. Een demissionaire regering mag alleen lopende zaken afhandelen; meer controversiële onderwerpen moeten blijven liggen tot er een nieuw kabinet is aangetreden. Maar het ligt voor de hand dat er zich, naarmate de formatie langer duurt, steeds meer zaken aandienen die dringend om aandacht vragen.
Je zou denken dat de politici in een tijd van een wereldwijde pandemie, gevolgd door een economische crisis, haast hebben om weer volledig aan het werk te gaan. Ook de aanpak van de klimaatcrisis, die door de publicatie van het klimaatrapport van het IPCC begin juli alleen maar urgenter is geworden, vraagt om forse maatregelen.
Nog zes partijen “in het mandje”
Maar ook de formatie van de nieuwe regering duurt nu al vijf maanden. Na een rommelige start, waarbij binnen twee dagen vier formateurs naar huis werden gestuurd, werd eerst de nestor van kabinetsformaties, Herman Tjeenk Willink, het veld in gestuurd en daarna kreeg SER-voorzitter Mariëtte Hamer de opdracht om de formatie in te koppen. Begin juni bleek echter dat de partijen die tijdens de verkiezingen in maart als grootsten uit de bus waren gekomen (met uitzondering van Geert Wilders’ PVV, waar geen van de andere grote partijen mee wil samenwerken) zich onverzoenbaar opstelden. Inhoudelijk lagen de standpunten niet eens zo ver uit elkaar. Maar de centrumrechtse partijen VVD en CDA wilden niet in één kabinet met een combinatie van de twee linkse partijen PvdA en GroenLinks, terwijl die twee – na de voor deze partij desastreus verlopen regeringsdeelname van het PvdA aan het kabinet-Rutte II (2012-2017) – elkaar niet willen loslaten om alléén in een regering met VVD en CDA te stappen. En het liberale D66 wil niet opnieuw een regering vormen met de huidige coalitiepartner ChristenUnie, omdat D66 nu eindelijk eens stappen wil zetten als het gaat om medisch-ethische thema’s als abortus en voltooid leven, en dat zijn thema’s waarover de kleine christelijke partij totaal andere ideeën heeft.
Informateur Hamer heeft Mark Rutte (VVD) en Sigrid Kaag (D66), de leiders van de partijen die bij de verkiezingen in maart als winnaars uit de bus waren gekomen, in juni opdracht gegeven om eerst maar eens drie weken “vakantie” te nemen en om buiten het oog van de camera’s samen een “aanzet voor een opzet tot een regeerakkoord” op te stellen, een akkoord op hoofdlijnen waar partijen die daar wel iets in zien, zich dan bij kunnen aansluiten.
Maandag waren ze terug, maar het is de vraag of de time-out veel heeft opgeleverd. Vóór het weekend was al bekend dat Rutte (VVD) en Hoekstra (CDA) nog steeds niet met de PvdA-GroenLinks-tandem verder willen. En Sigrid Kaag (D66) sprak maandagochtend in het Algemeen Dagblad opnieuw haar aversie tegen de ChristenUnie (CU) uit. Waarop Gert-Jan Segers (CU) zich hardop afvroeg waarom hij dan toch uitgenodigd werd om onder leiding van informateur Hamer samen met Rutte en Kaag naar hun – vooralsnog vertrouwelijke en nog niet uitgelekte – voorstel te komen kijken.
Volgens Rutte was er nog niets beslist en zat ook Segers nog steeds “in het mandje”. Maar de twijfel rijst nu bekend is geworden dat Kaag (D66) zondagavond Liliane Ploumen (PvdA) en Jesse Klaver (GroenLinks) voor een besloten etentje bij haar thuis had uitgenodigd. Het feit dat Ploumen en Klaver ermee ingestemd hebben om bij de formatiebesprekingen hun secondanten thuis te laten en alleen elkáár mee te nemen, lijkt er op donderdagochtend voorzichtig op te duiden dat een formatie “over links” op dit moment de beste papieren heeft.
Rutte: geen vuiltje aan de lucht
Ondertussen rommelt het opnieuw in politiek Den Haag. Want demissionair of niet, er hebben zich binnen de regering de afgelopen maanden meerdere personele wisselingen voorgedaan. Eén staatssecretaris heeft, ervan uitgaande dat de regering zijn langste tijd heeft gehad, alvast voor een functie elders gekozen. Daarnaast kwamen er een paar posten vacant doordat bewindslieden aangaven dat ze de werkdruk niet meer aan konden. Daarom zijn er onlangs drie nieuwe staatssecretarissen aangesteld (twee namens de VVD, een namens D66), die alle drie afkomstig zijn uit de Tweede Kamer. Merkwaardig is dat er van deze staatssecretarissen, die duidelijk slechts voor beperkte tijd zijn aangesteld, niet gevraagd wordt om hun plek in de Kamer op te geven.
Staatsrechtsgeleerden trekken hier hun wenkbrauwen over op. En ook leden van de oppositie zijn het er niet mee eens. Want het feit dat deze drie met één been in de regering staan en met één been in het parlement, betekent dat de controlerende functie van de Kamer in het gedrang komt. De staatssecretarissen moeten nu als parlementariërs het werk van hun eigen collega’s in de regering beoordelen. Opnieuw is de scheiding van macht en tegenmacht, waar sinds de val van het kabinet in januari naar aanleiding van het toeslagenschandaal zoveel om te doen is geweest, in het geding.
Volgens demissionair premier Rutte mág dat, in het geval van een demissionair kabinet. Toch heeft de Tweede Kamer woensdag met spoed advies over deze kwestie gevraagd aan de Raad van State, het hoogste rechtsorgaan van het land. Zodra dat advies er ligt, zal de Tweede Kamer de zaak verder bespreken.
Geen prikdwang, maar wel prikdrang
En ondertussen moesten de demissionaire bewindslieden deze week aandacht geven aan ten minste twee urgente zaken: de coronapandemie en de Afghanistan-crisis. Je zou het bijna vergeten, maar drie van de hoofdrolspelers bij de formatiebesprekingen maken ook deel uit van de regering: Rutte als demissionair minister-president, Kaag als demissionair minister van Buitenlandse Zaken en Hoekstra als demissionair minister van Economische Zaken.
Wat corona betreft, is het belangrijkste nieuws van de afgelopen dagen dat de Tweede Kamer woensdag na een debat met minister Hugo de Jonge van Volksgezondheid met een nipte meerderheid heeft ingestemd met het plan van het kabinet om in de toekomst, als iedereen de kans heeft gehad om zich te laten inenten, een eigen bijdrage te gaan vragen voor toegangstesten.
Het kabinet wil dat mensen vanaf 1 september bij alle locaties waar tenminste 75 personen samen zijn een bewijs van herstel, een vaccinatiebewijs of een testbewijs kunnen laten zien. Er is dus geen sprake van “prikdwang” (mensen worden niet verplicht om zich te laten vaccineren), maar wel van “prikdrang”: als je een dergelijk bewijs níet kunt overleggen, word je op extra kosten gejaagd. Een eigen bijdrage van € 7,50 per test lijkt misschien niet veel, maar voor een gezin van vier personen betekent dat € 30,- per keer. En omdat zo’n test maar 48 uur geldig is en een volgende keer herhaald moet worden, kan dat flink in de papieren lopen, vooral voor mensen die het toch al niet breed hebben (denk aan studenten met hoorcolleges in een zaal met meer dan 75 studenten). Wie zich om principiële redenen niet wil laten vaccineren, zal zich dus “gedrongen” voelen om het toch te doen; anders volgt sociale isolatie.
Overigens hoopt het kabinet per 20 september alle coronamaatregelen, waaronder de anderhalvemeterregel en de mondkapjesplicht in het openbaar vervoer, te kunnen loslaten. Vanaf november wil het kabinet ook stoppen met testen voor toegang. Maar gezien het feit dat woensdag bleek dat de daling van de afgelopen weken níet heeft doorgezet en dat er nu weer sprake is van een stijging in het aantal besmettingen, is het de vraag of het kabinet – dat in juni in de fout ging met de jolige slogan “dansen na Janssen” – niet opnieuw te optimistisch is met zijn prognose.
En dan Afghanistan
Als het om corona gaat, heeft het kabinet er een handje van om adviezen van de medische experts in de wind te slaan en zijn koers te varen, vooral als dat beter uitkomt voor de politieke beeldvorming. Dat een demissionaire regering dit soort eigengereide beslissingen neemt, kán eigenlijk niet. Maar het meest heikele punt in politiek Den Haag is op dit moment wel de terugtrekking uit Afghanistan.
Tussen 2002 en 2021 waren er in Afghanistan zo’n 30.000 Nederlandse militairen gestationeerd. Ze namen deel aan verschillende internationale vredesmissies, vooral in de provincie Uruzgan en later in Kunduz. De laatste missie werd eind juni beëindigd.
De Tweede Kamer heeft begin juni een motie aangenomen waarin stond dat het demissionaire kabinet er vóór het vertrek van de Nederlandse troepen voor moest zorgen dat ook de lokale tolken die de Nederlandse missie hebben geholpen, samen met hun gezinnen naar Nederland konden komen. Als de Taliban de macht in Afghanistan zouden overnemen, zouden deze tolken, die door de Taliban als verraders worden gezien, hun leven niet zeker zijn.
Toen Afghanistan na het vertrek van de Amerikaanse troepen vorige week inderdaad, en onverwacht snel, in handen van de Taliban viel, werd duidelijk dat er voor de lokale tolken van de Nederlandse missie nog weinig was geregeld.
Het leek er zelfs op dat het Nederlandse personeel van de Nederlandse ambassade als een dief in de nacht vertrokken was. Toen hun Afghaanse collega’s maandagochtend bij de ambassade aanklopten, stonden ze voor een dichte deur. Later zou bekend worden dat Amerikaanse soldaten de Nederlanders geen keus hadden gelaten. De Amerikanen hadden de Nederlanders ’s nachts van hun bed gelicht om ze in veiligheid te brengen op het vliegveld van Kabul.
In de dagen die volgden, ontstond het besef dat het niet alleen de Afghaanse tolken waren die na de machtswisseling gevaar liepen, maar bijvoorbeeld ook de Afghaanse ambassademedewerkers en de plaatselijke koks, chauffeurs en beveiligers die voor de Nederlandse missie gewerkt hadden. Nederlandse journalisten maakten zich zorgen over de Afghaanse journalisten, fixers en chauffeurs dankzij wie zij jarenlang hun reportages hadden kunnen maken.
Woensdag moesten de betrokken bewindslieden (minister Kaag van Buitenlandse Zaken, minister Bijleveld van Defensie en staatssecretaris Broekers-Knol van Justitie) diep door het stof. De situatie werd met de minuut pijnlijker, toen bleek dat het eerste vliegtuig dat de regering in allerijl naar Afghanistan had gestuurd om alle achtergebleven Nederlanders en hun Afghaanse helpers op te halen door de chaos op het vliegveld van Kabul niet had kunnen landen en onverrichterzake moest terugkeren. Later die dag zou ook een tweede reddingspoging mislukken doordat de Nederlandse Afghanen bij de ingang van het vliegveld door Amerikaanse militairen werden tegengehouden. Tot overmaat van ramp zou donderdag bekend worden dat een van de evacuatievliegtuigen een technisch defect had en aan de grond moest blijven.
Ondanks al deze tegenslagen kwam de reddingsoperatie in de loop van de week langzaam op gang. Nederlandse evacués kunnen ook met vliegtuigen uit andere landen meevliegen. Het is onduidelijk hoeveel Nederlanders en Nederlandse Afghanen inmiddels het land hebben kunnen verlaten.
Tijdens het Kamerdebat op woensdag – overigens vinden de vergaderingen deze week vanwege de verbouwing van het Tweede Kamergebouw in de historische Ridderzaal plaats – ontbrak de tijd om lang stil te staan bij de vraag waaróm de motie van begin juni niet was uitgevoerd. Waarschijnlijk vroeg iedereen zich inmiddels af waarom je daar nog moeite voor zou doen, met een demissionair kabinet dat keer op keer laat blijken dat het helemaal niet naar het parlement wíl luisteren en dat het “lastig” vindt om, zoals het móet doen, datzelfde parlement op tijd en volledig te informeren. En je kunt een regering die al afgetreden is, ook moeilijk naar huis sturen. Dus ging men maar weer over tot de orde van de dag.
Een meerderheid van de Kamerleden sprak zich uit vóór een motie dat een brede groep Afghanen, waaronder medewerkers die de Nederlandse overheid hebben bijgestaan (o.a. bewakers, judiciële medewerkers, koks, chauffeurs), medewerkers van Nederlandse ontwikkelingsprojecten, activisten op het gebied van mensen- en vrouwenrechten, en (fixers van) journalisten, geëvacueerd moet worden en zo snel mogelijk in Nederland asiel wordt verleend.
Uit het debat bleek dat de bewindslieden wél bereid waren deze mensen in de ontstane crisissituatie zo snel mogelijk uit Afghanistan weg te halen. Maar ze waren weinig genegen om iedereen na aankomst in Nederland ook automatisch asiel te verlenen. Vooral bij de VVD bleek de vrees te bestaan dat er tussen de vluchtelingen ook Taliban-aanhangers zullen meekomen, wat de dreiging van terroristische aanslagen in Nederland kan doen toenemen.
De Kamer reageerde furieus op het gedraai van de bewindslieden. Betekent het feit dat het kabinet demissionair is, niet dat het onmiddellijk gehoor moet geven aan de wensen van de Kamer?!
Aan het einde van een lange dag waarin de emoties soms hoog opliepen, lieten de drie bewindslieden Kaag, Bijleveld en Broekers-Knol in een brief aan de Kamer weten dat de motie “naar letter en geest” uitgevoerd zou worden. Het is onduidelijk hoevéél bevriende Afghanen naar Nederland gebracht kunnen worden. Daar wordt nu met man en macht aan gewerkt, in samenwerking met de Amerikanen en andere internationale bondgenoten. Daarna zullen alle ogen gericht zijn op de afhandeling van de asielprocedures.
Buro: IG