Stilaan klinkt het als een platitude na eerdere berichten. Voor de literatuur in het Afrikaans, en bijgevolg politiek en maatschappij van Zuid-Afrika, bestaat in Centraal-Europa toenemende belangstelling. De voorbije jaren hebben vertegenwoordigers van het Gents Centrum voor het Afrikaans en de Studie van Zuid-Afrika (Universiteit Gent) cursussen Afrikaanse taal- en letterkunde gedoceerd aan universiteiten in Brno en Praag (Tsjechië) en in Boedapest (Hongarije). In Poznań (Polen) aan de Adam Mickiewicz Universiteit bestaat al langer een instituut voor Nederlands en Zuid-Afrikastudie (http://www.letterkunde.ugent.be/nl/news/407).
In Midden-Europa zijn er méér studenten Nederlands, hoofd- of bijvak, dan aan alle universiteiten in Nederland samen. Met kennis van het Nederlands hebben zij relatief makkelijk toegang tot het Afrikaans, en bijgevolg tot een ander continent, tot andere taal- en cultuurgebieden. Dat is een van de privileges die studenten en docenten Nederlands hebben. Het Nederlands opent internationale perspectieven, een blik op de wereld. Niet alleen krijgen deze niet-moedertaalsprekers, met Nederlands als vreemde taal, toegang tot gebieden in de wereld waar (vroeger en/of nu) Nederlands wordt gesproken (Suriname, Antillen, Indonesië), en dus ook via het Afrikaans tot Zuid-Afrika en de literatuur in die taal.
Na een korte passage aan de gereformeerde Károli Gáspár Universiteit, met een gastcollege over het esthetische en politiek-ideologische paradigma van Sestig (april 2018), kreeg ik in de week van 12 tot 16 november de gelegenheid bij de buren van de Eötvös Loránd Universiteit (ELTE) een blokcursus aan te bieden. ELTE is een van de oudste universiteiten van Centraal-Europa, met in totaal dertigduizend studenten en een dynamische groep van enthousiaste, begeesterende docenten Nederlands. Een groep van vijftien studenten, derdejaars, masters en ook enkele studenten met gewoonweg interesse, volgde een week lang een lessenreeks met de focus op de Afrikaanse literatuurgeschiedenis. Op instigatie van Orsolya Réthelyi, hoofd van het departement Nederlands, en in de context van het onlangs afgesloten Erasmus+ contract tussen ELTE en Universiteit Gent, is een wandeling ondernomen met vijf haltes doorheen de Afrikaanse letteren. Iedere dag is anderhalf uur intensief gesproken over markante tendensen, vooral breukmomenten, in de literaire productie van het begin van de twintigste eeuw tot vandaag. De focus lag onder meer op canonieke stemmen in de jaren dertig, de paradigmawissel die zich in de zestiger jaren manifesteert, dichters en prozaschrijvers die het gelaat van de Afrikaanse literatuur bepalen, krachtige vrouwelijke stemmen die in een overwegend Afrikaner patriarchale machocultuur bakens hebben verzet en hun stem laten horen, de steeds meer dominante positie van bruin- en swartskrywers in Afrikaans, én de linguïstisch-culturele diversiteit van Zuid-Afrika. Die keuze maakte het mogelijk accenten te leggen, en niet louter een chronologisch opgebouwd panorama van de Afrikaanse literatuur te construeren.
Literatuur is ingebed in een breder cultureel en maatschappelijk complex van verhalen. Door literaire teksten behalve esthetisch ook contextueel te benaderen, met aandacht voor maatschappijkritische stellingname en stijlfiguren of genres als satire en parodie, kreeg de politieke en culturele geschiedenis een belangrijk aandeel in de collegereeks. De Hongaarse studenten toonden desgevraagd veel interesse voor Triomf van Marlene van Niekerk, de politieke poëzie van Ingrid Jonker, biografische anekdotiek en het oeuvre van Breyten Breytenbach, Antjie Krogs thematisering van vrouwelijke seksualiteit en haar aandacht voor inheemse culturen en talen, en zelfs het Zuid-Afrikaanse volkslied in vijf talen. Ik kon op die plek in Centraal-Europa uiteraard spreken over de bundel Tristia van NP van Wyk Louw en de eerste van twee afsluitende oden presenteren over het neerslaan van de Hongaarse Opstand in 1956. Op dat moment was Louw leerstoelbekleder Zuid-Afrika in Amsterdam, en uit het cryptische, met symboliek geladen gedicht blijkt dat hij zich de Sovjetinvasie in Hongarije ten zeerste aantrok.
Door op die wijze in te zetten op tekst en context, literatuur en maatschappij, is een geschiedverhaal van de Afrikaanse literatuur verrijkend voor studenten Nederlands. Niet alleen in Gent, of elders in de Lage Landen. Overal ter wereld waar Nederlands wordt aangeboden in het academische curriculum liggen nog onvoldoende benutte kansen voor de studie van het Afrikaans en de bijbehorende letterkundige verhalen. Afrikaans is een internationale taal, met een intercontinentale voedingsbodem, waarvoor opmerkelijk veel belangstelling bestaat in de wereld. Met een koloniale, postkoloniale en dekoloniserende literatuurgeschiedenis die tot de verbeelding spreekt. Door vanuit diachroon perspectief de ontwikkeling van Afrikaans als schrijf- en cultuurtaal toe te lichten, door aandacht te besteden aan het spanningsveld tussen Afrikaner-nationalistische tendensen en kritische stellingnames daartegen in de literatuur na de Tweede Wereldoorlog, worden ogen en deuren geopend. Het belang van het Afrikaans in de jarenlange agitatie tegen apartheid is doorgaans niet zo bekend. Figuren onder wie Jan Rabie, Breyten Breytenbach, André Brink, Etienne Leroux en vele schrijvers later hebben op literair indringende en beeldrijke manier de wrede onmenselijkheid van een totalitair regime onderstreept. Afrikaans was dus ook de taal van het verzet tegen apartheid. In een land als Hongarije, waar sinds bijna een decennium het autocratisch bewind van Viktor Orban voor angst, verdeeldheid en maatschappelijke onrust zorgt, is een beeld van het dictatoriale apartheidsbewind in Zuid-Afrika en hoe het de mensen in een adembenemende wurggreep hield, helaas heel herkenbaar.
De kracht en de urgentie van literaire verhalen in een complexe maatschappij hebben de toon bepaald van de uiteenzetting. Een leergierige groep studenten was een week lang een dankbaar gehoor. De lessenreeks is in het teken gesteld van het eeuwfeest van Nelson Mandela.
Buro: NM