Op toekomstige expositie verdient ook Zuid-Afrikaans slavernijverleden een plaats

  • 0

De gevolgen van het Surinaamse en Antilliaanse slavernijverleden in het Nederland van vandaag staan centraal op een tentoonstelling in het Tropenmuseum in Amsterdam. Het verhaal dat de tentoonstellingsmakers vertellen roept associaties op met Zuid-Afrika, vroeger en nu.

Het staat er echt. Een informatiebordje over de achttiende-eeuwse Nederlandse slavenhandelaar Hendrik Coenraad Sander eindigt met de conclusie: ‘Dit laat zien dat er niet alleen slavernij was in de Amerika’s, maar ook in koloniën in Azië.’ Pardon? Deze opmerking gaat volledig voorbij aan het feit dat het Nederlandse en Britse koloniale gezag tussen 1658 en 1808 zo’n 63.000 slaven vanuit Oost-Afrika, India en het Verre Oosten naar de Kaap hebben verscheept. Dit leger van goedkope arbeidskrachten vormde al sinds het bewind van Jan van Riebeeck de kurk waar de Kaapse economie op dreef.

Logo: Brian Elstak

Beperkt raamwerk

Het bordje met deze pijnlijke omissie is te vinden op de tentoonstelling ‘Heden van het slavernijverleden’ in het Tropenmuseum in Amsterdam. Op de tentoonstelling, die twee zalen in beslag neemt, wordt het kader dat de makers zich gesteld hebben, niet meteen duidelijk. ‘Met Het heden van het slavernijverleden geven wij een “schot voor de boeg” voor de tentoonstelling over het Nederlands koloniaal verleden die over enkele jaren in het Tropenmuseum zal openen. Discussies over de inhoud van de tentoonstelling nemen wij graag mee in het vervolgtraject’, staat er op een bord met het uitnodigende opschrift ‘Praat met ons mee’. Het valt te hopen dat het Kaapse deel van het Nederlandse slavernijverleden te zijner tijd wél recht gedaan zal worden.

De selectie lijkt vooral ingegeven door het woord ‘heden’. In hoeverre leeft het Nederlandse slavernijverleden nog voort in het Nederland van nú? Dat vergoelijkt enigszins de eenzijdige focus op de slavernij in Suriname en op de Nederlandse Antillen en op de doorwerking hiervan in Nederland tot op de dag van vandaag. Ten aanzien van Indische Nederlanders hebben de makers nog steeds iets uit te leggen. Maar het is waar dat hedendaags Nederland, anders dan in het geval van de Surinaamse en Antilliaanse gemeenschap, geen grote groep nazaten van tot slaafgemaakten kent uit de Hollandse tijd aan de Kaap. Herinneringen aan dit aspect van de gedeelde Nederlands/Zuid-Afrikaanse geschiedenis moeten eerder in de materiële sfeer gezocht worden. In archieven bijvoorbeeld, en in historische gebouwen in beide landen die nog getuigen van de rijkdom die toen dankzij slavernij is vergaard.

Lijden, verzet, hoop

Wanneer we ons richten op wat de tentoonstelling in het Tropenmuseum wél wil zijn, dan valt op dat de makers terughoudend omgaan met het lijden van de tot slaafgemaakten in Suriname en op de Antillen. In een van de eerste vitrines (hoewel de route door de zalen onduidelijk is) staan meetinstrumenten waarmee de fysieke kenmerken van verschillende etnische groepen werden vastgelegd. In een korte video legt hoogleraar Antropologie Amade M’charek (Universiteit van Amsterdam) uit dat rassentheorieën blanken in staat stelden om zwarte mensen als minderwaardig te zien, en dat maakte het vervolgens makkelijk om met hen om te springen alsof het slechts dingen, objecten, waren. Vandaar de voetboei en het brandijzer elders in deze ruimte. In een volgende video praat Gloria Wekker, emeritus-hoogleraar op het gebied van genderstudies, Caribische studies en de bestudering van seksualiteit, etniciteit en postkolonialisme (Universiteit Utrecht), over de seksualisering van het beeld van zwarten in de ogen van blanken. M’charek en Wekker vestigen de aandacht op het discours dat aan de basis ligt van ontmenselijking, discriminatie en onderdrukking. Dit discours woekert na de afschaffing van de slavernij lustig voort bij het exposeren van een 13-jarig Maronjongetje en andere ‘inboorlingen’, alsof het museumstukken zijn, op de Wereldtentoonstelling in Amsterdam in 1883, bij de romantisering van zwarte jazzmuzikanten tijdens de roaring twenties en ja, ook in de beeldvorming van Zwarte Piet in de 21e eeuw.

IJzeren voetboei (Foto: Tropenmuseum)

De tentoonstelling blijft echter niet hangen in sombere verhalen. Naast ellende – lijkt de boodschap te zijn – was er in het leven en de psyche van de tot slaafgemaakten ook plaats voor verzet, veerkracht en hoop. Wat onmiddellijk tot de verbeelding spreekt, zijn de profielen van mannen en vrouwen, zwart én wit, die het opnamen tegen het slavernijsysteem. Voor veel bezoekers zullen deze helden hier voor het eerst een naam krijgen; het feit dat ze alleen als profiel afgebeeld worden, illustreert mooi dat hun levensverhalen erom vragen nader onderzocht en verteld te worden. Het verzet wordt ook belichaamd door de Marrons, gevluchte slaven die, soms geholpen door de inheemse bevolking van Suriname, in het oerwoud hun eigen nederzettingen stichtten en die overvallen pleegden op plantages om lotgenoten te bevrijden. Een wettige en minder gewelddadige manier om de vrijheid te bereiken, was manumissie: het vrijkopen van een tot slaafgemaakte. Een slaaf kon ook zichzelf vrijkopen of door andere gemanumitteerden vrijgekocht worden. Goedkoop was dat niet: gemiddeld 1500 gulden. Maar je kunt je voorstellen dat het idee dat tot slaafgemaakten zelf iets aan hun omstandigheden konden doen, sommigen hoop gaf, en een doel in het leven.

Dat er méér voor nodig was om de geest van de tot slaafgemaakten te breken, wordt op de tentoonstelling ook geïllustreerd met verschillende uitingen van creativiteit. Een belangrijke bron van troost en kracht was de Winti-godsdienst, waarbij religieuze tradities uit Afrika en van de inheemse bevolking van Suriname samenkwamen in een nieuw geloof. Op Curaçao ontstond de tambú-muziek, een mix van Afrikaanse muziekstijlen, dansen en rituelen. De katholieke kerk slaagde er niet in om deze ‘heidense’ dans te verbieden; tambú werd een symbool voor de Afrikaanse oorsprong van de Afro-Curaçaose identiteit. De eveneens uit Afrika met de boot overgekomen fabels over de spin Anansi werden in Suriname vaak gebruikt om de draak te steken met de plantagehouders.

Keti Koti (en Piet) deel van internationale tendens

Op 1 juli 1863 werd de slavernij in Suriname en op de Nederlandse Antillen afgeschaft. Desondanks moesten de voormalige slaven, ter financiële compensatie, nog tien jaar voor hun gedupeerde eigenaren blijven werken. Vandaar dat 1873 vaak gezien wordt als het jaar van de werkelijke bevrijding.

In Nederland wordt jaarlijks op 1 juli Keti Koti (‘de ketenen verbroken’) gevierd. De nationale herdenking vindt plaats bij het Slavernijmonument in het Oosterpark in Amsterdam. Er is veel discussie over deze herdenking. Moet hij het karakter hebben van een feest of van een herdenking? Ook gaan er stemmen op om van Keti Koti een heuse nationale feestdag te maken. De slavernij in Suriname, zo luidt de redenering, heeft niet alleen gevolgen gehad voor de nazaten van de tot slaafgemaakten, maar ook voor de rest van de Nederlandse bevolking, die direct of indirect baat heeft gehad bij de rijkdommen die op de slavenplantages bijeengebracht werden. Vooralsnog lijkt het gros van de Nederlanders echter weinig belangstelling voor zo’n algemene feestdag te hebben.

De tentoonstelling eindigt met een groot beeldscherm onder een woud van Keti Koti-hoofddoeken. Op het scherm een monoloog door de jonge Surinaams-Nederlandse actrice Dorothy Blokland. Ze is aan de ene kant tróts op de culturele traditie van haar voorouders. Aan de andere kant is ze boos en teleurgesteld over het gebrek aan erkenning van wat haar voorouders is aangedaan. Haar verhaal staat op gespannen voet met het decor: de imposante hal van het Koninklijk Instituut voor de Tropen, vol goud, marmer en exotisch hardhout, die getuigt van de weelde die de koloniale handelsrelaties Nederland hebben gebracht. Verschillende aspecten van de doorwerking van het slavernijverleden in het heden worden hier krachtig gevisualiseerd.

Achttien jaar lang speelde cabaretier Erik van Muiswinkel de rol van Hoofdpiet in het Sinterklaasjournaal op de Nederlandse televisie. In 2016 besloot Van Muiswinkel dat hij zich niet langer kon verenigen met het beeld van Zwarte Piet. Collega-cabaretier Jochem Myjer (Piet Paniek) stopte eveneens. De schoenen die Van Muiswinkel als Hoofdpiet heeft gedragen, werden op een veiling aangekocht door het Afrikamuseum in Berg en Dal en zijn nu te zien op de tentoonstelling in het Tropenmuseum. De opbrengst van de veiling, € 1700,-, kwam ten goede aan de AVL Foundation, het actieplatform van het Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis in Amsterdam dat gespecialiseerd is in de behandeling van kanker. (Foto: Tropenmuseum)

De tentoonstelling ‘Het heden van het slavernijverleden’ sluit aan bij de wereldwijde tendens tot culturele dekolonisatie. In Zuid-Afrika ligt deze tendens onder meer ten grondslag aan de #RhodesMustFall-beweging en de studentenprotesten in bredere zin. Toegegeven, in Zuid-Afrika zijn de verschillen groter en is de situatie dientengevolge meer explosief. Maar het zich verhardende ‘pietendebat’ laat zien dat ook in Nederland schijnbaar onschuldige tradities voor het eerst ter discussie gesteld en aan het wankelen gebracht worden. De tentoonstelling, met zijn beperkte, maar zeer specifieke insteek, neemt zelf positie in binnen deze ontwikkeling en beoogt – met zijn herhaalde oproep om mee te praten, onder meer via de hashtag ‘#slavernij’ op sociale media – het gesprek los te maken en verder te voeren.

De tentoonstelling is, zoals gezegd, bedoeld als ‘schot voor de boeg’ voor een nieuwe vaste presentatie over het Nederlands koloniaal verleden die over enkele jaren in het Tropenmuseum te zien zal zijn. Hopelijk zal het Zuid-Afrikaanse perspectief dan wél meegenomen worden. Als voormalige Nederlandse koloniën onderhouden Zuid-Afrika, Suriname, de Nederlandse Antillen en Indonesië een interessante relatie. De culturele dekolonisatie die door de Zuid-Afrikaanse studenten in hún land nadrukkelijk op de agenda is gezet, past in een wereldwijde ontwikkeling. Een ontwikkeling die ook Nederland niet onopgemerkt voorbij zal gaan.

  • ‘Heden van het slavernijverleden’ – Tropenmuseum, Linnaeusstraat 2, Amsterdam. Website: www.tropenmuseum.nl.
Buro: IG
  • 0
Verified by MonsterInsights
Top