Lezen in de Lage Landen
Wim van Anrooij en Paul Hoftijzer
Uitgever: Verloren
ISBN: 9789087046675
Anders dan in Nederland worden de literatuurlijsten voor het schoolexamen in Zuid-Afrika tot op de dag vandaag door de overheid vastgesteld. Boeken worden er “voorgeskryf” ofwel verplicht gesteld. Op die verplichte boekenlijst stonden tot in de jaren tachtig van de vorige eeuw ook altijd twee Nederlandse titels. De Nederlandse taal werd gezien als de “bakermat” van het Afrikaans. Aandacht voor het Nederlands zou “de positie van het Afrikaans ondersteunen, bijvoorbeeld als tegenwicht tegen het onstuitbare Engels”. Daarnaast zou kennis van het Nederlands de leerlingen zelfs kunnen brengen tot “zuiverder hanteren van het Afrikaans”.
Eep Francken heeft op basis van de jaargangen 1938-1955 van het tijdschrift Ons Eie Boek geïnventariseerd om welke titels het ging. Om de scholieren (en hun onderwijzers en ouders) te helpen, bevatte Ons Eie Boek namelijk uitvoerige besprekingen van de voorgeschreven boeken. Het lijkt erop dat de ambtenaren die verantwoordelijk waren voor de selectie, een aantal criteria hanteerden. Daarbij stond het leesplezier voorop: vaak werd er gekozen voor een roman met een jonge hoofdpersoon, met wie de leerlingen zich konden identificeren. Daarnaast moest een boek onder meer “opvoedkundig gesond en letterkundig waardevol” zijn.
Het zal dan ook geen verbazing wekken dat de zeventiende-eeuwer Joost van den Vondel in 1944 uit het curriculum verdween. De top 5 die overbleef, bestond hoofdzakelijk uit de Zwerver-romans van Arthur van Schendel, een klassieker als Hildebrands Camera Obscura en vertegenwoordigers van het “gematigde realisme, een verzacht naturalisme, eerder idealistisch dan pessimistisch”, zoals Ina Boudier-Bakker en Margo Scharten-Antink. De Vlaamse literatuur kwam er bekaaid vanaf en de poëzie bleef beperkt tot veilige gouwe ouwen van bijvoorbeeld Staring, De Génestet en Gezelle. Veelzeggend zijn de namen die ontbreken, zoals die van Vestdijk, Elsschot en Bordewijk en – natuurlijk, zou je bijna zeggen – de generatie van Reve en Hermans.
Bonte verzameling
Franckens artikel “Wat moesten de Zuid-Afrikaantjes lezen?” is verschenen in Lezen in de Lage Landen. Studies over tien eeuwen leescultuur, een album amicorum voor B.P.M. (Berry) Dongelmans, die op 2 november 2017 afscheid heeft genomen als docent Boekwetenschap aan de Universiteit Leiden. De bundel bevat 38 bijdragen rond het thema “lezen” van Middeleeuwen tot heden. De bijdragen, die chronologisch geordend zijn, zijn zeer divers, en strekken ván krabbels in de kantlijn bij middeleeuwse geschriften tót de impact van de “schermrevolutie” op onze manier van lezen in het digitale tijdperk, en ván de allerindividueelste leeservaring tót “text mining”, het geautomatiseerd doorzoeken van grote tekstcorpora.
Deze voorbeelden geven al aan dat Lezen in de Lage Landen zowel een beeld geeft van de ontwikkeling van het lezen door de eeuwen heen als van de ontwikkeling van de boekwetenschap in al zijn benaderingswijzen. Zoals dat gaat bij een album amicorum, presenteren de schrijvers allemaal slechts een flard van hun lopende onderzoek: een leuke anekdote; een markant gegeven; een paar krenten uit de pap. Vaak wordt er gereflecteerd op de mogelijkheden van een methode of worden er suggesties gedaan voor verder onderzoek. Een geheel wil het niet worden, een alles omvattende conclusie valt niet te trekken. (De constatering “Dat we echter zullen blijven lezen, op welke manier dan ook, is aan geen twijfel onderhevig”, zoals de redacteuren Wim van Anrooij en Paul Hoftijzer in hun inleiding beweren, klinkt meer als wishful thinking.) Maar stimulerend is het allemaal wel.
Lezen in de kolonie
Vanuit een vergelijkend perspectief zijn vooral de bijdragen over leescultuur in de (voormalige) koloniën interessant. De bijdrage van Eep Francken over “voorgeschreven” Nederlandse boeken in het middelbaar onderwijs is de enige die betrekking heeft op Zuid-Afrika. Lisa Kuitert heeft onderzoek gedaan naar het voorkomen van leesgezelschappen in Nederlands-Indië. Dit vanuit de gedachte dat “lezen ter verpozing” tot meer empathie met de medemens zou leiden – dus ook met de oorspronkelijke bevolking van de Indische archipel, die door het koloniale bewind onderdrukt en uitgebuit werd. Een voorlopige inventaris levert voor de periode 1830-1870 een lijst van maar liefst 63 leesgezelschappen op. Dat zijn er, gezien de beperkte omvang van de koloniale Nederlandse gemeenschap, verhoudingsgewijs veel méér dan er in Nederland zelf bestonden. Of al dat genootschappelijke lezen inderdaad tot meer empathie met de inlandse bevolking heeft geleid, is stof voor een ander onderzoek.
Wie er lid waren van zo’n Indisch leesgezelschap en wat ze zoal lazen, heeft Olf Praamstra bij benadering kunnen vaststellen aan de hand van enkele formulieren met daarop de namen van de leden van het leesgezelschap Verpoozing, “omdat de directeur van het gezelschap, Conrad Busken Huet, de keerzijde van deze formulieren als kladpapier heeft gebruikt”.
Bijzonder interessant is ook het artikel van Willem van der Molen over drie negentiende-eeuwse Indische ABC-boekjes. Deze abecedaria hadden als doel om de kinderen van Nederlands-Indië aan de hand van voorbeelden uit hun eigen omgeving het alfabet te leren. In plaats van “Charlotte, die drinkt chocola” tonen de plaatjes bijvoorbeeld een nènèk (oma) of een doerian (inheemse vrucht). De vraag was overigens welk alfabet de kinderen moesten leren: het Javaanse, Balinese, Maleise (Arabische)… of toch het Latijnse schrift? In het boek staat een voorbeeld afgedrukt van de letter A uit het Geïllustreerd Nederlandsch Indisch alfabet (1879). Een van de eerste plaatjes is “vuur”; dat staat niet bij de letter V, maar bij de A, want het Maleise woord voor “vuur” is “api”. Op dezelfde bladzijde staan de Maleise én de Nederlandse woorden voor de afgebeelde plaatjes: de Maleise woorden in Arabische en de Nederlandse woorden in Latijnse lettertekens.
Lezen in de Lage Landen is uiterst verzorgd uitgegeven en bevat een schat aan wetenswaardigheden en tot nadenken stemmende overwegingen. Voor zover het boek iets onbevredigends aankleeft, is het dat je over elk onderwerp méér te weten zou willen komen. Maar dat is eigenlijk een compliment.
Buro: IG