Toevallig in dienst van keizer en koning: Gerlacus Buma 1793–1838

  • 0

Gerlacus Buma. Een Friese patriciërszoon in het leger van Napoleon en Willem. Sybrand van Haersma Buma en Wiete Hopperus Buma. Uitgeverij Prometheus.

Weigeren, toch maar in dienst of afgekeurd worden op S5. Dat was tot begin jaren ’90 van de vorige eeuw een serieuze kwestie voor Nederlandse jongens van 18 jaar of ouder. Want in Nederland bestond wat in de wandelgangen ‘dienstplicht’ heette, maar eigenlijk opkomstplicht voor militaire dienst was.

In 1997 werd de opkomstplicht afgeschaft. Nederland heeft sinds die tijd een beroepsleger. Iedere  man in Nederland tussen 18 en 45 jaar is heden ten dage nog wel onderworpen aan de dienstplicht, maar dat is vooral een theoretische kwestie, tenzij het brave Nederland toch nog een keer wordt aangevallen door een boze vijand. Dat is niet aannemelijk, maar niets is vanzelfsprekend.

Weigeren op grond van gewetensbezwaren (‘gij zult niet doden’) kwam in de jaren ’70 en ’80 steeds meer in zwang, maar ook afgekeurd worden op S5 werd steeds populairder.

Iedere jongen van 18 jaar werd gekeurd, en daarbij werd een  systeem gehanteerd waarbij cijfers werden gegeven om de gezondheid van de jongeman aan te geven: ABOHZIS. Algemeen, Bovenste ledematen, Onderste ledematen, Horen, Zien, Intelligentie, Stabiliteit. Wie voor ieder onderdeel een 1 kreeg, was dus kerngezond, wie bijvoorbeeld doof was kreeg een H 5 en werd afgekeurd. S5 betekende: die is in het geheel niet stabiel, zeg maar gerust gek en werd dus afgekeurd. Maar wat is gek? Tot 1974 werden ook alle homofiele mannen op grond van S 5 afgekeurd en zeker onder studenten deden allerlei wilde verhalen de ronde hoe je het zo moest simuleren dat je ‘S 5’ zou krijgen.

Er was slechts één probleem: wie op grond van S 5 was afgekeurd, zou wel eens moeite kunnen hebben om later een baan bij de overheid te krijgen, maar ook dat bezwaar werd steeds minder. Het leger bleef qua grootte op sterkte, maar door de ‘babyboom’, de enorme geboortegolf van na de oorlog (1940–1945), was het aanbod van jongemannen zo groot, dat er procentueel steeds minder mannen in dienst hoefden. Jongens geboren in het jaar 1959 hoefden bijvoorbeeld helemaal niet in dienst en werden niet eens gekeurd.

Burgemeesterszoon Gerlacus Buma (1793–1838) had dubbel pech: hij wilde ook niet in dienst en probeerde op grond van een soort S 5 afgekeurd te worden, maar daar trapte de Friese prefect niet in. Wel twee artsen waren bereid een brief te schrijven. Zoals dokter M. Simon uit Leeuwarden, die op 26 april 1813 schreef dat Gerlacus een Zenuw Toeval (sic) gehad had.

Maar het mocht niet baten. Er waren gewoon te weinig jongemannen beschikbaar om in het leger van Keizer Napoleon te dienen, dus iedereen die ook maar een beetje geschikt leek, was nodig. Het was de tijd ná de rampzalige Russische veldtocht, Nederland was nog steeds onderdeel van het Franse keizerrijk, ‘Waterloo’ moest nog komen en Napoleons leger schreeuwde om soldaten. De vergelijking tussen een student uit pakweg 1975 en een Friese jongeman uit een welgesteld milieu uit 1813 gaat dus al gauw mank, behalve dan het probeersel om op grond van een ‘gekkenbriefje’ afgekeurd te worden.  

Gerlacus Buma probeerde er niettemin het beste van te maken, en dat leek hem heel aardig te lukken. Sterker nog, éénmaal in het leger kreeg hij er zelfs een beetje zin in. Want hij mocht dan zoon van een burgemeester zijn, studeren in Groningen lukte niet zo goed en in tegenstelling tot andere familieleden kan zijn leven niet bepaald een succes worden genoemd. Maar juist daarom, en vooral vanwege het feit dat hij meer dan zestig brieven schreef, die bewaard zijn gebleven in Tresoar in Leeuwarden (Fries archief), kon zijn leven worden gereconstrueerd. Brieven vormen vaak een goudmijn voor de historicus en het is dan ook terecht dat toen CDA politicus Sybrand van Haersma Buma en oud-militair Wiete Hopperus Buma (bestuurslid Stichting Zuid-Afrikahuis Nederland) de brieven op het spoor kwamen, ze zichzelf de vraag stelden: zit hier een boek in?

Het is een mooi en handzaam boekje geworden, een petit document humain over een man die wat van zijn leven probeert te maken tegen de achtergrond van het chaotische Nederland, dat eerst nog onderdeel was van het Franse Keizerrijk van Napoleon, vervolgens als ‘Groot Nederland’ een buffer moest vormen tegen Frankrijk en daarna in 1830 knarsetandend afscheid moest nemen van België.  

Gerlacus Buma werd ingedeeld bij de Garde d’Honneur en schreef brieven over zijn lange tochten over modderige wegen naar Frankrijk en vervolgens weer naar Duitsland. In Mainz aanschouwde hij de kreperende soldaten uit het verslagen leger van Napoleon na de slag bij Leipzig. In de chaos wist hij tezamen met een paar andere wapenbroeders te deserteren en daarmee kwam het Napoleontische avontuur ten einde.

Toen Nederland onder Koning Willem I weer een beetje op z’n pootjes terecht kwam, maakte Gerlacus als Tweede Luitenant bij het Regiment Huzaren van Boreel de slag bij Waterloo mee. Je bent soldaat of niet, de overgang ging blijkbaar soepel en de hedendaagse vraag of dat zo maar kon, van dienaar van de vijand naar dienaar van het vaderland komt niet ter sprake in de brieven en ook niet in het boek. Een kleine misser misschien, maar de auteurs hebben zich beperkt tot de reconstructie van het leven van hun verre voorzaat en dus wordt er niet aan historische ‘duiding’ gedaan.

Rode draad in de brieven van Gerlacus zijn z’n voortdurende geldzorgen en de zorgen voor zijn paard. Steeds bedelt hij bij z’n vader om geld, voor eten en drinken, om af en toe z’n meerderen te fêteren en voor de uitrusting, die hij zelf moest bekostigen. Begin 19e eeuw stelde de wedde (salaris) van een militair niet veel voor en de enige manier om meer te verdienen was promotie maken. Dat laatste lukte maar gedeeltelijk. En de begeerde onderscheiding voor z’n heldhaftig optreden bij Waterloo, de Militaire Willemsorde, kreeg hij niet, hetgeen tot grote frustratie leidde. Belangrijkste onderdeel van de uitrusting was natuurlijk het paard. Tijdens de slag bij Waterloo werd z’n trouwe bles onder z’n kont doodgeschoten, maar verder kwam Gerlacus er goed van af:

Waarde ouders,

Ik schrijf U in grote haast om U te melden dat ik er goed ben afgekomen, wat mij aangaat, maar mijn zwart paard is onder mij doodgeschoten. Wij hebben veel verloren, onder ander de ritmeester Wijnbergen en Van Heide en de Luitenant Verhellouw en 7 officiers geblesseerd. Ik weet nog niet hoe ik deze zal verzenden. Kees Breda is dood, hij heeft een lanssteek in de buik gekregen. Adieu waarde ouders, lebe woll, ik zal zoodra ik kan schrijven en geloof mij te zijn Uw gehoorzame zoon.

G. Buma.

Op 14 december 1818 trouwde Gerlacus met Aagt Bouricius van Idema. Het huwelijk werd geen succes. Aagt kwam uit een veelbesproken familie waar overspel en zelfs plannen tot moord een rol speelde. Aagt moest zich aanpassen aan de militair die dan weer hier, en dan weer daar gelegerd was en of dat de reden was is niet bekend, maar het huwelijk eindigde in een vechtscheiding. Tot op zijn doodsbed was Gerlacus in de weer met het regelen van de erfenis, waarbij hij met name bezorgd was over het feit dat zijn dochter Sophie een goede opvoeding zou krijgen. Uit het huwelijk waren twee kinderen geboren, maar de oudste zoon, Bernhardus, was reeds als peuter overleden.

Gerlacus Buma, die militair was geworden tegen wil en dank, maar er langzaam maar zeker toch zijn bestaansrecht aan ontleende, die Napoleon diende, die Waterloo en de Tiendaagse Veldtocht had overleefd, stierf op een gehuurd bovenkamertje in Leeuwarden op 19 oktober 1838, 45 jaar oud. Zijn jongere broer Wite regelde de begrafenis en de nalatenschap. Dochter Sophie bleef haar hele jeugd in het huisgezin van haar oom Wite. Maar wat ook belangrijk is, is dat Wite Buma de brieven van zijn broer had bewaard en aan de Leeuwarder stadsarchivaris Wopke Eekhoff had overhandigd. Daarmee is een stukje petit histoire uit een veelbewogen periode uit de Nederlandse geschiedenis bewaard gebleven.

Buro: GvdB
  • 0
Verified by MonsterInsights
Top