In Woordnar woordenaar. ’n Huldiging Breyten Breytenbach (2019) memoreert samensteller Francis Galloway een publiek eerbetoon in Nederland aan Breytenbach. Aanleiding is de viering van de zeventigste verjaardag van de schrijver en schilder. In het stadje Hengelo, in de provincie Twente, zo stelt Galloway, organiseerden Annette Badenhorst en galerijhouder Chantal Uylen in samenwerking met Aktuele Kunst Hengelo een “manifestasie” die de titel Raakruimtes kreeg. Het huldebetoon had plaats van 14 juni tot 26 juli 2009. Zij noteert: “’n Omvattende keur van sy kunswerk word in verskillende lokale uitgestal; die veertien geïllustreerde sonnette ‘vir ’n engel in Hengelo’ wat hij spesiaal skep, word op enorme plakkate in buitelugruimtes vir ’n poësieroete in die stadskern aangebring; daar is tentoonstellings van omslae van sy boeke en van plakkate van Nederland se anti-apartheidsdeelname; die bekroonde Nederlandse digter H.C. ten Berge lewer die lesing ‘Die grille lijn’ oor Breytenbach se skryfwerk; daar vind ’n poësiekonsert plaas. Twee publikasies word vir die geleentheid geskep: Wandeling is ’n tabletgrootte-koerant, 10 000 eksemplare, met die Afrikaanse, handgeskrewe sonnette naas die Nederlandse vertaling daarvan deur Laurens van Krevelen. Al die uitgestalde kunswerke word in ’n hardebandboek byeengebring, Breyten Breytenbach – Raakruimtes, met ’n inleidende opstel deur Laurens van Krevelen, getitel ‘Breyten, de schilder van de bezielde middenwereld’” (blz. 296). De bijdrage van Ten Berge is later gebundeld in Een spreeuw voor Harriët. Essays, dagboekbladen, veldnotities (2018).
De reeks ‘veertien sonnette vir ’n engel in Hengelo’ is later opgenomen in Breytenbachs bundel die beginsel van stof (2011), meer bepaald in de vijfde afdeling, en wordt op de titelpagina voorzien van een onderschrift: “En wie sal die vreemdeling se land ken?” (blz. 137-152). In de verzamelbundel Die singende hand. Versamelde gedigte 1984-2014 (2016) kan de lezer de sonnettenreeks vinden op bladzijden 506-512.
‘Engelaar’, ‘hengelaar’ en beeldend werk
Het spel in de titel met “engel” en het toponiem “Hengelo” roept herinneringen op aan andere engel-gedichten. Helize van Vuuren belicht in een recensie-essay over de ouderdomsmetaforen in Katalekte (2012) de schilderkunstige keuze voor het voorplat. Over het boekomslag merkt zij op: “Die skildery op die buiteblad afgedruk heet péché de pêcheur, oftewel sonde van die hengelaar. Dit staan in noue wisselwerking met een van die laaste gedigte in die bundel, ‘die engelaar se verweerskrif’. Aanvanklik lyk dit na ’n dialoog met ’n kritiese leser of vriend, maar die gesprek word inderwaarheid deurentyd gevoer met die digter se engel (beskermengel? doodsengel? muse?)” (https://www.litnet.co.za/litnet-akademies-resensie-essay-katalekte-deur-breyten-breytenbach-n-boeiende-gesprek/).
Ook in andere bundels treedt een “engelaar” of “hengelaar” op. In haar bespreking in Die Burger (16 juni 2014) van vyf-en-veertig skemeraandsange uit die eenbeendanser se werkruimte (2014) refereert Louise Viljoen aan het waterverfschilderij die engelaar op het omslag om vast te stellen: “Die Breytenbach-kunswerk op die buiteblad van die bundel toon ’n “engelaar” (’n kombinasie van engel en hengelaar), ’n man met ’n hoë voorhoof en vere in die plek van hare. Geveerde wesens is volop in Breytenbach se werk en roep assosiasies van vlug, vryheid, sang, metamorfose en transendensie op. Dié bundel bevat byvoorbeeld ’n “klein etimologiese les” waarin die digter homself (ongunstig) vergelyk met sangvoëls soos die nagtegaal, terwyl die hengelaar opgeroep word in “die hengel-komposisie-kompetisie”. In dié gedig word vertel watter aas die digter aan sy hoek sit (onder andere “’n bokblêrtjie, ’n verpulpte hart, ’n gulp, fetusblommetjies”), hoedat hy meestal plastieksakke uittrek met dié aas en net sóms ’n gedig soos “’n glinsterende lewendigevis/bloederig glad soos ’n tong vol insigte” (https://www.academia.edu/7394799/Resensie_Breyten_Breytenbach_Vyf_en_veertig_skemeraandsange_uit_die_eenbeendanser_se_werkruimte_2014_).
Viljoen en Van Vuuren betrekken in hun lectuur het beeldend werk van. Precies als Lucebert en Claus, ook Henk van Woerden zoals verder zal blijken, is hij een dubbelkunstenaar: de interactie tussen woord en beeld is semantisch geladen. Reproducties van beeldend werk en foto’s voegen een dimensie toe aan het dichtwerk. Jammer genoeg ontbreken in de drie omvangrijke verzameluitgaven met lyriek van Breytenbach het grafisch werk op de bundelomslagen en fotografisch en andere beeldmateriaal in de bundels. Zoals in Katalekte.
Hengelaar Henk
Het verzameld oeuvre van Breytenbach bevat een gedicht met de titel ‘hengelaar’, opgenomen in Ysterkoei-blues. Versamelde gedigte 1964-1975 (2001, blz. 349). De tekst maakt deel uit van een reeks getiteld Plakboek. Verjaarde reisverse 1975/1994, chronologisch geplaatst tussen de bundels Met ander woorde en ’n Seisoen in die paradys. Plakboek omvat ‘leestekens’, ‘binneland’, het tiendelige ‘’n treinreis deur die winter en die land’ en ten slotte ‘hengelaar’. De uitgave is oorspronkelijk getiteld: Plakboek. Moving on: Verjaarde reisverse vir Hoang Lien (Hond/Intaka, Groenkloof/Somerset-Wes, 1994). Er is ter gelegenheid van het overlijden van de schrijver, schilder en fotograaf Henk van Woerden (1947-2015), gestorven op zevenvijftigjarige leeftijd, in Nederland een brochure verschenen waarin Breytenbachs gedicht is overgenomen. Die keuze berust niet op toeval.
Woordenaar woordnar maakt bibliografisch geen melding van de gelegenheidsuitgave Een gevoel van gemis. De Breytenbach-bibliografie kan gelet op de (transnationale) uitgebreidheid vanzelfsprekend nooit volledig zijn, niettegenstaande het indrukwekkend heuristisch werk van Francis Galloway en Alwyn Roux.
Over het verhaal ‘Niemandsland’ in Van Woerdens Notities van een luchtfietser (2002, blz. 145-180) en het gebruik van Breytenbachs beeld van de zeeolifant in een verwijzing naar de zelfmoord van Ingrid Jonker bundelde ik een opstel in Breyvier. Over taal, burgerschap en Breytenbach (blz. 91-97). In een beschouwing over de artistieke alliantie tussen Van Woerden en Breytenbach moet, behalve die intertekstuele verwijzing, ook de vermelde brochure Een gevoel van gemis (2015) worden genoemd. Ik kon in een antiquariaat in Utrecht onlangs een exemplaar bemachtigen.
Van 31 oktober tot 15 november 2015 is een expositie georganiseerd in Amsterdam (WG Kunst) met beeldend werk van Van Woerden. Aansluitend, van 22 november tot 3 januari 2016, is in het Letterkundig Museum (Literatuurmuseum) in Den Haag aandacht besteed aan het literaire werk. De postume huldigingsuitgave is gebaseerd op een autobiografisch geschrift, bestemd voor de website van zijn uitgever, waarin Van Woerden zijn kindertijd in Kaapstad herinnert en de vele keren dat hij er terug ging. Van Woerdens (onvoltooide) studie beeldende kunst aan UCT en Michaelis School of Fine Art, waar ook Breytenbach en Marlene Dumas een opleiding volgden, komt aan bod. Voorts de exposities vanaf 1972 in Galerie Espace (Amsterdam), de Zuid-Afrikaanse romantrilogie Moenie kyk nie (1993), Tikoes (1996) en Een mond vol glas (1998), de monografie over Ingrid Jonker (opgenomen in de bloemlezing uit Jonkers poëzie door Gerrit Komrij in Ik herhaal je), het scenario voor de documentaire Korreltjie niks is my dood (2002, Saskia van Schaik), et cetera. De brochure bevat verder een persoonlijk geschrift van Van Woerdens uitgever Joost Nijsen (‘“Dis soos ’n gat in die aarde”. Henk van Woerden door het oog van de uitgever’), met een in memoriam-gedicht door Antjie Krog voor de Nederlandse schrijver, vierkleuren-reproducties van beeldend werk van Van Woerden en ter afsluiting het gedicht ‘hengelaar’ van Breytenbach. Opmerkelijk is dat Van Woerden een reeks maakte met tekeningen in Oost-Indische inkt, pasteltekeningen en een gouache die getiteld zijn ‘Moenie kyk nie’ (1990) – afdrukken uit de brochure zijn hier opgenomen.
Copyright erven Henk van Woerden
Vrienden van Henk van Woerden namen het initiatief voor de herdenkingsexposities met de boekvormelijk fraai verzorgde uitgave (in casu Mabel Hoogendonk, Laurens van Krevelen, Arie Lenoir, Aad Meinderts en Joost Nijsen). Wellicht is door toedoen van Laurens van Krevelen, die ruim een decennium eerder voor de manifestatie in Hengelo de “veertien sonnetten voor een engel in Hengelo” bezorgde (vertaling), of door bemiddeling van Breytenbachs uitgever in Nederland Joost Nijsen (Podium), de Zuid-Afrikaans/Franse auteur gecontacteerd. Het gedicht dat volgens de paratekst dateert van 1994 is bij naar ik vermoed een foto van Van Woerden opgenomen. Toef Jaeger, biograaf van Henk van Woerden, verwijst naar de herdenkingsmanifestatie.
Een vergelijkend lectuur van het gedicht in Een gevoel van gemis en Die Ysterkoei-blues laat zien dat de tekst in de Nederlandse uitgave niet eindigt met een punctuatie, in de uitgave van Human & Rousseau staat op het eind van (mogelijks veelbetekenend) dubbelpunt. Omdat ook op het einde van versregel 7 een dubbelpunt staat in Ysterkoei-blues, niet in de Nederlandse herdruk, kan sprake zijn van een typo in de heruitgave in de brochure. Behalve cursivering van woorden (woorden met een accent) heb ik verder geen verschillen opgemerkt.
Aan de engel(aar) en de hengelaar in Breytenbachs poëzie is een aparte studie te wijden. Daarbij moeten niet alleen de Hengelo-gedichten worden gelezen, maar dus ook gelegenheidspublicaties zoals Een gevoel van gemis. Deze in een beperkte oplage verschenen uitgave van WG Kunst en Letterkundig Museum is een vriendendienst, een postuum eerbetoon, een condoleance zoals Joost Nijsen schrijft naar aanleiding van het gedicht van Krog.
Hengelaar
dis ’n volmaakte landskap wat ruimte
so elegant plooi tot intelligente
windskuiling en kamp, heuwels boots horison,
telefoondrade (om ontliggaamde boodskappe
oor te dra), klipwonings, bome soos potlode
ieder met ’n waaierkuif van potensiële lyne
as ingewinterde onderbewuste wat sig baar
tot oneindige skakeringe op ’n tema van orde
winter nog: met winter se nie-kleur kleure
ingekleur, waterweë wat soepel die hemel
se silwer koepel weergee, dat ’n oog
kan bly staan nes die boot in verskiete
van akwarel voorthoepel oor ’n refleksie van staar
in die niet, en plek-plek in koeltes
ook bladspieëls sneeu soos doodgebore lammers
té on-af om nog te vrot tot onklaar
wiek-volmaakte winterwêreld vasgeverf
in daardie laaste ligte slaap tussen snoei en bloei;
olifante is vergeetgeheue hier, wolwe lankal
’n bedolwe droom; nie land nie
maar landskap / die mens het sin gemaak /
immers alleen as fragiele vlegwerk
’n effense voorsmaak van verwoesting
span, verskuif die verslyn delikaat!
gooi ’n seisoen
woorde om die afwesigheid van groen!
lê die soek-tog (na) ingetoë trilrigtings bloot
Breyten Breytenbach, 1994
Met dank aan Alwyn Roux voor het facsimile van de ‘veertien sonnette vir ’n engel in Hengelo’ (in typoscript en in handschrift van Breytenbach).