Ongelijke kansen in het onderwijs

  • 0

Onderwijsongelijkheid – het komt ook in Nederland voor. Kinderen van rijke en hoogopgeleide ouders hebben meer kans op een havo- of vwo-diploma dan kinderen van minder gefortuneerde ouders. Dat komt onder meer door de verwachtingen van de leraar, en door de invloed van commerciële huiswerkinstituten, het zogenaamde “schaduwonderwijs”.

Vorige week maakte het Centraal Bureau voor de Statistiek bekend dat 7,6% van de leerlingen in de hoogste groep van het basisonderwijs in Nederland (“groep 8”) aan het einde van het schooljaar 2016/’17 op basis van de eindtoets een hoger schooladvies kreeg dan het advies dat de leraar een paar maanden eerder had gegeven. Daarbij bleek het bij kinderen van ouders uit de hoogste inkomensgroepen minder vaak nodig het schooladvies bij te stellen dan bij kinderen van ouders uit lagere inkomensgroepen. Maar die kinderen van rijkere ouders hadden van de leraar toch al het hoogste advies gekregen. Terwijl kinderen van minder vermogende ouders die even hoge cijfers hadden gehaald, van de leraar lang niet altijd hetzelfde vertrouwen bleken te krijgen.

In de zomer van 2017 maakten 177 duizend leerlingen uit groep 8 de overstap van de basisschool naar de middelbare school. Bij het kiezen van een vervolgopleiding wordt vooral gekeken naar het advies dat de leraar al vóór 1 maart geeft. Als de score van de eindtoets hoger uitvalt, kan het schooladvies naar boven worden bijgesteld. Het advies wordt nooit naar beneden bijgesteld als uit de eindtoets een lager advies komt. De eindtoets wordt namelijk gezien als een “momentopname”; een kind kan zijn dag niet hebben of last hebben van examenstress. Terwijl de leraar een leerling gewoonlijk langere tijd heeft kunnen volgen en een goed beeld heeft van zijn of haar capaciteiten.

Aan het einde van het vorige schooljaar kwamen bijna 58 duizend leerlingen op basis van de eindtoets in aanmerking voor een bijstelling naar boven. Toch is dat maar bij 2 op de 10 (ruim 13 duizend leerlingen) gebeurd. Bij kinderen van ouders uit de hoogste inkomensgroep gebeurde dat bij 6,2%, en bij kinderen van ouders uit de laagste inkomensgroep bij 9,1%.

Kijken we naar de schooladviezen die de leraar heeft gegeven, dan blijkt dat 35,9% van de leerlingen met rijke ouders een vwo-advies hebben gekregen en 12,7% een havo/vwo-advies. Bij kinderen van minder rijke ouders komen deze hoge adviezen minder vaak voor. Bij kinderen uit de laagste inkomensgroep kreeg 13,6% een vwo- en 7,4% een havo/vwo-advies. Bij kinderen met minder gefortuneerde ouders viel er dus de grootste inhaalslag te maken; vandaar dat de schoolkeuze daar het vaakst wordt bijgesteld.

In het dagblad Trouw (12 oktober 2018) verklaart onderwijssocioloog Marc Vermeulen (Tilburg University) de ongelijkheid als volgt: “Leraren adviseren vaak aan de voorzichtige kant bij kinderen uit de laagste inkomensgroepen. Ze wegen in hun advies niet alleen de cognitieve talenten mee, maar ook de sociale steun die ze zien. Die is bij lager opgeleide ouders vaak minder sterk. Daarbij speelt een rol dat er in het basisonderwijs veel ondersteuningsfaciliteiten zijn om kinderen bij te spijkeren, in het voortgezet onderwijs zijn die minder beschikbaar en ook dat kunnen leraren in hun advies meewegen.” 

Schaduwonderwijs

In de Tweede Kamer werd deze week gedebatteerd over het zogenaamde “schaduwonderwijs”. Uit het onderzoeksrapport Licht op schaduwonderwijs dat in januari werd gepresenteerd, blijkt dat bijna 12% van de leerlingen in het voortgezet onderwijs een of andere door de ouders betaalde vorm van bijles, huiswerkbegeleiding of examentraining krijgt. Voor deze extra lessen buiten school moeten ouders flink in de buidel tasten. Een huiswerkinstituut kost al snel 1000 euro per jaar, en een dagje examentraining 100 euro. Naar schatting gaat er in de huiswerkbranche zo’n per jaar 185 miljoen tot 286 miljoen euro om. Vanwege de hoge kosten zijn het vooral de rijkere en hoogopgeleide ouders die hun kind deze extra ondersteuning kunnen bieden.

Overigens zijn er binnen de school zelf ook mogelijkheden tot extra ondersteuning; hiervan wordt vaker gebruik gemaakt door kinderen van minder rijke ouders. Tellen we de betaalde en onbetaalde ondersteuning bij elkaar op, dan blijkt dat 27% van de leerlingen een of andere vorm van hulp buiten de reguliere lessen om krijgt. Gevraagd waarom ze het nodig vinden dat hun kind extra ondersteuning krijgt, antwoorden de meeste ouders dat de leraren op school hun kind onvoldoende individuele aandacht kunnen geven en dat ze behoefte hebben aan “maatwerk”.

Uit een onderzoek van CNV Onderwijs onder bijna 5800 leerkrachten uit januari 2017 blijkt dat ruim 85% van de docenten in het basis- en voortgezet onderwijs het met de ouders eens is. Ook zij hebben het gevoel dat ze hun leerlingen onvoldoende aandacht kunnen geven. Ze wijten dit onder meer aan de invoering van het zogenaamde “passend onderwijs” (waardoor leerlingen die speciale begeleiding nodig hebben, in het reguliere onderwijs terecht zijn gekomen) en de grotere klassen. 85% van de leraren is ervan overtuigd dat schaduwonderwijs kansenongelijkheid in de hand werkt. En 88% vindt dat de begeleiding van leerlingen gewoon in de klas thuishoort en dat er meer in het onderwijs geïnvesteerd moet worden, zodat er meer personeel en middelen voorhanden zijn. Deze roep om meer geld is sindsdien in het regeerakkoord van kabinet Rutte-III gedeeltelijk gehonoreerd.

Lees ook

Het gaat niet goed met het onderwijs in Nederland

Buro: IG
  • 0
Verified by MonsterInsights
Top