Bekeken tegen de achtergrond van het grotere wijnverhaal, is de Vlaamse inbreng beperkt. Maar daarom niet minder interessant. Want niet alleen zit de productie in de lift, ook de kwaliteit blijkt er met rasse schreden op vooruit te gaan.
En zeggen dat veel te danken is aan één Nederlander die zo’n drie decennia geleden zijn eerste wijnranken heeft geplant.
Ondergetekende had de eer en het genoegen ooit een rondleiding te hebben gekregen van Jaap van Rennes, zonet op 84-jarige leeftijd overleden. Het moet een kleine twintig jaar geleden zijn geweest. In 1990 had hij het kasteel van Genoels-Elderen (gelegen in het Limburgse Riemst) gekocht, aanvankelijk met de bedoeling er van zijn pensioen te genieten.
Wijnkasteel Genoels-Elderen (Foto: Flamenc [CC BY-SA 3.0], via Wikimedia Commons)
Maar de man worstelde met een fundamenteel probleem, zoals hij toen ruiterlijk toegaf. “Er zijn luxepaarden en werkpaarden, en ik behoor tot de laatste soort”, vertelde hij toen met een goed glas wijn in de hand (zijn wijn; dat spreekt).
Anders gesteld: hij had niets omhanden en daar moest dringend verandering in gebracht worden. Hij botste op duizenden lege flessen in de kelder, ontdekte dat er sinds de Romeinse tijd tot Napoleon op het domein wijn werd verbouwd, en meer was niet nodig om de vraag te beantwoorden waar hij voortaan zijn dagen mee ging vullen.
Noodzakelijk bodemonderzoek
Reeds in 1991 plantte hij zijn eerste wijndruiven op wat de beste hellingen van het domein waren. Vooral chardonnay en pinot noir. En zo kreeg deze nieuwe fase in zijn leven een heel andere wending dan gepland. Ergens speelde hij met de idee een golfterrein aan te legen, maar de roeping van de edele drank voerde dit project snel af.
Op die manier werd hij samen met zijn dochter Joyce, die vrij snel de drijvende kracht werd, dé vaandeldrager van wijnbouw in Limburg, goed voor jaarlijks 125.000 flessen, de vrucht van een domein van zowat 25 ha. En zeggen dat hij in zijn vorig leven fortuin maakte als groothandelaar in de horeca-sector.
Op zijn hoogtepunt had hij 400 mensen in dienst, maar toen hij in een vakbondsrel verwikkeld raakte besloot hij het geweer fundamenteel van schouder te veranderen. Hij verkocht in 1990 het boeltje en wat daarna kwam is inmiddels geweten. Terug naar de wijn.
“Goede wijn maken is dé uitdaging”
De aanpak van de van Rennes’ (ook de Zwitserse echtgenoot van dochter Joyce raakte vrij snel bij het project betrokken) leest als een heuse roman. Toen bleek dat een perceel vlakbij het kasteel in het oude kadaster – een erfenis van Napoleon – als “wijngaardveld” ingekleurd was, werd net deze bodem aan een grondig onderzoek onderworpen.
Het resultaat viel ergens tegen toen de deskundige deze als “niet geweldig” voor wijnbouw omschreef, maar dat was zonder Rennes’ koppigheid gerekend. “In de middeleeuwen wisten ze heus wel wat ze deden”, oordeelde hij, waarna hij zijn plan voortzette.
Vandaag blijkt net deze plek de beste wijn van het domein op te leveren. “Als beginnende wijnbouwer moet je zeker bodemanalyses laten uitvoeren, maar je weet pas echt welke druiven de beste wijn geven als de stokken een paar jaar oud zijn”, verklaarde hij later in een interview.
Geleidelijk opbouwen was dan ook zijn leidmotief. Eerst een halve hectare, waarna uitgebreid werd met de beste soorten. Niet te snel groeien is nog om een andere reden belangrijk. ”Elke wijnstok vraagt 30 bewerkingen per jaar, van het snoeien over het opbinden van de zijtakken, het verwijderen van de overtollige trossen tot de oogst.
Daar heb je veel mensen voor nodig. In de Bourgogne vind je genoeg mensen die dat werk in de vingers hebben. Hier heb je die niet. Ik heb geen problemen met het feit dat er steeds meer wijnbouwers komen in Limburg. Absoluut niet. Iedereen die goede wijn maakt, maakt ook reclame voor ons.” En dat is direct ook één van zijn stokpaardjes: wijn maken is niet moeilijk, goede wijn maken is dé grote uitdaging.
Vandaag de dag is het kasteel van Genoels-Elderen goed voor twee witte, een rode en drie mousserende wijnen. Vooral de witte wijnen ogen veel lof. Net zoals ze de voorbije jaren al heel wat prijzen in de wacht hebben gesleept. Toch is het potentieel nog niet ten volle uitgewerkt.
De regio kent dezelfde temperaturen als de Bourgogne honderd jaar geleden. Bovendien gaat Jaak van Rennes er prat op dat zijn bodem erg gelijkt op die van Meursault. In beginsel zou je dus een zelfde resultaat moeten kunnen verkrijgen.
Groeiende populariteit
Wijn bouwen is hip in het Vlaanderen van vandaag. Naar schatting waren er in 2006 in België zo’n 72 ha bebouwd; tien jaar later was die oppervlakte al verdrievoudigd. Kenners menen dat we inmiddels al de kaap van de 350 ha bereikt zouden hebben.
Lijkt dit veel? Dwergland Luxemburg heeft vier keer zoveel. Anderzijds: de wijngaarden van Chateau Margaux, toch een naam als een klok, zijn goed voor 262 ha. In vergelijking met grote wijnlanden als Frankrijk, Italië of Zuid-Afrika blijft dit allemaal een erg bescheiden onderneming, maar kwantiteit is slechts één aspect.
In een bijdrage over het onderwerp wees wijnkenner Peter Doomen een tweetal jaar geleden op de goede kwaliteit van verschillende Belgische wijnen. In een blinde test zetten ze Belgische wijnen tegenover hun tegenhangers uit grote wijnlanden zoals Frankrijk of Italië”, stelde hij in De Standaard. “Toen bleek dat de Belgen in veel gevallen niet moesten onderdoen.
In sommige gevallen waren ze zelfs beter. Een tweede test, met de pinot gris, was nog duidelijker. De wijnen van eigen bodem waren veel beter. Ze scoorden hoger dan hun tegenhangers uit de Franse Elzas of die uit Italië.” Genoels-Elderen plaatst zich ten volle in dit rijtje. Vlaamse initiatieven op het vlak van wijnbouw zijn misschien niet van die aard om het ruime verhaal bij te sturen. Anderzijds blijken ze wel in staat een mooi hoofdstuk te schrijven waarvan het einde nog lang niet in zicht is.
De mythe van Napoleon
Laten we afsluiten met een mythe uit de wereld te helpen. De historische bronnen die wijzen op een grote bedrijvigheid in deze ambacht voor dit zuidelijk stukje van de Lage Landen zijn legio. Vooral vanaf de 9de eeuw blijkt het een echte “groeier” te zijn geweest.
Dat de traditie verloren ging wordt vaak op conto van Lodewijk XIV en vooral Napoleon geschreven. Zij zagen de Vlaamse bedrijvigheid vooral als een concurrentie voor de Franse wijnen, waardoor ze van de bezetting gebruik maakten om er paal en perk aan te stellen.
Op zich klinkt dit aannemelijk, maar de realiteit blijkt minder spectaculair te zijn. Het waren vooral de gedaalde transportkosten die de invoer van Franse wijn aantrekkelijker maakten die de productie van eigen bodem voor een heel lange periode de das om deed.
Buro: MV