Recensie: Zeven talen in zeven dagen van Gaston Dorren
Wat is taal? Is het de jas die je iedere dag aantrekt? De jas die heel vertrouwd is en die je pas vervangt door een ander aan te trekken als de omstandigheden veranderen? Het wordt kouder, dus een andere jas. Maar taal is niet alleen als een omhulsel dat je naar gelang de omstandigheden wijzigen verwisselt, het zit ook in je, in je gedachten, in je dromen. Je denkt in een taal, je droomt in een taal, het is dus niet uitsluitend iets dat je altijd nodig hebt om je met anderen te verstaan.
Toch is die vergelijking met de kleren die je iedere dag bijna vanzelfsprekend aantrekt niet onaardig. In de eerste plaats omdat je er nooit buiten kunt. Kleren zijn altijd nodig. Om je te beschermen tegen kou, hitte of regen. Taal is altijd nodig om te communiceren met je omgeving. En in de tweede plaats zijn kleren altijd verschillend. Niet alleen verschillend omdat mensen in verschillende klimaatomgevingen wonen en leven, maar ook verschillend qua cultuur. Ga je naar een heel ander land, een land ver weg, dan dien je ook andere kleren mee te nemen. Tegen de kou of de hitte, maar ook in verband met de cultuur. Een hoofddeksel of omslagdoek mee bijvoorbeeld. En als we de vergelijking nu even concreet doortrekken: in een ander land zul je een andere taal moeten spreken wil je echt met de andere mensen willen communiceren. Legioenen schoolkinderen leren en leerden andere talen om zich in een ander land met de mensen aldaar te kunnen verstaan. Jarenlang stampen van woorden, het leren van zinsconstructies en woordvolgordes. Is er een tussenweg? Ja, want talen lijken op elkaar. Het is niet per se nodig om meteen een andere jas aan te trekken, probeer gewoon eens een kledingstuk dat er een beetje op lijkt.
.......
Wat is taal?
.......
Genoeg gefilosofeerd. Het uitgangspunt dat talen op elkaar lijken, dat ze elkaar als het ware raken, dat er veel overeenkomsten zijn, is het uitgangspunt van het boek Zeven talen in zeven dagen van taaljournalist Gaston Dorren. Natuurlijk gaat het daarbij niet om talen die heel erg ver uit elkaar liggen, zoals het Mandarijn of het Hindi. Maar, zoals de flaptekst zegt: ‘Voor iedereen die Nederlands spreekt en makkelijk Engels leest, maar wiens schoolfrans en -duits diep zijn weggezakt, is Zeven talen in zeven dagen hét boek. Het nieuwste boek van de populaire taalvirtuoos Gaston Dorren biedt toegang tot teksten in het Italiaans, Spaans, Portugees, Deens, Noors, Zweeds en Fries. Na een week ontsluiten zich voorheen onleesbaar geachte teksten in al die talen, jubelt het verder. Dat wilde ik wel eens meemaken.
Het is natuurlijk een fascinerend uitgangspunt en iedere beetje taalliefhebber die het Nederlands machtig is en voor het eerst met een tekst in het Afrikaans werd geconfronteerd, of omgekeerd, kent het sensatiegevoel dat die andere taal heel goed te begrijpen valt. Nu kiest de schrijver niet voor het Afrikaans, maar min of meer willekeurig voor het Fries, Deens, Noors, Zweeds, Italiaans, Spaans en Portugees, in de veronderstelling dat de geïnteresseerde lezer naar de betreffende landen wil afreizen, bijvoorbeeld als toerist, en ook werkelijk zal proberen de taal een beetje te begrijpen.
‘Een taal als Zweeds of Spaans is snel te begrijpen,’ luidde de ondertitel van een interview met de auteur in NRC (24 juli 2022) en hij geeft een aantal voorbeelden zoals ‘Mark Rutte är en nederländsk politiker för det liberala Folkpartiet för Frihet och Demokrati (VVD) och Nederländernas premiärminister sedan 14 oktober 2010’ (Zweeds), of: ‘Yn 2002 makke Rutte de oerstap fan it bedriuwslibben nei de lânlike polityk’ (Fries). Zeven talen in zeven dagen leren dus. Maar dat viel toch wel een beetje tegen. In de eerste plaats veronderstelt de auteur dat de lezer nog steeds bekend is met alle typische taalkundige termen als persoonsvorm, voorzetsel, voltooid deelwoord en noem maar op. Dat is dus voor de gewone taalliefhebber weer even de hersenen kraken, maar het grootste probleem van het boek zit hem in de opzet. De auteur overspoelt de lezer met een enorme hoeveel lijstjes van woorden die op elkaar lijken, en dito uitzonderingen, en speelt niet meteen met wat eenvoudige zinnetjes om er lol in te krijgen. Bladzij na bladzij gaat het over het op zich interessante verschil tussen bijvoorbeeld erfwoord en leenwoord, stemhebbende en stemloze woorden, voorvoegsels, achtervoegsels, functiewoorden en noem maar op. Oké, erg leuk om een lijstje tegen te komen als Friese woorden waarvan geen sûkelade te meitsjen valt maar moet ik nu weer zo’n enorm lijstje uit mijn hoofd gaan leren? Is het dan dus toch een leerboek? Toch woorden stampen? Wat mij betreft had de titel dan toch beter Zeven talen in zeven weken kunnen heten, want het is een enorme brei die over je wordt uitgestort en pas helemaal aan het einde komt de auteur met een paar schaarse en eenvoudige tekstjes die inderdaad leuk zijn om te lezen. Maar tijdens het lezen bekroop me toch het gevoel van die enthousiaste wiskundeleraar die maar door bleef gaan met z’n formules en berekeningen en niet doorhad dat-ie alleen nog maar met het beste jongetje van de klas aan het praten was terwijl de rest van de klas allang had afgehaakt.
Dat neemt niet weg dat het uitgangspunt fascinerend blijft en wie niet vastloopt in het boek komt steeds weer leuke verrassingen tegen, zoals informatie over de historische achtergronden van de talen, over het Nederduits bijvoorbeeld als handelstaal van de Hanzesteden in de Middeleeuwen en de overeenkomsten tussen het Fries en het Engels. Veel informatie ook over de valse vrienden: het woord bord in het Deens, Noors en Zweeds, om maar een dwarsstraat te noemen betekent tafel. Gaan we naar het zuiden, dan stelt de auteur dat het eigenlijk jammer is dat we (in Nederland) Franse les krijgen. Dat daar goede redenen voor zijn (waren), vanwege het feit dat het Nederlandse taalgebied grenst aan het Franse taalgebied, neemt niet weg dat het Frans zich een stuk verder van zijn Latijnse oorsprong heeft verwijderd dan het Spaans, Italiaans en het Portugees. En inderdaad, wie Latijn heeft gehad op de middelbare school weet dat een taal als het Spaans heel systematisch en redelijk makkelijk te leren valt. Bijkomend voordeel van het Spaans: je spreekt het zoals je het leest, in tegenstelling tot het Portugees, dat zangerig en melancholiek klinkt, maar niet makkelijk is te verstaan. En met het Spaans krijg je er ook nog eens een wereldtaal bij. Voor het Portugees is dat minder het geval, omdat het Braziliaans in de loop der jaren meer uit de pas is gaan lopen, vergelijkbaar met het Amerikaans en het (Brits) Engels.
Wie heeft volgehouden komt op een gegeven moment op bladzijde 288 de volgende zinsnede tegen: ‘Het is […] geen goed idee om de komende bladzijden te lezen als je je onrustig of vermoeid voelt. […] En hoewel juist het Romaanse deel van Europa de beste wijnen produceert, adviseer ik dringend om die nog even te laten staan.’ Oef. Wat mij betreft geldt deze zinsnede voor het grootste deel van het boek. Natuurlijk, om een andere taal te leren moet je er ook wat voor over hebben. Maar de veronderstelling van het boek dat je op een redelijk ontspannen wijze zeven talen in zeven dagen zou kunnen leren, is teveel van het goede. Was de opzet van het boek wat speelser en minder alomvattend geweest, dan zou het ook voor de niet-taalkundige maar wel simpele taalliefhebber een absolute aanrader kunnen zijn. Dat neemt niet weg dat het een fascinerend onderwerp blijft en dus kijk ik uit naar het volgende boek over de overeenkomsten en verschillen tussen het Nederlands en het Afrikaans, Sranan Tongo, Papiamento en Bahasa.
- Gaston Dorren: Zeven talen in zeven dagen. Een avonturenboek. Athenaeum – Polak & Van Gennep. ISBN 9789025310257 / NUR 610