Als het regent in Amsterdam, druppelt het in Brussel. In dit Rembrandt-jaar worden ook in de Europese hoofdstad de Hollandse grootmeesters uit de kast gehaald. Letterlijk. De Koninklijke Musea voor Schone Kunsten bezitten naar verluidt de grootste collectie van schilderijen uit de Nederlandse Gouden Eeuw buiten Nederland, 320 in totaal.
Portret van de familie Van Campen van Frans Hals
Storm aan een bergachtige kust van Ludolf Backhuysen
Jarenlang waren die ontoegankelijk voor het publiek. Gedeeltelijk heeft dat te maken met de keuze van het Museum om de focus op de Zuidelijke Nederlanden te leggen. Maar de belangrijkste reden was vooral plaatsgebrek. Of beter: een gigantische vleugel die leeg stond te verkommeren.
Deze sloot in 2005, verschillende renovatiewerken werden uitgevoerd, alleen kon toen niemand voorspellen dat het tot 2019 zou duren alvorens ze terug in gebruik zouden worden genomen. Beter laat dan nooit, heet dat dan. En met resultaat, ook dat is natuurlijk van belang.
Tijdelijke tentoonstellingen
Alle dingen bestaan uit drie, luidt het gezegde. Toch voor een tijdje. Want naast de permanente tentoonstelling, zijn er ook twee tijdelijke. Eentje over het “Portret van de familie Van Campen” van Frans Hals. Het schilderij werd aan het begin van de 19de eeuw opgedeeld, maar vandaag worden de drie fragmenten voor het eerst in tweehonderd jaar terug samen gebracht. De andere tijdelijke tentoonstelling toont tachtig tekeningen met een “fascinerende verscheidenheid aan onderwerpen en technieken”.
De naam is er ook naar: “Kabinet der heerlijkste Tekenwerken”. Ze geeft een overzicht van de verzameling van Jean de Grez, een Nederlandse die van Breda naar Brussel verhuisde. In 1911 schonk zijn weduwe de collectie aan de Belgische overheid. In totaal telt deze zomaar even 4.250 tekeningen uit de zestiende tot negentiende eeuw.
Landschap van Jacob van Ruisdael
Restauratie
En dan is er die permanente expositie, goed om een tiental zalen te vullen. Allemaal baden ze in een zacht licht, precies wat nodig is om net deze werken uit die jaren tot hun recht te laten komen. Elke zaal legt ook de focus op een bepaald thema: landschappen, oorlogstaferelen… Er zijn natuurlijk de te verwachten blikvangers, gekende namen zeg maar. Maar ook werk waar het brede publiek minder mee vertrouwd is.
Namen als Hals, Rembrandt of Vermeer zijn namen uit de Gouden Eeuw die natuurlijk klinken als een klok. Anderen doen dat niet – of minder, maar dat zijn dan direct ook de ontdekkingen van een bezoek. Bartholomeus van der Helst bijvoorbeeld. Of Nicolaas Pietersz, Jan Asselijn en Karel Dujardin, vaak met een Italiaanse inspiratie, zeker wat de lichtinval betreft. “Door in onze reserves te zoeken, deden we echte ontdekkingen”, bekende curator Liesbeth De Belie bij de opening in Le Soir (1.2.2019).
Binnen het KMSKB is zijn verantwoordelijk voor de Hollandse Schilderkunst van de 16de eeuw. De voorbije kwarteeuw, zo blijkt, werd ook heel wat gerestaureerd. Gemiddeld twee doeken per jaar, wat het totaal op zo'n vijftig brengt. Het is een inspanning waarvan vandaag de vruchten geplukt worden.
Buro: MV