De Achtste Zonnebloemen. De zoektocht naar Van Goghs verdwenen schilderij door Pauline Vijverberg

  • 0

de achtste zonnebloemen voorbladTitel: De Achtste Zonnebloemen. De zoektocht naar Van Goghs verdwenen schilderij
Auteur: Pauline Vijverberg
Uitgever: Meppel, Just Publishers, 2020, 256 blz.
ISBN: 97890 8975 769 2

Thuis is de plaats waar je hart is: het nieuwe meesterwerk van Pauline Vijverberg kleurt het leven van Nederlandse immigranten in Zuid-Afrika.

Doordat de nieuwe roman van Pauline Vijverberg bestaat uit vele dunne schijfjes, lees je hem zoals je kijkt naar een spannende film. De beeldkracht van de vierenzestig hoofdstukjes is fenomenaal. Aan elkaar geregen vertolken deze hoofdstukjes een universeel thema.

Maar dat universeel thema is nooit abstract. Mensen van vlees en bloed, mensen met ondoorgrondelijke gevoelens vullen het in en geven het een dieptescherpte die hoogst ongewoon is voor een thrillerachtig boek. Ja, want aan spanning ontbreekt het nooit.

Die rijst ten top wanneer in het verhaal alle blikken worden gericht op het achtste exemplaar van Vincent van Goghs Zonnebloemen-schilderij.

Eind 19e eeuw. Het Transvaal Museum in Pretoria is net open. Jacobus Swierstra, die aan de Universiteit van Amsterdam biologie heeft gestudeerd, werkt in het nieuwe museum als entomoloog en droomt ervan om een unieke verzameling van vlinders, motten en andere geleedpotigen aan te leggen. Zijn hele leven bestaat uit het inventariseren en prepareren van de diertjes.

Het personeel van het Transvaal Museum in Pretoria op een groepsfoto van 1909. De entomoloog Jacobus Swierstra, die in Amsterdam universitaire studies heeft gedaan, emigreert in 1894 naar Pretoria. In het museum vindt hij de job die helemaal aansluit bij zijn wetenschappelijke interesses. Geen mot, vlinder, spin of schorpioen ontsnapt aan zijn klinische blik. Hij wil de grootste Lepidoptera-verzameling van Afrika samenstellen. Op de foto zit hij, 34 jaar, op de stoel, tweede van links. Van 1922 tot 1946 is hij directeur van het museum. – Bron foto: Wikimedia Commons, The Bird Paintings of CG Finch-Davies, Transvaal Museum, 1984

Op weg naar zijn werk komt hij toevallig in gesprek met de zusjes Geesje en Niesje Kwak, die pas zijn aangekomen in Zuid-Afrika en niet goed beseffen waar ze aan begonnen zijn. Ze willen aan de kost komen als dienstbode, kindermeisje; in Amsterdam maakten ze huizen schoon, deden ze naai- en strijkwerk …

Geesje Kwak, een naaistertje uit Amsterdam dat samen met haar zusje Niesje uitwijkt naar Zuid-Afrika en daar aan de kost komt als hoedenmaakster, hier sierlijk gehuld in een witte kimono op een olieverfschilderij van George Hendrik Breitner wanneer ze poseert in 1894, een jaar voor de grote afreis. Vier jaar later overlijdt ze, wat haar zusje nooit zal kunnen verwerken. – Bron: Rijksstudio van het Rijksmuseum, Amsterdam, schilderij tentoongesteld in zaal 1.18 van het museum

Jacobus komt vier jaar na de eerste ontmoeting Niesje en Geesje opnieuw tegen, samen met Cor van Gogh, die er zich niet voor schaamt om de meisjes van lage stand mee te nemen naar een tuinfeest van de Nederlandse Vereniging in het Burgers Park.

Cor is de jongste broer van Vincent van Gogh. Bij die gelegenheid raken Jacobus en Cor bevriend. Van de twee meisjes valt Niesje, zo onbevangen en vrolijk en met zoveel talent voor muziek, bij Jacobus het meest in de smaak. Hij hoopt haar nog een keer te zien voor hij met het Hollanderkorps vertrekt om de Boeren te steunen in hun strijd tegen de Britten.

Na wreedheden en pure angst te hebben doorstaan komt Jacobus toch heelhuids uit de strijd en neemt hij volledig gedesoriënteerd zijn job in het museum weer op.

Op 7 mei 1900, een maand voordat Pretoria capituleert, trouwt Jacobus met Niesje. In 1901 wordt hun dochtertje Aafke geboren. Bij haar drukken geluiden en woorden zich uit in kleuren en dit eigenaardige verschijnsel, synesthesie genaamd, doet zich voor tot zij een jaar of tien is. Hoe Aafke opgroeit, nog een broertje krijgt, geconfronteerd wordt met de dood van haar moeder, vereenzaamt tijdens haar kostschooljaren in Bussum en eenmaal terug in Zuid-Afrika opgescheept zit met een jaloerse stiefmoeder, beschrijft Pauline Vijverberg prachtig picturaal, met weelderige kleuren die van de roman een impressionistisch schilderij maken.

Een onverwacht stijlelement is dat Aafke, die het gehele verhaal vertelt vanuit de ik-persoon, in juweeltjes van verscheidene hoofdstukken anticipeert op het jaar 1952, wanneer zij door het leven is getekend en contact wil leggen met haar zieke vader die is opgenomen in een tehuis in Pretoria. Hij herinnert zich van het verdwenen schilderij niets.

Enkele beklijvende passages die de toon aangeven van het ganse verhaal:

Jacobus herinnert zich wat zijn overleden vrouw Niesje ooit zei: “Misschien is het door hoe ik in Amsterdam ben opgevoed of door waar ik vandaan kom, dat ik moeite heb met hoe mensen elkaar hier behandelen.” (uit hoofdstuk 37)

Aafke wil afrekenen met het gevoel er nooit bij gehoord te hebben: “Als het mogelijk was een brief te sturen naar mezelf op jongere leeftijd, dan zou ik schrijven: ‘Meisje, het komt allemaal goed’.” (uit hoofdstuk 44)

Aafke bij het sterfbed van haar vader Jacobus: “Het is bijna tijd om afscheid van mijn vader te nemen. Zijn adem klinkt als een lage E-noot. Aum. Het is het geluid van zijn hart. Kan ik de rol van vroedvrouw naar de dood vervullen? Zoals hij mij heeft geholpen om geboren te worden, zou ik hem willen begeleiden op zijn volgende reis.” (uit slothoofdstuk 64)

Zoals hoofdstuk 17 uit Max Havelaar, met het beroemde liefdesverhaal van Saïdjah en Adinda, nog langer zal worden onthouden dan de roman zelf, geldt dat ook voor de hoofdstukken 45 en 46 van De Achtste Zonnebloemen. Die twee hoofdstukken, die een niet verstuurde brief van Jacobus aan Aafke en een niet verstuurd vervolg op de brief omvatten, vol geheimen, zijn subliem, geweldig precieus naar inhoud en stijl, tegelijkertijd contemplatief en opstandig.

Cor, de jongste broer van Vincent van Gogh, komt in 1889 aan in Zuid-Afrika. Hij straalt iets onstuimigs uit en heeft een ongekende geestdrift. Wanneer hij later Jacobus Swierstra leert kennen, worden beiden boezemvrienden. Anders dan zijn broer Vincent, is Cor een kei in technisch tekenen. Hij werkt voor de Nederlandsch-Zuid-Afrikaanse Spoorwegmaatschappij, die al honderden Nederlanders in dienst heeft: de zogenaamde Zassemers. – Bron: Wikimedia Commons, foto: Szilas, The Van Gogh My Dream Exhibition, Budapest, 2013

Jacobus schrijft de brief in 1914, wanneer Aafje op kostschool zit in Nederland, ver weg van alles wat ze liefheeft, en de landen in Europa overgaan tot mobilisatie. Jacobus zelf herbeleeft de gruwel van de veldslag bij Elandslaagte en het bloedbad van Brandfort in nachtmerries. Toen streden Jacobus en Cor van Gogh als vrijwilligers bij het Hollanderkorps aan de zijde van de Boeren tegen de Britten in de Tweede Boerenoorlog. Cor en Jacobus betekenen veel voor elkaar. Ze spreken elkaar moed en troost in, maar voor Cor wordt het teveel en hij geeft de strijd op. Jacobus kan zich niet vergeven dat hij Cor op het laatst heeft achtergelaten. Hij beseft nu heel goed dat er veel verschillende vormen van liefde bestaan en dat het menselijk hart geen enkele beperking toestaat.

Het is moeilijk te begrijpen hoe Pauline Vijverberg het voor elkaar krijgt. De emoties van haar personages schragen minutieus op elkaar, wat de roman uitermate meeslepend maakt en de verbeelding van de lezer zelfs op hol jaagt. De verhaallijn van het verdwenen Zonnebloemen-schilderij, die in haast elk hoofdstuk een spoor achterlaat, bindt al die emoties samen tot een fascinerend geheel.

Het begint onschuldig. Bij zijn emigratie krijgt Cor van Gogh enkele plaatjes mee van zijn broer Vincent, waaronder het achtste exemplaar van het Zonnebloemen-schilderij. Het prijkt in zijn kamer. Wanneer de oorlog in 1899 wordt verklaard, stemt Jacobus ermee in dat Cor de kunstwerken onderbrengt in een leeg kamertje van het museum.

Na de dood van Cor neemt Jacobus het schilderij mee naar huis en hangt het op boven het bed in de slaapkamer. Het schilderij, een symfonie in geel en blauw, fleurt Niesje op telkens als zij het moeilijk heeft. Na haar overlijden verhuist het schilderij naar de kamer van Aafke, die van nature uit kleuren ziet dansen wanneer woorden niet volstaan en die niet genoeg kan krijgen van dat contrast tussen hardgeel en gebroken geel tegen verschillende kleuren blauw op de achtergrond.

Wanneer Aafke na haar kostschoolopleiding in Nederland terug thuiskomt in 1918, is het schilderij spoorloos. Het zal tot 1952 duren vooraleer het opduikt in het oude huis van haar vader.

De Achtste Zonnebloemen, de nieuwe roman van Pauline Vijverberg, schildert met de fijnste kleurschakeringen het lief en leed van enkele Nederlanders die op het einde van de 19e eeuw uitwijken naar Zuid-Afrika.

Onstuitbaar is het verlangen van Jacobus, Niesje, Geesje en Cor om van hun nieuwe plek een thuis te maken. Maar in de kleine dingen van het leven ervaren ze dat ze in hun nieuw thuisland weerloos zijn gestrand en er buitenstaanders blijven.

De auteur maakt het universeel thema van migratie, het achterlaten van het vertrouwde, het opzoeken van nieuwe horizonten en vooral het aangrijpen van nieuwe kansen in donkere tijden, op briljante wijze aanschouwelijk. Ze laat de lezer het lot delen van de vreemdeling, migrant, asielzoeker, mens zonder papieren, voluit in de 21e eeuw.

Pauline Vijverberg, auteur van De Achtste Zonnebloemen

Het mysterieuze kronkelpad van Van Goghs Zonnebloemen-schilderij smeedt het gebroken gevoelsleven van nieuwkomers samen tot een kleurrijk, tijdloos fresco. Dat het universeel thema van migratie zo spannend wordt beschreven, maakt de roman onvergetelijk.

Lees ook:

Pauline Vijverberg schrijft roman over een verdwenen Van Gogh

  • 0
Verified by MonsterInsights
Top