387 Nederlandse kinderen werden halverwege de negentiende eeuw naar Zuid-Afrika gestuurd om aan de armoede in hun eigen land te ontsnappen en aan de Kaap een nieuw leven te beginnen. Over de lotgevallen van deze jongeren was tot dusver weinig bekend.
Gelukkig heeft één van hen, Gerrit Lotgering, aan het einde van zijn leven zijn herinneringen op papier gezet. Zijn achterkleinzoon heeft deze memoires nu in boekvorm gegoten.
Op donderdag 28 november vond in het Zuid-Afrikahuis in Amsterdam de presentatie plaats van Een Amsterdamse kinderemigrant in Zuid-Afrika, 1858–1870. De autobiografie van Gerrit Lotgering (1844–1928).
Het gaat om de memoires van een Amsterdamse aannemer die halverwege de negentiende eeuw werd geboren in een arm timmermansgezin. Als hij nog maar tien jaar oud is, moet Gerrit van school, een baas zoeken. Hij is niet bang om de handen uit de mouwen te steken (werken is beter dan die saaie schoolbanken!), maar omdat hij natuurlijk nog erg jong is, gaat er wel eens iets mis – zoals die keer toen hij als hulpje bij drogisterij Boldoot (bekend van de Eau de cologne) een grote glazen fles vanaf een ladder op de vitrine met “reukwerk” liet vallen.
“De winkelknecht vertelde dat ik die fles had laten vallen en de chef gaf mij de schuld, betaalde mij mijn weekloon, 75 cent, en moest maar heengaan. Want, zei hij, in geen 3 jaar kan jij die schade inverdienen.”
Als een spannend jongensboek
Na vier jaar van twaalf ambachten en dertien ongelukken, grijpt Gerrit de kans om te ontsnappen uit dit uitzichtloze leven met beide handen aan. Hij meldt zich aan voor de kinderemigratie naar Zuid-Afrika, een onderneming die bedoeld was om arme Nederlandse kinderen te helpen om in Zuid-Afrika een nieuw bestaan op te bouwen. Terwijl Nederland rond 1850 kampte met grote werkeloosheid, bestond er in Zuid-Afrika na de afschaffing van de slavernij in 1833 juist behoefte aan dienstboden, landarbeiders en ambachtslieden.
In totaal werden er tussen 1856 en 1860 387 kinderemigranten uitgestuurd. De meesten belandden in Kaapstad en omgeving; een deel in Graaff-Reinet. Over het algemeen weten we niet hoe het deze kinderen is vergaan. Dit maakt de memoires van Gerrit Lotgering tot een belangrijke document. Want hij beschrijft zijn lotgevallen – eerst als jochie in Amsterdam, en later in verschillende betrekkingen in Zuid-Afrika – levendig en gedetailleerd. Zijn verslag leest als een spannend jongensboek.
En het is werkelijk onvoorstelbaar wat hij allemaal meemaakt! Aan boord van het schip dat de jeugdige landverhuizers naar Kaapstad brengt, valt Gerrit al op doordat hij een van de weinigen is die niet zeeziek wordt. Daarom wordt hij door de scheepsarts aangesteld als hulpje, waardoor hij aan boord een enigszins bevoorrechte positie krijgt.
............
“Het resultaat is buitengewoon interessant boekje, waarin een van de kinderemigranten die halverwege de negentiende eeuw hun geluk in Zuid-Afrika gingen beproeven, rechtstreeks en uitvoerig aan het woord komt.”
............
In Kaapstad komt hij eerst in huis bij rechter Jan Hendrik Hofmeyr, die hem vervolgens doorstuurt naar zijn vader, die resident-magistraat was in Bredasdorp. Hier wordt Gerrit opgeleid als huisknecht en koetsier. Hij moet echter weg nadat hij in zijn onschuld de schoonzuster van de resident ontmaskerd heeft als alcoholiste die in het geheim van de wijnvoorraad snoept die aan zijn zorg is toevertrouwd.
Vervolgens belandt hij bij een bakker in Stellenbosch en daarna bij een wijnboer en paardenhandelaar die buiten het dorp woont, met wie hij verschillende tochten naar het binnenland maakt.
Als hij na twee en een half jaar heeft voldaan aan zijn contractuele verplichtingen als kinderemigrant, kiest hij voor een zelfstandig bestaan. Voortaan moet hij zelf werk zoeken. Zo gaat hij mee op een expeditie om zeeolifanten te jagen op het Crozeteiland Possession, dichtbij Antarctica, en werkt hij nog een tijdje als gevangenbewaarder bij de Breakwater-gevangenis. Net wanneer hij aan wéér een ander ambacht wil beginnen, deze keer aan het spoor, doet zich de gelegenheid voor om met de Great Eastern, destijds het grootste stoomschip ter wereld, terug te varen naar Europa.
Bloedstollende avonturen
In 1921, op 77-jarige leeftijd, heeft Gerrit Lotgering in een maand tijd zijn avonturen opgetekend voor het nageslacht. Hij doet dit – althans zo lijkt het – redelijk volledig en met oog voor detail, zodat we een helder en informatief beeld krijgen van zijn levensomstandigheden en van wat er allemaal bij al die ambachten kwam kijken.
Hij maakt soms bloedstollende avonturen mee. Bijvoorbeeld wanneer hij met bakker Hauptfleisch uit Stellenbosch (tevens organist van de Moederkerk) op reis gaat naar Graaff-Reinet voor een synodevergadering en hij tijdens het oversteken van een woeste rivier bijna door de paarden vertrapt en door de wielen van de wagen verpletterd wordt.
............
“Het is onvoorstelbaar wat hij allemaal meemaakt!”
............
Nog meer spectaculair zijn de achttien maanden die hij op de Crozeteilanden doorbrengt, omringd door sneeuw en ijs, met weinig anders dan gepekeld vlees en verse albatroseieren te eten. De groep jagers reageert aangeslagen als een van de roeiboten omslaat en de bemanning omkomt in het ijskoude water.
Interessant zijn de ontmoetingen met de inlandse bevolking, eerst op de handelsreizen met de paardenkoopman en later tijdens zijn werk bij het Convict Station – al werpt de handel in (letterlijk) spiegeltjes en kraaltjes een ontluisterende kijk op de koloniale verhoudingen:
“Als er uitgestald was dan kocht de vorst eerst, dan de raadslieden en dan het publiek. Koperen gordijnringen met een koper klein tafelschelletje werd een vet schaap voor gegeven, ijzeren lepels en messen samen 12 stuks ook een schaap, een grote doos met koralen een bok. Ook, glimmende luxe voorwerpen die aan de Kaap gekocht werden voor 6 pence kreeg je daar een bok of schaap voor.”
Achterkleinzoon als tekstbezorger
De oude Gerrit Lotgering was niet erg goed in het beschrijven van emoties. Alleen over het stugge afscheid van zijn vader, met wie hij als jongen altijd al een slechte relatie had gehad, lezen wij dat dit hem “erg gehinderd” heeft. Over het algemeen vertelt Lotgering echter in een laconieke stijl, die niet zelden een komisch effect heeft. Dat geldt met name – hoe vreselijk ook – voor al die momenten dat zijn vader wéér naar de mattenklopper grijpt als hij voor de zoveelste keer zijn baantje heeft verloren.
Het manuscript is bezorgd door Fed Lotgering, een achterkleinzoon van Gerrit. Het was nog een heel werk om de tekst drukklaar te maken, doordat de leesbaarheid van het manuscript, ten spijte van Gerrits nette handschrift had, niet optimaal was.
Dat kwam onder meer door de mix van Nederlands, Engels en Afrikaans; het gebruik van oude en onbekende woorden, die door Gerrit deels fonetisch genoteerd werden; de onduidelijk zinsbouw (zonder hoofdletters en leestekens) en de vele spelfouten (Gerrit had natuurlijk maar tot zijn tiende school gegaan). Fred Lotgering heeft de tekst dus moeten moderniseren, waarbij hij er echter steeds naar gestreefd heeft de leesbaarheid te bevorderen zonder afbreuk te doen van de oorspronkelijkheid van de tekst. Daarnaast heeft hij de tekst door de toevoeging van een inleiding en een uitgebreid notenapparaat, voorzien van de nodige achtergrondinformatie.
Het resultaat is buitengewoon interessant boekje, waarin een van de kinderemigranten die halverwege de negentiende eeuw hun geluk in Zuid-Afrika gingen beproeven, rechtstreeks en uitvoerig aan het woord komt. Het is mooi dat de achterkleinzoon van Gerrit Lotgering deze tekst aan ons beschikbaar heeft gesteld.
............
Een Amsterdamse kinderemigrant in Zuid-Afrika, 1858–1870.
De autobiografie van Gerrit Lotgering (1844–1928).
Uitgegeven door Fred Lotgering. Amsterdam: Uitgeverij Panchaud, 2019.
ISBN: 9789082673050. 180 pagina’s, geïllustreerd.
Prijs: € 17,90 (inclusief BTW en verzending binnen Nederland).
............
Buro: IG