De Nederlandse kunstenaar Armando is op zondag 1 juli in zijn woning in de Duitse stad Potsdam overleden. Hij is 88 jaar geworden.
Armando behoorde tot de belangrijkste Nederlandse kunstenaars van na de Tweede Wereldoorlog. Hij was ook een van de meest veelzijdige: beeldhouwer, schilder, schrijver, violist, acteur, film-, televisie- en theatermaker én bokser. Als violist trad hij geregeld op met het zigeunerorkest “Tata Mirando” en met zijn eigen Armando-kwartet. Het grote publiek kende hem vooral van het tv- en theaterprogramma “Herenleed” (1971-1997), waarin hij samen met Cherry Duyns en Johnny van Doorn absurde sketches speelde.
Armando werd op 18 september 1929 als Herman Dirk van Dodeweerd in De Pijp in Amsterdam geboren. Zijn moeder noemde hem als baby al “Armando”, en Armando is het gebleven. Kort voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog verhuisde het gezin naar Amersfoort. De nabijheid van Kamp Amersfoort zou hem diepgaand beïnvloeden. “Hij haalde niet graag concrete herinneringen op aan die periode”, schrijft Henny de Lange in Trouw, “maar de geluiden van schreeuwen, schieten en slaan raakte hij nooit meer kwijt. Evenals de beelden: een man die een brood over de omheining gooide, kale, uitgehongerde mensen en later, na de bevrijding, de voorbij marcherende NSB’ers die waren opgepakt.”
Er wordt vaak beweerd dat Armando’s werk als schrijver en schilder bepaald is door zijn oorlogservaringen. De Lange schrijft hierover: “Maar hij vond het te beperkt om te zeggen dat zijn werk over de oorlog gaat. De rode draad was voor hem de tragiek van de mens, de raadselachtigheid van het menselijk bestaan. Zijn werk gaat over goed en kwaad, dader en slachtoffer, schuld en onschuld. Existentiële thema’s die veel verder gaan dan de oorlog.”
Na de oorlog studeerde Armando kunstgeschiedenis in Amsterdam. In 1957 had hij zijn eerste solotentoonstelling. Een jaar later ging hij als journalist aan de slag bij de Haagse Post, waar hij zou opklimmen tot chef kunstredactie. Als schrijver wordt hij – samen met onder meer Simon Vinkenoog en Cees Buddingh’ – gerekend tot de generatie van de Zestigers, die was gegroepeerd rond literaire tijdschriften als De Nieuwe Stijl en Gard Sivik. Voor zijn literaire werk werd hij onder meer onderscheiden met de Herman Gorterprijs, de Multatuliprijs, de Bordewijkprijs, de VSB Poëzieprijs en de Gouden Ganzenveer. In 1985 was hij de eerste ontvanger van de Jacobus van Looy-prijs, een vijfjaarlijkse prijs voor dubbeltalenten, die onder meer ook is gewonnen door Breyten Breytenbach.
Armando beleefde zijn internationale doorbraak als beeldend kunstenaar nadat hij in 1979 naar Berlijn was verhuisd. Hij zou er blijven wonen tot hij in 2004 om gezondheidsredenen gedwongen was terug te keren naar Nederland. De laatste jaren van zijn leven woonde hij officieel in Amstelveen, maar hij had ook een huis in Potsdam waar hij regelmatig heen ging om te schilderen.
In 1998 was in de Elleboogkerk in Amersfoort – het dorp dat zo’n grote invloed op zijn leven en werk had gehad – het Armandomuseum geopend. Armando beschouwde zijn oeuvre als schilder als een Gesammtkunstwerk en na zijn dood zou een groot deel van zijn schilderijen hier ondergebracht worden. Op 22 oktober 2007 werd het gebouw echter door brand verwoest en een groot deel van Armando’s levenswerk ging verloren. “Dat ruimt lekker op”, reageerde de schilder laconiek. Het was zijn manier om de pijn op afstand te houden. Het verlies inspireerde hem om des te harder door te gaan met schilderen. In 2014 werd een groot deel van Armando’s collectie ondergebracht op landgoed Oud-Amelisweerd in Bunnik.
Buro: IG