De feministische stem van Lynthia Julius
...
The ability to feel the anger and convey it to others is itself the transformative experience for many women. Women’s anger spurs creativity and drives innovation in politics and social change, and it always has.
- R. Traister; Good and Mad: The Revolutionary Power of Women’s Anger (Abrams, 2020)
...
Inleiding
Lynthia Julius schrijft vanuit de marges: als vrouw, als zwarte vrouw, als erfgenaam van generaties wier woede lang onuitgesproken bleef.
In deze bijdrage wordt het werk van Julius vanuit feministisch perspectief gelezen, met een focus op vrouwenwoede. Ik onderzoek hoe haar poëzie strookt met gevoeligheden in de actuele Nederlandstalige literatuur waarin soortgelijke thema’s ook naar voren komen. Wat betekent het om Julius’ stem te horen in de Lage Landen? Hoe verhoudt haar werk zich tot ons literaire landschap en wat kunnen wij als lezers in Nederland en Vlaanderen van haar werk leren?
Centraal in deze beschouwing staan twee gedichten uit Julius’ debuutbundel Uit die kroes (2020): ‘Die vrouens in my familie’ en ‘Lisa’. Aan de hand van deze teksten tracht ik een antwoord te geven op de onderzoeksvraag: hoe wordt vrouwenwoede verbeeld en gethematiseerd in de poëzie van Lynthia Julius? Hoe resoneert dit thema in de literatuur van de Lage Landen?
Feminisme en vrouwenwoede
In dit deel worden voor mijn betoog relevante termen toegelicht en wordt gekeken naar vrouwenwoede als universeel thema. Allereerst wordt aandacht besteed aan het feminisme in de literatuur, waarna het thema vrouwenwoede verder wordt toegelicht, hoe dit als niet-plaatsgebonden of tijd-gerelateerd thema kan worden gezien.
Feminisme in de literatuur
Feminisme vertegenwoordigt in de literatuurwetenschap niet alleen een maatschappelijk of politiek standpunt, maar ook een leeswijze die aandacht vraagt voor machtsverhoudingen, door genderrollen bepaalde representatie en de functie van gender in taal en vorm (DBNL, 2012a). Feministische literatuurkritiek onderzoekt hoe vrouwen worden afgebeeld, wie spreekt en welke stemmen onderdrukt of verzwegen blijven (DBNL, 2012b). In hedendaagse poëzie komt een feministische blik vooral tot uiting in onderwerpen over lichamelijkheid, seksuele autonomie, moederschap, geweld of bijvoorbeeld historische onzichtbaarheid.
Vrouwenwoede
In het feministisch discours neemt vrouwenwoede een centrale plaats in als kritische emotie (Murphy, 2024). De woede is een reactie op structureel onrecht en is vaak en zelfs voornamelijk aanwezig onder vrouwen van kleur (Adoga & Otosi, 2021). Vrouwenwoede zien we ook terug in de Nederlandstalige poëzie. Dichters zoals Simone Atangana Bekono, Babs Gons en Radna Fabias schrijven over feministische thema’s. Een voorbeeld is Bekono’s debuutbundel Hoe de eerste vonken zichtbaar waren (2016). Hierin bespreekt ze vanuit intersectioneel perspectief thema’s als vrouwelijkheid, gender, identiteit en racisme. Vrouwenwoede is een universeel thema. De mate waarop die woede zich uit is natuurlijk erg verschillend.
Lynthia Julius
Julius’ werk past in deze bredere feministische discussie. Ze spreekt namens vrouwen die leerden te zwijgen om te kunnen overleven. Haar poëzie richt zich meer specifiek op collectieve herinnering, op de kruising van (post)koloniale, etnisch-raciale en gender-gerelateerde onderdrukking. Daarom past haar werk in een bredere Zuid-Afrikaanse traditie van verzetspoëzie.
Woede en feminisme in Julius’ poëzie
In het volgende deel worden twee gedichten van Lynthia Julius geanalyseerd. Allereerst zal worden gekeken naar het gedicht ‘Die vrouens in my familie’ en vervolgens naar het gedicht ‘Lisa’. Zoals eerder gesteld zijn deze gedichten gekozen uit de debuutbundel Uit die kroes.
‘Die vrouens in my familie’
Dit gedicht van Julius opent met de verwijzing naar een collectief. De ik-persona spreekt niet namens één vrouw, maar een genealogische lijn van vrouwen. De vrouwen in haar familie zorgen voor elkaar:
Die vrouens in my familie is lief vir mekaar (r.1)
In de tweede strofe slaat de sfeer helemaal om: de vrouw wordt voorgesteld als het slachtoffer van partnergeweld:
die vrouens in my familie het van hul gehoop
in kiste beland deur hulle huwelike
hulle net dieper en dieper die grond in gegrou (r.11-13)
De openingsverzen zetten een confronterende vergelijking neer: de hoop van de vrouwen eindigt in doodskisten. Het huwelijk, normaal gesproken geassocieerd met verbondenheid en liefde, wordt hier een grafmetafoor. De metafoor roept verzet op tegen het paternalistische idee van het stereotiepe huwelijk als eindpunt van het vrouwelijk verlangen, als levensvervulling. In plaats daarvan wordt het beeld geschetst van huwelijken die een instrument zijn van de structurele onderdrukking van de vrouw in een masculiene machtsstructuur.
De onderdrukking komt verder naar voren in de volgende regels:
die vrouens in my familie het teleurstellings van manne
soos groen appels gepluk en -eet tot daar niks meer
as verteer en ’n niks oor was nie
nog afgepluk en geëet (r.14-17)
De vergelijking met ‘groen appels’ (onrijp, zuur) benadrukt hoe de relaties die vrouwen aangaan met mannen vooral bitter en schadelijk zijn. Toch blijven ze ‘plukken en eten’. Julius schetst hiermee het beeld van een zelfdestructieve cyclus; zelfs nadat er ‘niks meer’ over is, wordt er nog steeds geplukt en gegeten. Het beeld van herhaaldelijke teleurstelling doet denken aan hoe vrouwen zichzelf verliezen in relaties waarin liefde en respect ontbreken.
Onrecht, het verlies van agency en spreekrecht. Deze onderwerpen komen aan bod in de volgende regels:
hulle stemme ingeboet vir hulle manne s’n
dien onder trilregerings
kyk om heel te bly die krake mis (r.18-20)
‘Hulle stemme ingeboet’ suggereert dat vrouwen spreekrecht afstaan aan hun echtgenoten. De vrouwen ‘kyk om heel te bly’, ze willen niet breken en dus negeren ze de barsten in hun zelfvertrouwen of zelfbeeld veroorzaakt door het lijden. De vrouwen in dit gedicht zijn geen luidruchtige rebellen, maar dragers van een gedeeld verleden waarin onderdrukking, verlies en verzet zich in stilte ophopen.
In het gedicht wordt het zwijgen gepresenteerd als een overlevingsstrategie: niet omdat vrouwen geen stem hebben, maar omdat die stem generaties lang is genegeerd, onderdrukt of vervormd. In deze context krijgt vrouwenwoede een vorm die afwijkt van traditionele (vaak westerse) visies van feministisch protest. Julius toont hiermee dat woede zich kan uitdrukken in het onuitgesprokene: in littekens van taal, in het erfelijk zwijgen.
Het gedicht laat zien hoe de vrouwen in een familie om elkaar kunnen geven, maar ook systematisch het slachtoffer zijn van zelfopoffering en seksueel geweld. Er klinkt ook impliciet verzet door in het gedicht. Het benoemen van deze cyclus suggereert dat de dichter zich juist aan het losmaken is van dit patroon. Het gedicht leest als een beginpunt voor een feministische herschrijving binnen een familie.
‘Lisa’
Het personage in de titel is geen anoniem slachtoffer, maar een mens met een naam, met een verhaal en zij vertegenwoordigt een stem die onderdrukt is. Zij wordt aangesproken en juist door haar naam telkens te herhalen (‘Lisa, hoor jy my’ (r. 21)), krijgt het gedicht een erg krachtige stem. Het gedicht doorbreekt de stilte en het taboe omtrent seksueel geweld. Julius geeft Lisa wat haar afgenomen is: erkenning, een taal en bovenal de bevestiging en zekerheid dat haarzelf absoluut geen schuld treft:
Hulle’t by jou ingebreek, Lisa
is nie jou skuld nie, Lisa, is nie jou skuld nie (r. 1-2)
die inbreekding is nié jou skuld nie
dit is voor een god nie jóú skuld nie (r. 19-20)
Het woord ‘ingebreek’ heeft een dubbele betekenis: er is ingebroken in het huis, maar er is ook sprake van een inbreuk op Lisa’s lichaam. Het benadrukken dat het niet haar schuld is, is een aanklacht tegen een cultuur die slachtoffers verantwoordelijk houdt voor wat hen is aangedaan. Vaak worden slachtoffers van seksueel geweld niet serieus genomen. Het is een universeel probleem.
De tweede helft van het gedicht gaat over het dagelijks leven dat gewoon weer doorgaat na het ervaren van traumatische gebeurtenissen:
probeer reg loop en skottelgoed staan was
soos jou ma gevra het (r. 4-5)
Het contrast van lichamelijk trauma met huishoudelijke taken is een manier om te laten zien dat vrouwelijke pijn vaak onzichtbaar blijft in de routine van zorgen voor anderen, gehoorzaamheid en ‘sterk zijn’. De moeder in dit gedicht draagt hier ook aan bij: zij vraagt niet naar het geweld dat haar dochter is overkomen, maar ze vraagt om gehoorzaamheid van haar kind en draagt haar op vooral haar taken te doen. Dit suggereert dat de zwijgcultuur wordt doorgegeven van generatie op generatie.
‘Lisa’ is een gedicht voor alle slachtoffers van seksueel geweld. Julius gebruikt haar poëzie niet alleen om het onrecht bloot te leggen, maar ook om de slachtoffers te proberen te helen. De laatste regel ‘Jirre, Lisa, hoor jy my’ (r. 21) is geen gebed tot God, maar tot Lisa zelf. Het is een oproep om te luisteren naar dit gedicht en om te geloven in haar eigen onschuld. Het is tegelijkertijd een poging om de stilte die Lisa nu ervaart om te zetten in erkenning van het misbruik en dat geldt voor alle slachtoffers. De poëzie van Julius is een plek voor alle vrouwen, waar vrouwen elkaar kunnen zien, horen en versterken.
Vergelijking met actuele Nederlandstalige stemmen
Vandaag is Lynthia Julius in de Lage Landen nog relatief onbekend. Haar werk resoneert evenwel met thema’s die tegenwoordig ook in de Nederlandstalige literatuur voorkomen. Ook in het werk van andere jonge dichters zoals Simone Atangana Bekono, Babs Gons en Radna Fabias wordt getuigd over woede, met een focus op gender(on)gelijkheid en sociale (on)rechtvaardigheid.
Julius schrijft in Zuid-Afrika tegen de achtergrond van structureel racisme en permanent gendergeweld. De thema’s die aan bod komen zijn nauw verbonden met bewegingen zoals #AmINext en #BLM (Black Lives Matter). Deze context én de gewelddadige geschiedenis van Zuid-Afrika die nog steeds resoneert in het hedendaagse maatschappelijke landschap zijn uiteraard verschillend van de setting in het werk van dichters in Nederland en Vlaanderen. Vergelijkbare onderwerpen, zoals seksueel geweld, institutionele ongelijkheid en het zwijgen rondom trauma, zijn evenwel ook in de Lage Landen een onderwerp van maatschappelijk debat. Die kwesties komen als thema terug in de literatuur van Nederlandstalige schrijvers (van kleur).
Zo laat bijvoorbeeld Bekono’s bundel Hoe de eerste vonken zichtbaar waren eenzelfde soort lichamelijke woede zien. Ook Bekono presenteert het vrouwenlichaam als een plaats van conflict en verzet. Julius koppelt haar woede aan intergenerationele vrouwelijke pijn, zoals in het gedicht ‘Die vrouens in my familie’, terwijl Bekono diezelfde pijn in verband brengt met raciale vervreemding in een voornamelijk witte samenleving.
Het bijzondere aan deze auteurs is dat ze allen in hun poëzie woede en kwetsbaarheid laten zien aan de wereld. Julius verdient duidelijk een zichtbaardere plek in de literatuur van de Lage Landen. Haar poëzie is niet alleen maatschappelijk urgent, maar ook erg confronterend om te lezen. De gedichten zijn een veilige plek voor vrouwen om samen te komen en hun verhalen te delen.
Conclusie
In deze korte bespiegeling is de poëzie van Lynthia Julius gelezen met een feministische lens, met specifieke aandacht voor vrouwenwoede. Julius toont door middel van haar gedichten dat structureel onrecht tegen vrouwen diep doordringt in het dagelijks leven van die vrouwen. Door dit onrecht onder woorden te brengen en te bespreken biedt Julius ruimte aan vrouwen voor meer maatschappelijke erkenning. Het is een manier om vrouwen te verbinden om tegen het structureel onrecht in te gaan en de mogelijkheid te bieden om zich uit te spreken over die kwesties waarover de patriarchale samenleving vrouwen het zwijgen oplegt.
Hoewel Julius in Zuid-Afrika bekend is en al meerdere prijzen in ontvangst heeft genomen, is haar naam nog vrijwel onbekend in de Lage Landen. Haar poëzie sluit zowel qua inhoud als stijl naadloos aan bij actuele stemmen in de literatuur van Nederland en Vlaanderen. Julius draagt weliswaar een verschillende culturele achtergrond met zich mee, maar de thema’s waarover ze schrijft blijven (helaas) herkenbaar over lands- en cultuurgrenzen heen. Bovendien laat het werk zien dat woede in poëzie niet louter destructief is. Integendeel, poëzie is een manier om creatief om te gaan met sterke emoties. Op deze manier biedt Julius een verrijkende blik voor Nederlandstalige lezers. Haar poëzie moet niet alleen gelezen worden in de Lage Landen, ze moet ook vertaald en besproken worden.
Bibliografie
Abrams, A. (2020). When women stop apologizing for and start owning their rage, change happens. Psychology Today. https://www.psychologytoday.com/us/blog/nurturing-self-compassion/202002/the-power-and-shame-women-s-anger
Adoga, O. J., & Otosi, F. (2021). Female rage and reaction in the poetry of Maya Angelou and Akachi Adimora-Ezeigbo: a comparative study. 1–14. https://www.researchgate.net/publication/352021172_FEMALE_RAGE_AND_REACTION_IN_THE_POETRY_OF_MAYA_ANGELOU_AND_AKACHI_ADIMORA-EZEIGBO_A_COMPARATIVE_STUDY
DBNL (2012a). Feministische literatuur, Algemeen letterkundig lexicon - DBNL. https://www.dbnl.org/tekst/dela012alge01_01/dela012alge01_01_00906.php
DBNL (2012b). Feministische literatuurkritiek, Algemeen letterkundig lexicon - DBNL. https://www.dbnl.org/tekst/dela012alge01_01/dela012alge01_01_00908.php
Julius, L. (2020). Uit die kroes. Kwela Boeke.
Murphy, H. E. (2024). A lack of understanding: Unpacking the transformative power of women’s anger in politics. Women’s Studies International Forum, 107 (August), 102996. https://doi.org/10.1016/j.wsif.2024.102996