Almatine Leene, Theoloog des Vaderlands 2021: "Zuid-Afrika is mijn redding geweest"

  • 0

Almatine Leene voelde zich al op jonge leeftijd geroepen. Ze wilde predikant worden. Maar er was een probleem: binnen het kerkgenootschap waartoe zij behoorde, de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKv), mochten vrouwen geen predikant worden. Daarom vertrok ze naar Zuid-Afrika, waar ze predikant werd bij de Nederduits Gereformeerde Kerk van Stellenbosch-Wes. 

Nadat de GKv het ambt in 2017 alsnog openstelden voor vrouwelijke predikanten, ontving Leene een beroep van een kerk in het Gelderse Hattem. Bij Almatine en haar Zuid-Afrikaanse man Frederik bestond er geen twijfel: ze moesten gaan. Zo werd Almatine in 2020 binnen de GKv de eerste vrouwelijke predikant. 

Kort voor vertrek naar Nederland viel Almatine nóg een uitzonderlijke eer te beurt: ze werd benoemd als Theoloog des Vaderlands 2021.

Almatine Leene / Foto: Willem Jan de Bruin

Afgelopen november heb je de titel van Theoloog des Vaderlands overgedragen aan je opvolger. De Theoloog des Vaderlands is een ambassadeur voor de theologie. Een eretitel voor één jaar die wordt toegekend door onder andere het dagblad Trouw, de omroepen EO en KRO-NCRV, uitgevers, theologisch faculteiten en hogescholen. Het hoort bij deze eervolle positie dat je je mengt in het publieke debat en dat je regelmatig gevraagd wordt voor media-optredens. Hoe word je Theoloog des Vaderlands?

Je wordt gevraagd. Tot drie jaar geleden was het zo dat je genomineerd werd en dat het publiek kon kiezen wie Theoloog des Vaderlands werd. Maar tegenwoordig wordt die persoon aangewezen door een groot aantal christelijke organisaties, zoals omroepen, dagbladen en universiteiten.

Ik was een paar jaar geleden al eens genomineerd, maar toen woonde ik nog in Zuid-Afrika. Ik ben blij dat ik het toen niet geworden ben, want het zou wel ingewikkeld geworden zijn, als je zo ver van Nederland zit.

In 2020 werd ik twee weken voor ons vertrek naar Nederland gebeld. Omdat ik al een keer genomineerd was, verbaasde me het niet toen ik gevraagd werd. Maar omdat we middenin de verhuizing zaten en ik nog niet eens in Nederland aangekomen was, moest ik er wel even goed over nadenken. Een van de afwegingen van de jury was dat ik “met Zuid-Afrikaanse ogen” naar Nederland zou kijken, en ik besefte dat ik die blik van buiten kwijt zou raken naarmate ik langer in Nederland was. Dus in die zin was de timing wel goed.

Wat heb je in de loop van dat jaar allemaal gedaan?

Het was een supervol jaar, met interviews, radio- en tv-optredens, columns schrijven, het in ontvangst nemen van boeken en het openen van tentoonstellingen. Je reageert vaak op de actualiteit, en die stond afgelopen jaar redelijk in het teken van corona en alle perikelen eromheen. 

Heb je iets gemerkt van de toenemende polarisatie en verharding in de samenleving? Heb je daar iets aan kunnen doen?

Die tweedeling is vooral na de zomer van 2021 ontstaan. Het is typisch Nederlands dat mensen altijd overal een mening over hebben en die dan ook luid verkondigen. Dat merk je in Zuid-Afrika veel minder. In Zuid-Afrika heb ik geleerd om dingen af en toe te laten gaan, en niet elke keer olie op het vuur te gooien. Als de gemoederen toch al verhit zijn, heeft het niet zoveel zin dat jij je er ook nog mee gaat bemoeien.

Zeker de laatste twee maanden, toen de polarisatie steeds meer toenam, heb ik daar in de meeste gevallen niet meer op gereageerd, behalve dan door te zeggen: misschien is het wijzer als we wat meer onze mond houden. Om de daad bij het woord te voegen heb ik me daar zelf ook redelijk aan gehouden. Als theoloog en als christen kan ik ook zeggen: ik blijf niet helemaal stil, want ik kan bidden voor de situatie. Natuurlijk ben ik bezorgd en voel ik me betrokken. Maar ik probeer ook uit hoop te leven, en uit liefde.

Toch vond ik het ook belangrijk om, als mensen alleen maar aan zichzelf dachten of alles veroordeelden, hen daarop aan te spreken. Vooral bij christenen vond ik dat storend. Ik vind het niet in lijn met het Bijbelse evangelie, dat zegt dat je bereid moet zijn de minste te zijn, en daar wil ik dan ook wel iets over zeggen.

Ik heb me af en toe wel afgevraagd of ik me niet duidelijker moest uitspreken. Maar er werd door zó veel mensen al zó veel gezegd, dat je ook kunt opvallen door mínder te zeggen en vooral vragen te stellen en te luisteren.

Wat zie je, terugkijkend op jouw jaar als Theoloog des Vaderlands, als het meest positief? Wat heb je als minder positief ervaren?

Het was heel intens en heeft veel gevraagd. Maar het was ook een heel mooi jaar. Ik kwam na zestien jaar in Zuid-Afrika te hebben gewoond terug, en het heeft me het gevoel gegeven dat het goed is om weer terug te zijn. Ik mocht gelijk aan de bak en dat is een goed teken. Het heeft me veel mooie kansen gegeven. Ik heb veel geleerd en veel verschillende mensen ontmoet. Het heeft mijn nieuwe leven in Nederland een mooie richting gegeven, en een brede start. Als predikant beland je al snel in een klein wereldje. Dat is logisch, maar ook jammer. Theoloog des Vaderlands zijn heeft ervoor gezorgd dat dat niet is gebeurd, en hopelijk ook niet gaat gebeuren. 

Zijn er ook elementen die nog opgevolgd zouden moeten worden: dingen die anderen zouden kunnen oppakken of waar je zelf nog verder mee wilt? 

Nu het voorbij is, is het niet zo dat mijn leven helemaal tot stilstand is gekomen. Ik denk dat het goed is dat je maar voor een jaar wordt aangesteld. Maar de dingen die je doet, zijn niet voorbehouden aan de Theoloog des Vaderlands. Ik zou het mooi vinden als je je in media kan kunt blijven mengen, en dat je als theoloog ook gericht blijft op het publieke debat.

Dat is iets wat ik in Zuid-Afrika heb geleerd. Theologie, zoals men daar bijvoorbeeld in Stellenbosch aan de universiteit mee omgaat, is in sterke mate publieke theologie. Het bekendste voorbeeld is natuurlijk Desmond Tutu. Dat was iemand die zijn stem liet horen en opkwam voor minderheden. Dat vind ik heel mooi.

Misschien kunnen theologen en predikanten in Nederland een voorbeeld nemen aan de manier waarop in Zuid-Afrika theologie bedreven wordt. Blijf kijken waar je buiten de kerk lijntjes kunt leggen. Kerk zijn en theologie beoefenen kan eigenlijk niet zonder dat je gericht bent op de meest kwetsbare mensen om je heen en ze, daar waar dat kan, te helpen.

In Nederland zijn veel dingen professioneel geregeld. Er zijn vaak geldpotjes beschikbaar. Daardoor voel je de urgentie minder. Het trieste is dat alles hier zó strak geregeld is dat veel mensen tussen wal en schip vallen. We zien mensen niet meer als mensen, maar als nummer. Dat vind ik erg triest.

Hier in Hattem was er laatst ook een man die de nacht voor de kerk had doorgebracht. Toen ik hem daar de volgende ochtend vond, heb ik hem mee naar binnen genomen, hem een kop koffie gegeven en hem zijn verhaal laten vertellen.

De kerk heeft, ook in Nederland, een rol te spelen. Al was het maar door te zeggen: ik vraag niets van je, ik wil alleen maar luisteren en voor je bidden; je staat er niet alleen voor. Wat zou het mooi zijn als we in het gebouw ook een ruimte zouden hebben waar je iemand een slaapplek kon bieden.

Toen ik pas in Zuid-Afrika was, werd ik enorm geraakt door de armoede daar. Het is een overweldigend probleem en de verleiding om je ervoor af te sluiten is groot. Tegelijkertijd heb ik binnen de Nederduits Geformeerde Kerk, die jarenlang “menswaardigheid” als thema van de synode had, geleerd om respect te hebben. Heb ruimte voor de ontmoeting met elke mens die je tegenkomt. Elk mens is beeld van God. Dus heb tenminste even een luisterend oor als iemand je op straat aanspreekt. Ook al kun je geen geld geven, en soms is het ook beter om dat niet te doen.

Natuurlijk moet je niet naïef zijn en ook aan je veiligheid denken. Mijn leefwereld was vooral het centrum van Stellenbosch. Daar zijn altijd genoeg mensen in de buurt, dus daar voelde ik me veilig. Maar ik zou nooit in mijn eentje een township binnenlopen. Maar over het algemeen kun je in de meeste gevallen die veilige omstandigheden zelf wel creëren. Dat hoeft dus geen belemmering te zijn om mensen even te helpen of met ze te praten.

In Nederland valt het me op dat mensen vaak direct nee zeggen als iemand op straat een hulpvraag heeft. We zijn zó gehaast, we denken zó makkelijk dat het ons niet aangaat, dat wíj niets hoeven te doen. Dat stukje menswaardigheid – iemand gewoon even aankijken, even de tijd nemen – is iets wat ik in Zuid-Afrika heb geleerd. Daar waren ook daklozen die vroegen of ze voor me mochten bidden. Dan mag jij zelf dus ook iets ontvangen. Dat heeft veel indruk op me gemaakt.

Ik denk dat we veel van Zuid-Afrika kunnen leren. Andersom natuurlijk ook. Ik heb daar zo geleefd dat ik wilde leren. Sommige dingen begreep ik niet. Sommige dingen vond ik ook irritant, ook binnen de cultuur van de Nederduits Geformeerde Kerk. Zoals de manier waarop mensen elkaar begroeten, ook lichamelijk. Om als vrouw een hand te geven wordt daar al gauw gek gevonden; het gaat vaak met een knuffel. En ongetrouwde vrouwen worden er nog altijd als “mejuffrouw” aangesproken. Wat de verhoudingen tussen mannen en vrouwen betreft vallen er nog best nog wat stappen te maken.

Ik vond het altijd ironisch dat ik juist in Zuid-Afrika als predikant ben begonnen, en daar als vrouw erkenning kreeg voor mijn roeping, terwijl de samenleving er veel patriarchaler is dan in Nederland. Ik merk in de praktijk dat het, nu ik hier die erkenning wel krijg en ik hier ook werkzaam ben als predikant, makkelijker gaat. Er is hier meer gelijkheid tussen mannen en vrouwen, en daardoor word je sociaal sneller geaccepteerd.

Tegelijkertijd vond ik het relationele wat je daar veel meer had, het complimenteuze, het ordentelijke, heel mooi. Toen ik terugging naar Nederland, zag ik wel een beetje op tegen die kritische houding van de Nederlanders. Dat hele harde. Ik heb daar natuurlijk ook meteen weer veel mee te maken gehad, afgelopen jaar. Dat is logisch, als je een podium hebt. Maar leuk is het niet. Ik kan er ondertussen beter mee omgaan. Maar ik snap niet dat het er in Nederland, ook in de kerk, vaak zo hard aan toe gaat.

Laten we het hebben over die roeping. Wat betekent dat voor jou?

Ik voelde me als kind al sterk tot de kerk aangetrokken, en dat is altijd zo gebleven. In mijn tienertijd dacht ik er helemaal niet over na om een studie theologie te gaan volgen, omdat dat gewoon niet kon en niet mocht. Op mijn zestiende heb ik een duidelijke roeping ervaren. Twee avonden achter elkaar hoorde ik een soort stem die mij zei: ga theologie studeren. Pas toen ik al studeerde, realiseerde ik me dat het er al veel eerder in heeft gezeten.

Een journalist ontdekte vorig jaar dat in er in mijn geboorte-advertentie een dichtregel van Guido Gezelle heeft gestaan: “Wie is het die Gods heerlijkheden verkondigen zal?” Dat is helemaal niet logisch als een geboortetekst. Het lijkt wel profetisch…

Mijn voornaam, Almatine, is samengesteld uit de namen van mijn drie tantes en mijn oma. Het is een unieke naam, en die boodschap van uniekheid heb ik van thuis meegekregen. Doe niet mee met de massa, kies je eigen weg. De ruimte die er thuis was om je eigen weg te gaan heeft mij enorm geholpen, bijvoorbeeld in mijn besluit om wél theologie te gaan studeren, en om naar Zuid-Afrika te gaan. Het feit dat mijn moeder is overleden toen ik nog maar acht jaar oud was, heeft er natuurlijk ook toe bijgedragen dat ik al vroeg zelfstandig werd. Het gaf me het besef dat het leven zó voorbij kan zijn, dus haal eruit wat erin zit.

Wat waren de institutionele belemmeringen die je moest overwinnen? Waarom ben je toch aan een opleiding theologie begonnen?

Er waren binnen de GKv veel grenzen. Maar gelukkig heb ik thuis en in de kerk nooit meegemaakt dat ik daar geen vragen over mocht stellen.

En Zuid-Afrika is echt mijn redding geweest. Ik was derdejaars theologiestudent toen ik naar Zuid-Afrika ging. Dat heeft ervoor gezorgd dat ik niet voortdurend in een context zat waar ik telkens moest horen dat mijn vrouw-zijn een probleem was; dat dingen niet konden of niet zouden gebeuren. Dat heeft mij de kracht gegeven om wel het debat in Nederland aan te blijven gaan en wel als gast-lid betrokken te blijven. Maar ondertussen kreeg ik vanuit Zuid-Afrika dus wel erkenning en liep ik daar niet de hele tijd tegen grenzen op.

Ik moet ook zeggen dat er in de tijd toen ik naar Zuid-Afrika ging, binnen de GKv ook allerlei dingen begonnen te verschuiven. Het was bemoedigend om te zien dat men tot verandering bereid was. Mijn eigen ontwikkeling liep als het ware gelijk op met die van de kerk.

Toen ik promoveerde en dat voorpaginanieuws was in het Nederlands Dagblad, kreeg ik heel wat over me heen. Maar ook toen was Zuid-Afrika mijn redding, want ik bevond me op dat moment in een totaal andere context met totaal andere prioriteiten. Daardoor kon ik de kritiek vanuit Nederland een beetje loslaten. Achteraf zie ik dat als een heel bijzondere leiding.

Almatine Leene als predikant van NGK-gemeente Stellenbosch-Wes

Je hebt in Zuid-Afrika een proefschrift geschreven over de rol van vrouwen in de kerk. Wat was je vraagstelling? Tot welke conclusie ben je gekomen? Heeft jouw Zuid-Afrikaanse proefschrift uiteindelijk geholpen om de discussie hier in Nederland te beslechten? En welke reacties krijg je nu als vrouwelijke predikant in een vrijgemaakt gereformeerde gemeente?

Ik ontdekte dat het debat over de positie van vrouwen in de kerk bleef steken bij twee of drie teksten uit het Nieuwe Testament, die de indruk wekken dat vrouwen niet mogen spreken. Dat vond ik zó beperkt. Hoe was het mogelijk dat we als gereformeerden de hele bijbel serieus namen, van kaft tot kaft, maar juist in dít debat niet? Dus ik ben bij Genesis 1 begonnen. Daar staat dat man en vrouw geschapen zijn naar Gods evenbeeld. Mijn vraagstelling was dan ook: wat betekent dat voor de positie van mannen en vrouwen in de kerk? Ik heb gekeken hoe deze passage in de loop van de geschiedenis is geïnterpreteerd. De conclusie was dat als je zegt dat man en vrouw gelijk geschapen zijn, je daar voor de posities in de kerk geen uitzondering op kunt maken. Dan doe je geen recht aan die heel fundamentele tekst.

Ik heb mijn proefschrift in het Nederlands geschreven en het was gericht op een Nederlandse context. In die zin had ik academisch niet zoveel aansluiting in Stellenbosch. Maar ik vond het hele theologische klimaat daar enorm inspirerend. Men stond daar veel meer open voor ontwikkelingen in de theologie vanuit andere landen, zoals Duitsland en de Verenigde Staten. In Nederland was de theologie in de GKv en ook daarbuiten destijds nog vooral gericht op de eigen Nederlandse theologen.  

In de zomer van 2017 hoorden we dat de ambten voor vrouwen werden opengesteld. Een of twee jaar later werd er een vrouw beroepbaar gesteld, maar die heeft geen beroep gekregen, dus die is naar de Nederlands Gereformeerde Kerk vertrokken. Dat was best pijnlijk. Maar het maakte mij dus de eerste vrouw die ook daadwerkelijk een beroep heeft gekregen.

Natuurlijk merk ik wel dat er in de kerk nog genoeg seksisme bestaat. Uit een recent onderzoek van het Nederlands Dagblad blijkt dat negen van de tien vrouwen in de kerk dat ervaart. Het zit in kleine én grote dingen. Maar persoonlijk vind ik het seksisme hier minder erg dan in Zuid-Afrika.

Heb je je in Zuid-Afrika ook gemengd in de kerkelijke discussies die daar spelen, zoals het gaydebat, een eventuele schuldbelijdenis van kerken over de steun aan de apartheid, en samenwerking tussen verschillende Afrikaanstalige kerkgenootschappen die in het verleden van elkaar gescheiden waren?

Als het over de apartheid ging heb ik, met name in het begin maar later ook nog wel, vooral heel goed geluisterd. Ik heb een hekel aan Nederlanders die ergens binnenkomen en meteen alles beter denken te weten. Als predikant heb ik in de praktijk gezien hoe ingewikkeld het allemaal is. Dus ik heb me heel nederig opgesteld. Ook ben ik altijd voorzichtig geweest met politieke uitspraken.

Dat neemt niet weg dat je racisme natuurlijk altijd moet veroordelen. Ik kreeg daar met gemeenteleden ook wel mee te maken. Dat was heel pijnlijk. In de prediking had ik het vaak over de gelijkheid van alle mensen. Hoe leven we in dit opzicht het evangelie uit?

Als het om homoseksualiteit gaat, is mijn standpunt in Zuid-Afrika behoorlijk veranderd. Ik stond er vroeger wat conservatiever in. Ik denk dat ik er pas zes jaar terug over uit was wat mijn standpunt was, namelijk dat we ook daar geen onderscheid in moeten maken. Ik heb me daar vervolgens ook hard voor gemaakt. Ook in Nederland spreek ik me erover uit. In de GKv zijn we op dit punt ook nog niet helemaal waar we moeten zijn.

Je vertelt in een interview dat je je in Zuid-Afrika een tijd lang “schreeuwend eenzaam” hebt gevoeld en ook dat de armoede en het geweld je aanvlogen. Wat zijn positieve en negatieve herinneringen aan Zuid-Afrika? Welk gevoel overheerst?

Ik heb in Zuid-Afrika enorm mooie en bijzondere tijden gekend. Die hele omgeving met bergen en zee en dieren vond ik prachtig. En de mensen waren er geweldig vriendelijk en gastvrij. Dat zal ik nooit vergeten.

Maar de lastige, zware kant zal ik ook nooit vergeten. Ik heb me in Zuid-Afrika inderdaad een tijd lang schreeuwend eenzaam gevoeld. Dat kwam door mijn persoonlijke omstandigheden. Als je met promotieonderzoek bezig bent, kom je zelden met docenten of medestudenten in aanraking. Er bestond nog nauwelijks internet. Ik woonde alleen, ik kende niemand, ik had geen auto en geen geld. En ik ben echt een mensen-mens, dus dat maakte het extra lastig.

Maar gek genoeg was het ook wel weer goed. Ik was echt teruggeworpen op mezelf en op God. Het was in alle opzichten geen goede tijd. Toch heb ik doorgezet. Ik had kunnen opgeven, maar dat heb ik niet gedaan. Dus in die zin was het ook een goede toets.

Frederik en ik zijn nu zo’n tien jaar getrouwd. Toen we trouwden, had ik er vrede mee gemaakt dat ik mijn hele leven in Zuid-Afrika zou blijven. De moeilijke dingen nam ik voor lief en ik had geleerd om me op de mooie dingen te focussen. En ondertussen had ik een baan en een gezin, dus de eenzaamheid lag achter me.

Verwacht je dat je bij Zuid-Afrika betrokken zult blijven, privé en – vooral – professioneel? 

We hopen in februari met de kinderen én mijn ouders naar Zuid-Afrika te gaan om afscheid te nemen. De kinderen meenemen zullen we niet veel meer gaan doen; dat is gewoon te duur. Maar ik denk dat ik eens in de een of twee jaar zal teruggaan. Mijn schoonfamilie woont er natuurlijk ook.

Ik vind het wel spannend. In februari is het bijna anderhalf jaar geleden dat we vertrokken. Ik denk dat ik het heel gek zal vinden om er weer te zijn, om als een soort toerist rond te lopen en te merken dat ook daar het leven is doorgegaan, zonder jou.

Ik heb er alles aan gedaan om in Zuid-Afrika deel te worden van de cultuur. Het laatste jaar had ik voor het eerst het gevoel dat ik er eindelijk helemaal in zat. Ik zag mezelf altijd als een buitenstaander, ook binnen de NG Kerk. Maar in 2020 voelde ik me eindelijk gezien, en gewaardeerd voor wie ik was en wat ik kon. Ik was gekozen tot voorzitter van de ring van Stellenbosch en ondervoorzitter van het curatorium van de Universiteit van Stellenbosch, dus eindelijk had ik het idee volledig mee te draaien. Ik ben op een hoogtepunt weggegaan.

Waarom ben je weggegaan?

Ik had altijd nog de droom, de hoop, om ooit in mijn eigen kerk in Nederland predikant te worden. Toen het ambt eenmaal opengesteld was, wilde ik dan ook mijn bijdrage leveren, niet alleen voor mezelf, maar ook om andere vrouwen (en mannen!) te laten zien dat het kon.

Het was een geestelijk proces. Ik had net mijn draai gevonden in Zuid-Afrika. Moest dit nu al? Frederik was degene die zei: “We gaan. Dit is gewoon goed. Dit moeten we doen.” Het was opnieuw een roeping. Ik kon er niet onderuit.

Het was zó duidelijk. Dat was fijn. We hebben geen moment het idee gehad dat we een verkeerde keuze hadden gemaakt. Het is goed, zo. Ik heb weleens heimwee, maar Zuid-Afrika blijft hier in huis deel van alles. Met de kinderen spreek ik Nederlands, maar met mijn man spreek ik nog steeds Afrikaans. Er zijn culturele aspecten die ik mis, zoals de gastvrijheid, het maken van complimenten, en de relationele inslag. Die probeer ik hier dan maar een beetje te implementeren.

Buro: IG
  • 0
Verified by MonsterInsights
Top