Voor mijn PhD-onderzoek ben ik op zoek naar moedertaalsprekers van het Afrikaans die een vragenlijst in willen vullen. Ik voer mijn PhD-onderzoek uit aan de KU Leuven in België.
Mijn onderzoek heeft als doel de overeenkomsten en verschillen in de werkwoordelijke systemen van dialecten en variëteiten van Nederlands en Afrikaans in kaart te brengen. Er is veel meer variatie in deze systemen dan we zouden vaststellen als we enkel naar de standaardtalen zouden kijken.
Deze variatie is echter nog niet eerder systematisch onderzocht voor het werkwoordelijke systeem. Door te kijken naar de overeenkomsten en verschillen tussen het Nederlands en Afrikaans enerzijds, en anderzijds naar overeenkomsten en verschillen tussen de dialecten/variëteiten van die twee talen zelf, hoop ik tot een beter begrip te komen van de grenzen van mogelijke variatie binnen de werkwoordelijke systemen, en hoe bepaalde syntactische fenomenen de ontwikkeling van andere fenomenen stimuleren of juist tegenwerken.
In mijn onderzoek focus ik op variatie in werkwoordsclusters – dat wil zeggen, een groep van meerdere werkwoorden achter elkaar, die zowel semantisch als syntactisch een geheel vormen en van elkaar afhangen – in Nederlandse en Vlaamse dialecten en het Afrikaans.
Ik ben specifiek geïnteresseerd in hoe verschillende dialecten, of regionale varianten van de standaardtaal, variatie laten zien in de allerkleinste onderdeeltjes in werkwoordsclusters. Bijvoorbeeld, in verschillende Nederlandse en Vlaamse dialecten zien we variatie in de positie van het woordje te in werkwoordsclusters. Laten we een concrete zin bekijken. In de volgende zin vereist het werkwoord hoeven dat het volgende werkwoord voorafgegaan wordt door het woordje te:
(1) Koen zal morgen niet hoeven te gaan voetballen.
Wat uit mijn onderzoek naar voren gekomen is, is dat er veel regio’s zijn in het Nederlands taalgebied waar sprekers het woordje te ook links van hoeven kunnen plaatsen (2), of soms zelfs voor het laatste werkwoord in het cluster, in dit geval voetballen (3).
(2) Koen zal morgen niet te hoeven gaan voetballen.
(3) Koen zal morgen niet hoeven gaan te voetballen.
In de literatuur is het opgemerkt dat het Afrikaans veel minder werkwoorden heeft die vereisen dat het werkwoord erna voorafgegaan wordt door te. Het Afrikaans maakt bijvoorbeeld veel vaker gebruik van de optie om het volgende werkwoord in te bedden in een constructie waarin zowel om als te gebruikt worden, of om helemaal geen woorden tussen het eerste en tweede werkwoord te plaatsen. Dit is anders dan in het Nederlands. Laten we weer naar een concreet voorbeeld kijken: het werkwoord proberen. In het Nederlands is de meest voorkomende optie dat het werkwoord proberen en het werkwoord dat erop volgt gescheiden worden door te:
(4) Hij heeft proberen te lezen.
In het Afrikaans wordt het gebruik van enkel te na probeer vaak als ‘ouderwets’ bestempeld, en hebben mensen de keuze tussen de zin in (5) en de zin in (6):
(5) Hij het probeer om te lees.
(6) Hij het probeer lees.
Een ander type constructie waarin we in het Nederlands (7) het woordje te aantreffen, maar niet in het Afrikaans (8), is de volgende:
(7) Ik zit te werken.
(8) Ek sit en werk.
In dit soort constructies wordt door het werkwoord zit/sit niet enkel uitgedrukt dat het werken van de spreker zittend gebeurt, maar ook dat het werken gaande is, dat wil zeggen, het is een andere manier om te zeggen dat de spreker bezig is met werken.
Uit eerder onderzoek is gebleken dat er veel variatie is in verschillende regio’s van het Nederlands taalgebied in hoe deze constructie er precies uitziet – er zijn bijvoorbeeld mensen die het woordje te weglaten als de zin in voltooid verleden tijd verschijnt – en in hoe sterk de betekenis van zitten nog aanwezig is.
Het doel van de huidige vragenlijst is om variatie in de vorm en betekenis van dit type constructie in het Afrikaans in kaart te brengen, enerzijds om een beter begrip te krijgen van deze specifieke constructie, en anderzijds om daarna een vergelijkend onderzoek te kunnen doen naar de patronen van variatie die ik vastgesteld heb in het Nederlands taalgebied en de patronen die naar boven zullen komen in dit onderzoek naar variatie in het Afrikaans.
Deze vergelijking zal uiteindelijk bijdragen aan een beter begrip van de precieze overeenkomsten en verschillen in de werkwoordelijke systemen van beide talen. Om dit te kunnen bereiken, ben ik dus op zoek naar moedertaalsprekers van het Afrikaans die bereid zijn om de volgende vragenlijst in te vullen:
https://websurvey.kuleuven.be/index.php/11845/lang-af
Het invullen van de vragenlijst duurt ongeveer 30 minuten. Ik ben ontzettend dankbaar voor uw eventuele medewerking!
Buro: IG