De Universiteit van Stellenbosch, wier gebouwen lieflijk zijn gelegen in het dorp tussen de wijngaarden op een steenworp afstand van Kaapstad, is een topuniversiteit. Uiteraard wil iedereen dat dat zo blijft.
Nog maar een jaar of wat geleden maakte rector Wim de Villiers een internationale rondgang waarbij hij ondermeer Amsterdam en Gent aandeed. Hij maakte duidelijk dat het hem (en de staf) er veel aan gelegen is dat Stellenbosch een internationaal gerespecteerde topuniversiteit blijft.
Reeds bij het bezoek van De Villiers werden er, met name in Gent, kritische vragen gesteld over de vermeende afschaling van het Afrikaans als taal van onderricht. De Zuid-Afrikaanse werkelijkheid is echter complex en niet altijd makkelijk te vergelijken met die van Nederland en België.
Ook past – met name de Nederlanders – bescheidenheid omdat ook aan de Nederlandse universiteiten massaal in het Engels wordt gedoceerd. Maar het gaat ook over andere, in de ogen van velen misschien wel belangrijker zaken. Op maandag 8 juli was vice-rector Nico Koopman te gast in het Zuid-Afrikahuis in Amsterdam om uitleg te geven. Transformatie is het sleutelwoord.
“De universiteiten moeten transformeren, omdat we het willen en het is een opdracht van de overheid. Het doel is om op een waardige manier tot een balans te komen waarbij er zowel onder studenten als onder wetenschappers en ondersteunend personeel sprake zal zijn van meer diversiteit,” vatte de vice-rector en systematisch-theoloog de discussie samen.
Stellenbosch staat natuurlijk bekend als de universiteit die destijds een Afrikaner-bolwerk was (en in de ogen van sommigen nog steeds een beetje is). Nog niet zo lang geleden werd het eeuwfeest gevierd.
Koopman refereerde aan dat eeuwfeest omdat dat tweeslachtige gevoelens opriep: enerzijds fantastisch dat de universiteit tot zo’n krachtig wetenschappelijk instituut is uitgegroeid, anderzijds was er ruimte voor twijfel omdat Stellenbosch het bolwerk van de mannen van de Apartheid was. “Toch is dat ook weer niet het hele verhaal,” aldus Koopman, “want sinds de jaren ’70 van de vorige eeuw is er duidelijk sprake van een toename van het aantal bruinmense onder de studenten. Maar er is nog een lange weg te gaan. De meerderheid van het wetenschappelijk personeel is nog steeds wit, bij het ondersteunend personeel is dat nu ongeveer fifty-fifty. Ons kernwoord in het hele transformatie-proces is waardigheid. Waardigheid in de context van integer creëren, waardigheid als helend proces, rechtvaardigheid, vrijheid, gelijkheid en respect. Het betekent niet alleen dat we een veelkleurige universiteit moeten worden, het gaat natuurlijk ook om de toegankelijkheid voor arme studenten.”
Als vice-rector is Nico Koopman verantwoordelijk voor het personeelsbeleid en de sociale impact van het transformatie op de universiteit. Geen gemakkelijke opgave, want de uitdagingen zijn groot en divers. Toch is hij van mening dat het begin er is. “We proberen de studenten op een dusdanige wijze te monitoren, dat ze niet vastlopen. Veel zwarte studenten komen uit een milieu waar studeren niet vanzelfsprekend is en dan loop je al gauw tegen problemen aan die er voor een ander niet zijn. Dan gaat het niet alleen over geld, maar ook over het ritme van de studie, overzicht maken, ver van huis zijn, een andere omgeving.”
Hoe het zij, natuurlijk ging de discussie ook over de vraag of Stellenbosch het Afrikaans niet te makkelijk bij het vuilnisvat had gezet. “Veel bruinmense van de Kaap zijn nog steeds Afrikaanstalig,” stelde één van de aanwezigen, “en dan is het niet meer dan logisch dat je onderwijs in het Afrikaans zou mogen krijgen, gegeven het feit dat Afrikaans je eerste taal is. Het kan juist voor bruinmense discriminerend zijn om niet in het Afrikaans onderwijs te krijgen, want de meeste blanke studenten komen uit de rijkere milieus en die praten en verstaan net zo goed Engels als Afrikaans.”
“Wij hebben gekozen voor het systeem van parallelklassen in de eerste jaren van onderwijs,” antwoordde Nico Koopman op rustige en beheerste wijze, “en niet voor een systeem van tolken. Ook daarbij hanteren we een mechanisme van monitoring zodat de studenten niet onnodig vastlopen. Overigens,” voegde hij daar nog aan toe, “het gaat dan natuurlijk niet alleen om Afrikaans, maar – in ons geval – ook om IsiXhosa. Doel is nu juist om ook het IsiXhosa als derde taal uit te bouwen. Maar dan zit je ook weer met het feit dat lang niet iedereen IsiXhosa spreekt.”
Veelkleurigheid is ook aan de Nederlandse universiteiten een discussie, maar dan gaat het bijvoorbeeld meer om de aanwezigheid en participatie van Moslim-studenten. Waar het in Nederland om een voorzichtige discussie gaat, die ook veel tegenstand oproept, gaat het in Zuid-Afrika, zo lijkt het, om een onvermijdelijkheid. Om die onvermijdelijkheid rustig en waardig te laten verlopen zonder slachtoffers te maken is een uitdaging die Nico Koopman in ieder geval niet uit de weg gaat.
Buro: GvdB