Hij mag blijven. Maar de leden van de oppositie maakten het premier Mark Rutte gisteren tijdens een urenlang debat in de Tweede Kamer niet makkelijk. En gelijk hebben ze. Want het gedoe rond memo’s die wél bestaan, maar die niemand zich achteraf meer lijkt te kunnen herinneren, was buitengewoon onhandig.
Voor de zoveelste keer werd premier Mark Rutte gisteren in het parlement ter verantwoording geroepen. Na het zoekgeraakte “bonnetje” dat minister Ivo Opstelten en staatssecretaris Fred Teeven in 2015 de kop kostte en het leugentje over de datsja van Poetin van minister Halbe Zijlstra in februari van dit jaar, waren het dit keer zes memo’s over de afschaffing van de dividendbelasting die voor heel wat verontwaardiging zorgden.
Het heeft vorig jaar na de verkiezingen in maart zeven maanden geduurd voor Nederland een nieuwe regering had. Omdat geen enkele partij in Nederland de absolute meerderheid heeft, moet er altijd een coalitie van meerdere partijen gevormd worden. Die partijen moeten het, voordat ze samen aan de slag kunnen, eens worden over een regeerakkoord waarin vastgelegd wordt wat ze de komende jaren willen gaan doen. Het is voor de partijen vaak niet makkelijk om het onderling eens te worden. In 2017 waren er meerdere formatierondes nodig om tot de huidige coalitieregering van VVD, CDA, D66 en ChristenUnie te komen.
In het regeerakkoord is een passage opgenomen over het afschaffen van de dividendbelasting. Dividendbelasting is – simpel gesteld – de belasting die wordt betaald over de winst die een bedrijf maakt. Het gaat om een heffing van 15 procent. Nederlandse bedrijven krijgen een groot deel van dat geld later weer terug. Maar buitenlandse bedrijven niet. Om grote internationale bedrijven over te halen hun hoofdkantoren in Nederland te houden of te vestigen (denk: Brexit!), heeft de regering zich in het regeerakkoord voorgenomen de dividendbelasting af te schaffen. Leuk voor multinationals, want die kunnen gezamenlijk 1,4 miljard euro per jaar besparen. Maar de Nederlandse schatkist loopt hierdoor 1,4 miljard euro per jaar mis. En omdat het geld toch ergens vandaan moet komen, is dat slecht nieuws voor de Nederlandse belastingbetaler.
Het is onduidelijk hoe het idee om de dividendbelasting af te schaffen in het regeerakkoord terecht is gekomen, want niet een van de vier partijen die nu in de regering zitten, had daar iets over in zijn verkiezingsprogramma staan. Het lijkt er zelfs op dat twee van de vier partijen nog steeds niet blij zijn met het idee. D66-leider Alexander Pechtold heeft bijvoorbeeld gezegd dat hij die 1,4 miljard liever in het onderwijs had geïnvesteerd.
Een belastingmaatregel van 1,4 miljard – dat is nogal wat. Het is dan ook niet verwonderlijk dat hier sinds het aantreden van de nieuwe regering in oktober vorig jaar in het parlement al drie keer vragen over zijn gesteld. Bij de beantwoording van die vragen ging het over memo’s die tijdens de formatieperiode gebruikt zouden zijn om het voorstel te onderbouwen. Premier Rutte heeft altijd volgehouden dat die memo’s niet bestonden of dat, als ze wél bestonden, hij zich niet kon herinneren dat hij ze ooit gezien had.
Afgelopen vrijdag kwamen er toch nog zes memo’s boven water. Uit deze memo’s blijkt dat ambtenaren van het ministerie van Financiën tijdens de formatie grote twijfels hadden over het afschaffen van de dividendbelasting. Volgens hen had deze namelijk weinig invloed op het vestigingsklimaat voor grote internationale bedrijven. Ook zou afschaffing ervan de kans verhogen dat Nederland als “doorsluisland wordt gebruikt bij internationale constructies om de belastingdruk te verminderen”.
Tijdens het debat van gisteren, dat om 15.00 uur begon en tot na middernacht duurde, legde Rutte uit dat er tijdens zo’n formatieproces allerlei notities circuleren. De formerende partijen zetten zelf ideeën op papier en vragen ook aan de ambtenaren van de verschillende ministeries om plannetjes voor hen door te rekenen. Omdat er tijdens de formatie door alle partijen concessies gedaan moeten worden en het niet altijd lukt vast te houden aan wat de partijen in de verkiezingsprogramma’s beloofd hebben, is het niet de bedoeling dat dit soort memo’s openbaar gemaakt worden. Dat de memo’s vertrouwelijk behandeld worden, is vooral belangrijk als formatiebesprekingen op niets uitlopen. Dan wil je als partijleider niet herinnerd worden aan alles wat je tijdens de formatie bij wijze van hypothese hebt gezegd. Pas wanneer een idee in het regeerakkoord wordt vastgelegd, kun je de vertegenwoordigers van de coalitiepartijen erop aanspreken.
Zowel Rutte als de andere leiders van de regeringspartijen die hadden meegedaan aan de formatiegesprekken, benadrukten gisteren tijdens het debat het belang van geheimhouding om een eerlijk en open gesprek tijdens de formatie te kunnen waarborgen. Rutte herinnerde Jesse Klaver, de partijleider van GroenLinks die in een eerdere ronde ook aan de formatie had deelgenomen, eraan dat hij waarschijnlijk ook niet wilde dat alles wat hij daar gezegd had, naar buiten kwam.
Aan de ene kant ging het dus om een fundamentele kwestie. Aan de andere kant ging het om het relatief onbeduidende karakter van al die memo’s die als een soort proefballonnetjes rondgingen. Het waren er tijdens die zeven maanden onderhandelen met meerdere partijen, over een hele baaierd aan onderwerpen, gewoon verschrikkelijk veel geweest. Daarom behield Rutte zich het recht voor te zeggen dat hij niet alles gelezen had, of, als hij het al gelezen had, dat hij het ook meteen weer was vergeten.
Wat Rutte tijdens het debat wél wilde toegeven, is dat het niet handig van hem was geweest om de kwestie zo lang te laten voortslepen. Hij had, nadat er in november voor het eerst vragen over waren gerezen, moeten nagaan of die memo’s nog ergens opgespoord konden worden. Daarmee had hij een hoop onrust kunnen voorkomen.
De coalitiepartijen hadden waarschijnlijk vantevoren al afgesproken dat ze het Rutte niet moeilijk zouden maken. Partijleiders Pechtold (D66), Seegers (ChristenUnie) en Buma (CDA) gaven Rutte gelijk dat formatiegesprekken in alle vrijheid moeten kunnen verlopen, zonder angst dat er voortijdig informatie naar buiten komt. En net als Rutte hadden ook zij de memo’s niet of slechts half gelezen. De afschaffing van de dividendbelasting – kosten: 1,4 miljard – waren tijdens de formatie blijkbaar niet iets waar lang bij stilgestaan is.
Voor de oppositiepartijen was het allemaal te weinig en te laat. Zij weigerden te geloven dat Rutte de memo’s domweg was “vergeten”. In hun ogen had Rutte “gelogen”, en liegen – met andere woorden: de Tweede Kamer verkeerde informatie verschaffen – geldt in Nederland als een politieke doodzonde.
Een motie van afkeuring, ingediend door Jesse Klaver van GroenLinks, haalde het echter niet. Met uitzondering van de conservatieve SGP stemden alle oppositiepartijen (67 van de 150 parlementsleden) vóór de motie van afkeuring. Dankzij de steun van de coalitiepartijen en de SGP kon Rutte opgelucht ademhalen.
Hiermee is de kous echter niet af. Na de “bonnetjesaffaire” uit 2015, het datsja-verhaal van zijn vriend en vertrouweling Halbe Zijlstra en verschillende andere kwesties die hij verkeerd heeft ingeschat of slordig heeft afgehandeld, is Ruttes politieke reputatie na gisteren nog verder beschadigd. Het vertrouwen in de premier heeft een flinke knauw gekregen.
En dat geldt ook voor de Haagse politiek. Want waar ging het nou helemaal over? Mensen die verantwoordelijk zijn voor de welvaart van het land, die de stukken die ze op hun bureau krijgen niet lezen en daarna ook nog eens vergeten dat die stukken ooit hebben bestaan. Het gesteggel daarover was urenlang rechtstreeks op televisie te volgen, en dat was geen verheffend gezicht.
In de media werd de afgelopen dagen de vergelijking gemaakt met werklozen die, omdat ze hebben verzuimd een formulier in te vullen, maandenlang gekort worden op hun uitkering. Zíj moeten wél de consequenties van hun nalatigheid dragen, terwijl de bestuurders van het land, die kunnen besluiten over miljarden euro’s, hier ongestraft mee weg lijken te komen.
Buro: IG