Slavernij zindert overal na: spraakmakende tentoonstelling in het Rijksmuseum, Amsterdam

  • 0
"In Zuid-Afrika werd slavernij opgeheven in 1834, in Suriname en op de Antillen in 1863, in Nederlands-Indië een paar jaar eerder … Slechts vier of vijf generaties scheiden ons van een samenleving waarin slavernij vanzelfsprekend was … Door middel van verhalen, getuigenissen, kunstobjecten, archivalia, diorama’s, een geïllustreerd boek en een audiotour doorbreekt de tentoonstelling Slavernij sereen de stilte rondom de slavernij."

Het gebeurde na zijn tijd. Maar moest Jheronimus Bosch het hebben meegemaakt, hij zou er een akelig schilderij met veel duistere kantjes en donkere tinten van hebben gemaakt. Een schilderij van de ergste kwellingen die mensen kunnen overkomen.

Naar aanleiding van de tentoonstelling Slavernij, die het Rijksmuseum vol passie en creativiteit inricht, flitsen er allerlei beelden door mijn hoofd, nog voor ik de tentoonstelling heb bezocht. Het verhaal van het slavernijverleden van Nederland wordt er gebracht. Het verhaal is buitengewoon gecompliceerd. Het omvat de koloniale slavenhandel zowel over de Atlantische Oceaan als rondom de Indische Oceaan, van de 17e tot en met de 19e eeuw. De meeste tot slaaf gemaakte mensen die werden afgevoerd naar de Amerika’s, waren afkomstig van de westkust van Afrika. Maar ook Kaap de Goede Hoop was een kruispunt waar veel tot slaaf gemaakten langskwamen op de transatlantische vaarroute en waar andere hun eindbestemming bereikten om aan de koloniste/nederzetterste worden verkocht. Omstreeks 1780 waren er ongeveer tienduizend slaven aan de Kaap; de meeste van hen afkomstig uit Zuidoost-Azië en Indië. Ruim zestigduizend slaven werden naar Zuid-Afrika gehaald tussen 1652 en 1795, toen de VOC hier handeldreef.

Vergaan van drie schepen aan Cabo de Bonne Esperance, 1693. Zeelieden proberen schipbreukelingen op een vlot aan land te trekken. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen vracht-, oorlogs- en slavenschepen, maar deze laatste hebben niet altijd eigen kenmerken. Vaak wordt een schip in de een of andere haven omgebouwd zodat het dienstig is om tot slaaf gemaakte mensen weg te voeren. (Bron: Ets van Jan Luyken, Rijksmuseum)

In 1658 ging de Amersfoort als eerste VOC-schip met een lading tot slaaf gemaakte jonge Angolezen behouden voor anker in de Tafelbaai. Maar dat lot was niet alle schepen beschoren. Van de zowat tweeduizend VOC-schepen zijn er bijna zevenhonderd vermist of vergaan. Van al die verloren schepen zijn maar een dertigtal wrakken gelokaliseerd.

De Meermin, een VOC-hoeker die niet specifiek bestemd was voor slavenhandel maar daartoe aan de Kaap de nodige aanpassingen had ondergaan, haalde 140 slaven op in Madagascar maar verging in 1766 in de Struisbaai vlakbij Kaap Agulhas na muiterij aan boord. Van de 140 slaven overleefden er 112; van de 62 bemanningsleden slechts 32.

Een echt slavenschip is lange tijd ten onrechte beschouwd als een VOC-vaartuig. Het had vierhonderd slaven opgeladen in Mozambique en voer naar Brazilië. In 1794 kapseisde het vlakbij het huidige Clifton-strand in Kaapstad. Meer dan tweehonderd slaven verdronken. Maritiem archeologisch onderzoek wees uit dat het de Portugese São José-Paquete de Africa was. Verscheidene artefacten afkomstig van het wrak, zoals een houten takelblok en ijzeren ballasten om de menselijke vracht evenwichtig te spreiden in het laadruim, werden door Iziko Museums of South Africa en de erfgoeddiensten in bruikleen gegeven aan het Smithsonian’s National Museum of African American History and Culture in Washington.

De aangrijpende inaugurale rede van president Barack Obama bij de opening van het National Museum of African American History and Culture op 24 september 2016 – een half uur meesterlijk redenaarstalent:

Nu, nog geen vijf jaar na de beroemde speech van president Obama bij de opening van het museum, is het maatschappelijk bewustzijn van het slavernijverleden van vele bevolkingsgroepen wereldwijd met rasse schreden vooruitgegaan. In het Rijksmuseum kwam in 2017 het thema al aan bod in de monumentale tentoonstelling Goede Hoop, die het gedeelde verleden van Zuid-Afrika en Nederland vanaf 1600 belichtte. In de nieuwe tentoonstelling wordt het slavernijverleden van Nederland open getrokken naar alle gebieden waar het zich manifesteerde: Brazilië, Suriname en het Caribisch gebied in het Westen, rondom de Indische Oceaan in het Oosten, met Kaap de Goede Hoop als uitgelezen tussenstop.

Goede Hoop, Rijksmuseum en Vrije Universiteit Amsterdam inspireren tot het opruimen van de brokstukken van het kolonialisme

Maria Holtrop, conservator aan de Afdeling Geschiedenis en medesamensteller van de tentoonstelling Slavernij, Rijksmuseum, Amsterdam

Aan Maria Holtrop (°1985), die haar stempel ook al drukte op de tentoonstelling Goede Hoop, heb ik gevraagd hoe het Rijksmuseum de nieuwe tentoonstelling Slavernij opvat. Maria Holtrop heeft geschiedenis, Europese studies en journalistiek gestudeerd aan de universiteiten van Amsterdam en Utrecht. Zij is conservator aan de Afdeling Geschiedenis van het Rijksmuseum en medesamensteller van de tentoonstelling.

In de inleidende zalen belicht de tentoonstelling een aantal kernpunten van het slavernijsysteem. Zo wordt er stilgestaan bij de wrede reis en de ontmenselijking die plaatsvindt onder andere door het afnemen van de eigen naam van de tot slaaf gemaakte en het opleggen van een nieuwe naam. Een van de stukken die Maria Holtrop het nauwst aan het hart liggen is een transportdocument uit het Kaaps Archief. Het beschrijft de verkoop van een mens aan een ander mens, namelijk van het meisje met de naam China dat in 1768 door haar arme moeder wordt verkocht aan een Nederlander. Na meerdere malen te zijn doorverkocht, is de naam van het meisje veranderd in Rosa van de Kust en is haar verleden helemaal uitgewist. Ze belandt uiteindelijk op de wijnboerderij Groot-Constantia. “Veeleer dan te spreken over slaven, verkiezen we het begrip van tot slaaf gemaakte man, vrouw, kind, Indiër, Afrikaan … om vooral niet te vergeten dat het over mensen gaat,” beklemtoont Maria.

In het twaalfstuiversdocument van de VOC is vastgelegd dat het meisje met de naam China meerdere keren is verkocht aan een nieuwe “eigenaar”, tweede helft 18e eeuw. (Bron: Western Cape Archives, M49 Transport document of the girl China, Serrieur Papers)

Centraal in de tentoonstelling staan tien waargebeurde verhalen. Die gaan over mensen in slavernij en slavenhouders, maar ook over mensen die zich uit de slavernij hebben vrijgevochten, een Afrikaanse bediende in Nederland en ook een Amsterdamse suiker-industrieel. Voor de samenstellers van de tentoonstelling is het van groot belang dat niet alleen aandacht wordt geschonken aan de “geprivilegieerden”, slaven die gevlucht zijn, een misdrijf hebben gepleegd, op een portret zijn terechtgekomen of op een andere manier opvielen. De gigantische anonieme massa’s van mensen die geboren zijn en stierven in slavernij zonder dat iemand daar iets over noteerde, zijn minstens even belangrijk. Daarom heeft Maria ook over een groep mensen uitgebreid navorsingswerk gedaan en het lief en leed van deze groep scherp in beeld gebracht.

Als Nederlanders zich rekenschap geven van het slavernijverleden van hun land, dan denken ze meestal aan de transatlantische slavenhandel, die Suriname en de Antillen als overzees gebied in het vizier brengt. Maar de slavernij in het kader van de VOC rondom de Indische Oceaan is veel onbekender. De VOC roept onmiddellijk het beeld op van specerijen, handel en winst maken, veel minder van mensenhandel. Een eerste ontmoeting met de slavernij in het Oosten, die de tentoonstelling ook kleurrijk tot stand brengt, wil de VOC beschouwen als een netwerk, met handelsposten die naast vele goederen ook mensen verhandelden.

De handelsloge van de VOC in Hougly in Bengalen, 1665, schilderij van Hendrik van Schuylenburgh (Bron: Rijksmuseum)

Toen Maria meewerkte aan de tentoonstelling Goede Hoop, was het toponiem Bengalen haar al vaker opgevallen. Ze heeft zich daarin vastgebeten en in kaart gebracht waar de mensenhandel van de VOC zich vooral situeerde in de 17e eeuw. In Bangladesh, een stukje Birma en noordoost-Indië, kortom in het hele gebied rondom de Golf van Bengalen werden veel slaven geronseld. Zonder hun arbeid had Batavia nooit opgebouwd kunnen worden, noch de Banda-eilanden bevolkt, noch de nootmuskaathandel opgezet.

Hoogst origineel en sprankelend is het verhaal dat Maria brengt over elf personages die de naam van Bengalen dragen, een verhaal dat zij indringend tot de bezoeker doet spreken door middel van de tentoongestelde objecten. Zo kon de tot slaaf gemaakte Angela van Bengalen zich opwerken tot de elite van de Kaapse samenleving en haar groot vermogen verdelen over vele nakomelingen. Haar testament prijkt in de zaal. Susanna van Bengalen, van wie een oor was afgesneden, verging het anders. Gedreven door wanhoop, doodde zij haar kind of bekende ze dat ze het had gedood. Ze werd “een godvergeten moorddadig varken” genoemd, veroordeeld, in een zak gestopt die in de Tafelbaai werd gegooid. Het vonnis is de stille getuige van de verwoeste levens van moeder en kind.

In deze geschiedenis interesseert de willekeurigheid van het lot Maria Holtrop mateloos. De ene tot slaaf gemaakte kon overleven, de andere niet. Aan een enkeling werd een betere toekomst gegund. Maar er is te weinig materiaal voorhanden om na te gaan waarom de ene het er beter van afbracht dan de andere.

De tot slaaf gemaakte Augustus van Bengalen houdt de pijp vast van Hendrik Cloete in een genoeglijke pose omringd door kat en hond, ca. 1788, anoniem, grafiet. (Bron: Sint Maarten (NH), Archief Swellengrebel-Boekee)

De slavernij ligt achter ons. In Zuid-Afrika werd ze opgeheven in 1834, in Suriname en op de Antillen in 1863, in Nederlands-Indië een paar jaar eerder. Maar ze ligt niet ver achter ons. Slechts vier of vijf generaties scheiden ons van een samenleving waarin slavernij vanzelfsprekend was. De tentoonstelling Slavernij in het Rijksmuseum is spraakmakend en verrassend. Ze smeekt om te worden bezocht in deze vreemde tijd. Door middel van verhalen, getuigenissen, kunstobjecten, archivalia, diorama’s, een geïllustreerd boek en een audiotour doorbreekt de tentoonstelling sereen de stilte rondom de slavernij. Ze doet ons inzien dat zovele vormen van sociale ongelijkheid die tot op de dag van vandaag halsstarrig voortwoekeren, terug te voeren zijn op het slavernijverleden. Als Jheronimus Bosch het allemaal had meegemaakt, dan zou zijn schilderij ons deze tragiek ook hebben overgebracht.

Herman Meulemans

> Met dank aan het Rijksmuseum, Amsterdam, en in het bijzonder aan dr. Valika Smeulders, Maria Holtrop en Kelly Schenk, die de missie van het museum bevlogen uitdragen.

> Het museum is tijdelijk gesloten.

> Bezoekersinformatie: https://www.rijksmuseum.nl/nl/bezoek

Lees verder:
  • Eveline Sint Nicolaas, Valika Smeulders, e.a., Slavernij. Amsterdam: Uitgeverij Atlas Contact, 2021, 368 blz. – ISBN 9789045042459
  • Boeiende reflecties over de slavernijgeschiedenis van Nederland vind je ook in Ingrid Glorie’s recensie op Voertaal van het verzamelwerk De slavernij in Oost en West, onder redactie van Pepijn Brandon, Guno Jones, Nancy Jouwe en Matthias van Rossum – Amsterdam: Spectrum, 2020. Onderaan de recensie tref je nog verscheidene andere verwijzingen aan.
Buro: NM
  • 0
Verified by MonsterInsights
Top