
Bretyen Breytenbach, Abraham de Vries en Yves T’Sjoen (Foto: Willem de Vries)
...
De Vries was niet de schrijver met de megafoon, de pamflettaire activist, maar een ingetogen en vastberaden persoon die in zijn schrijfwereld een blik op de wereld gericht hield.
...
In de overzichtscursus Afrikaanse literatuur voor studenten aan de Universiteit Gent, ook op uitnodiging van collega’s van universiteiten in Praag, Boedapest en elders, wordt het verhalend proza van Abraham H. de Vries telkens weer onder de aandacht gebracht. Doorgaans is dat in de context van (de geschiedenis van) het kortverhaal in het Afrikaans, met naast werk van De Vries teksten van onder anderen Hennie Aucamp, Koos Prinsloo en later bijvoorbeeld S.J. (Fanie) Naudé. De Vries is een monument van de Afrikaanse letteren. Het literaire oeuvre, imposant van omvang en thematisch en stilistisch bijzonder rijk, laat een staalkaart zien van ontwikkelingen in het Afrikaanse proza: van het vormexperiment in de jaren zestig tot pakweg het postmodernisme in de jaren tachtig en negentig. Joernaal uit ’n gragtehuis (1968) noem ik dan bijvoorbeeld, of een latere bundel zoals Die uur van die idiote (1980) en vele andere boekpublicaties. Ik refereer aan de passage in Skrywers in die strydperk. Krachtlijnen in de Zuid-Afrikaanse letterkunde (2005) van Eep Francken en Luc Renders, en vooral aan een hoofdstuk in J.C. Kannemeyers Afrikaanse literatuurgeschiedenis waarin het genre van het kortverhaal ter sprake komt. Het zal De Vries hebben verheugd dat de bijdrage is opgenomen in de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse letteren. Daarenboven is De Vries de samensteller van Die Afrikaanse kortverhaalboek (1978), een uitgebreide selectie uit kortverhalen in het Afrikaans.
Niet alleen literair-esthetisch is het oeuvre van De Vries bijzonder – canoniek in de Afrikaanse letterkunde. In de verhalen wordt ook politiek en sociaal-kritisch een statement gemaakt. De Vries ijverde voor het Afrikaans – ook buiten de literatuur – en verwijst in zijn verhalen geregeld aan de politieke actualiteit, zeker in de donkere periode van de apartheidsjaren. Braam de Vries’ werk reflecteert over politiek en maatschappij. Het oeuvre getuigt niet alleen van stilistische brille maar is dus ook maatschappelijk geëngageerd. De Vries was niet de schrijver met de megafoon, de pamflettaire activist, maar een ingetogen en vastberaden persoon die in zijn schrijfwereld een blik op de wereld gericht hield. In Kannemeyers formulering: “Ná ’n betreklik onopvallende begin met regionale prosa, verdiep De Vries se werk deur die verruiming van sy wêreld en deur die beoefening van die verwikkelde, meervlakkige verhaal waarin dikwels afwykendes as hoofpersone optree. Daarmee lewer hy sy eie besondere bydrae tot Sestig en is hy die eerste beoefenaar in Afrikaans van ’n tipe kortverhaal wat nie altyd op die eerste sig sy betekenis ondubbelsinnig uitsê nie. Ook stilisties toon sy werk ’n suiwerheid en verfyning wat deur min van sy generasiegenote oortref word”.
...
Wat in een terugblik zeker niet over het hoofd mag worden gezien is de rol van De Vries als bruggenbouwer tussen Afrikaans en Nederlands.
...
Wat in een terugblik zeker niet over het hoofd mag worden gezien is de rol van De Vries als bruggenbouwer tussen Afrikaans en Nederlands. Hij studeerde in de jaren zestig aan de Universiteit van Amsterdam (Afrikaanse taal- en letterkunde), verder Nederlands en Perswetenschappen, en was later bestuurslid van het Zuid-Afrikaans Centrum voor Nederland en Vlaanderen (Pinelands, Kaapstad). De auteur was voor langere tijd in Nederland, ook na de studiejaren, en sprak trouwens heel goed Nederlands. Naar aanleiding van het overlijden memoreert Willem de Vries, zoon van de schrijver, de liefde van Braam voor Nederland en het genoegen dat hij altijd weer putte uit gesprekken in het Nederlands. Ik herinner mij dergelijke gesprekken bij ettelijke publieke gelegenheden, telkens met warme belangstelling van de schrijver voor de academisch-letterkundige ondernemingen aan de universiteiten van Gent en Stellenbosch, voor het reilen en zeilen van de letteren in de Lage Landen. Hij was trouwens ook vertaler: zo vertaalde hij uit het Nederlands Joachim van Babylon van Marnix Gijsen en Palmwijn van Adriaan van Dis.
Hij was een aimabel en genereus man, belangstellend, hartelijk en zachtmoedig in de omgang. Kritisch ingesteld maar met empathie voor de ander. Een literaire reus wiens werk we zonder twijfel blijven lezen, aan wie ik in colleges en lezingen blijvend aandacht schenk. Het verhalend werk verdient een internationaal publiek: ook voor studenten in de Lage Landen en andere belangstellenden, zoals toehoorders van publiekslezingen en deelnemers aan cursussen van literaire organisaties, blij ik wijzen op het monumentale oeuvre van deze canonieke stem, een echt bruggenbouwer van de Afrikaanse en de Nederlandse literatuur. Abraham de Vries liet zich ontvallen in een interview dat zijn boeken zullen worden vergeten. Het is aan ons, lezers, om ze blijvend te koesteren en erover te praten.
Ik wens de nabestaanden van Abraham H. de Vries mijn diepe medeleven te betuigen. De literaire stem zal niet verstommen: aan het werk blijven we niet alleen in Zuid-Afrika maar dus evenzeer in Gent en op andere plaatsen in de wereld aandacht schenken.
Naar aanleiding van het overlijden van Abraham H. de Vries (1937-2024) heeft AJ Opperman op zaterdag 24 augustus gevraagd naar een korte bespiegeling. Uit deze necrologie zijn fragmenten gebruikt op Netwerk 24: ‘De Vries is “monument in Afrikaanse letterkunde”’ (https://www.netwerk24.com/netwerk24/kunste/boeke/de-vries-is-monument-in-afrikaanse-letterkunde-20240824).