Pauline Vijverberg schrijft roman over een verdwenen Van Gogh

  • 0

Half oktober verschijnt De achtste zonnebloemen, de vierde roman van Pauline Vijverberg. Als kind van een diplomaat raakte Vijverberg al vroeg gewend aan een nomadisch bestaan. Maar inmiddels woont de Nederlandse al twintig jaar in Johannesburg. 

Net als haar twee laatste romans, Het suikervogeltje en Onder de vlinderboom, speelt De achtste zonnebloemen zich af onder Nederlandse migranten in Zuid-Afrika. Dit keer is een centrale rol weggelegd voor Cor, de jongere broer van Vincent van Gogh. Maar Cor is niet het enige interessante personage in de roman. 

Pauline Vijverberg

Pauline Vijverberg heeft een bijzondere jeugd gehad. Als dochter van een Nederlandse diplomaat werd ze in 1964 in Tokio in Japan geboren. Daarna werd haar vader gestationeerd in West-Berlijn en in Bogotá in Colombia. In Bogotá ging ze voor het eerst naar school. Maar van die eerste landen kan ze zich niet veel meer herinneren. Dat veranderde in de volgende standplaats, Jakarta in Indonesië. Daar bracht ze het grootste deel van haar lagereschooltijd door.

“Indonesië doet wat met je”, zegt ze. “Alles is daar intens.” Een halve eeuw later herinnert ze zich de geluiden, de kleuren en de geuren nog goed. Het geschreeuw van de straatverkopers, de tjitjaks (hagedissen) op de muur, de smaak van jasmijnthee en soto (Indonesische soep). “Zo’n periode is voor een kind heel vormend.”

Ondanks de exotische omgeving kreeg Vijverberg een Nederlandse opvoeding. Haar moeder “voerde” haar kinderen met Nederlandse boeken als Pinkeltje van Dick Laan en Wiplala van Annie M.G. Schmidt. De jonge Pauline bezocht een Nederlandse school. De juffrouw van de vijfde klas was afkomstig van de Molukken, maar “Nederlandser dan de Nederlanders”. Zij hamerde zó op Nederlandse spelling en grammatica, dat Pauline, toen ze een paar jaar later in Den Haag op het gymnasium kwam, geen enkele achterstand had. De meester van de zesde klas las Oorlogswinter van Jan Terlouw voor. Er werd op school ook wel aandacht besteed aan Bahasa Indonesia, de officiële taal van Indonesië, maar onvoldoende om het goed te leren spreken. Achteraf had die gerichtheid op Nederland daar in de tropen wel iets “onwerkelijks”, geeft Vijverberg toe. “We leerden zelfs breien!”

Toen ze in Indonesië woonde, was Vijverberg te jong om iets van vijandigheid van de plaatselijke bevolking jegens de Nederlanders te merken. Alleen tijdens van de Molukse treinkaping bij Beilen in december 1975 raakte de sfeer gespannen. Die dag werd Pauline onder politiebegeleiding van school opgehaald. Maar vandaag herinnert de schrijfster zich haar jeugd vooral als een onbezorgde en zonnige tijd.

Een blijvende indruk is de mystiek die het land doordrenkte. In de tuin stond een waringinboom waar volgens de inlandse huishoudster geesten in huisden; op zolder woonde een witte hadji. “En als de tokéh (grote hagedis) zeven keer riep, mocht je een wens doen.” Al die verhalen over goena-goena (Couperus’ “stille kracht”) boezemden Vijverberg geen angst in. “Dit zijn de verhalen waarmee ik ben opgegroeid.”

Indonesië gaf Vijverberg een ontvankelijkheid voor spiritualiteit. Die zou ze later in Zuid-Afrika terugvinden en haar boeken bevatten dan ook altijd een spirituele component. Ook zou ze in Indonesië al belangstelling krijgen voor andere culturen, en zou ze leren observeren en luisteren.

Schoolidyllen 

In 1976 keerde het gezin terug naar Nederland. Pauline had zich er enorm op verheugd in Nederland naar de middelbare school te gaan. Ze kende Nederland van de tweejaarlijkse vakanties bij oma en opa, en natuurlijk van de bakvisromans van Cissy van Marxveldt en Top Naeff die ze in Jakarta had verslonden. Ze kon zich niets mooiers voorstellen dan met je tas onder de snelbinder tegen de wind in naar school fietsen.

Maar in het begin viel de overgang niet mee. “Ik was een buitenstaander,” vertelt ze. “Ik kwam in Den Haag op een school waar ik de codes niet van kende. Dat was pijnlijk, en heel anders dan in de boeken die ik gelezen had.” Ze viel terug op de vaardigheden die ze in Indonesië had geleerd: observeren en luisteren. “Toen ik de codes eenmaal door had, ging het beter. Al gauw kreeg ik een hartsvriendin, en daarna nog twee. Zo’n “slinger” vriendinnen als in Schoolidyllen is uiteindelijk wel gelukt. Als ik terugkijk, heb ik een heel leuke schooltijd gehad.”

Een nomadisch bestaan

In de jaren tachtig ging Vijverberg rechten studeren in Leiden. Hier ontmoette ze Chiel, een student medicijnen. Ze vonden elkaar in hun liefde voor reizen en het avontuur. Tekenend is dat ze een paar keer dwars door de Sahara zijn gereden: “Ieder in zijn eigen Peugeot, en van het geld van de verkoop van de auto weer terug.” Deze maand zijn ze dertig jaar getrouwd.

Uiteindelijk is Chiel geen dokter geworden. Hij had echter ook een MBA op zak. Chiels werk bracht hen achtereenvolgens naar Tampa in Florida in de Verenigde Staten, Caracas in Venezuela en Vancouver in Canada. Voor Vijverberg bleek het lastig om met al dat rondtrekken een loopbaan op te bouwen en iets met haar rechtenstudie te doen. Maar ze bleef actief, soms betaald, soms als vrijwilliger. En overal waar ze kwam, schreef ze stukken voor Engelse bladen. Toen ze korte tijd in Brielle neerstreken, schreef Vijverberg daar ook voor de plaatselijke krant, “wel tien stukken per week”.

Inmiddels woont het stel al twintig jaar in Johannesburg. Vijverberg had nooit kunnen denken dat ze zo lang op één plek zou blijven. “In 2003 veranderde de structuur bij het bedrijf waarvoor Chiel werkte”, legt ze uit. “Ze stuurden mensen niet meer steeds naar andere posten.” Achteraf is ze blij dat ze haar kinderen een rustige jeugd heeft kunnen geven. Om elke drie jaar afscheid te moeten nemen van je maatjes, weet ze uit ervaring, gaat een kind niet in de koude kleren zitten.

Johannesburg

Johannesburg vindt Vijverberg geweldig: een bruisende stad die door de aanwezigheid van kunstenaars als William Kentridge, Willem Boshoff, Gregory Maqoma en Zanele Muholi overloopt van talent. Vijverberg put veel inspiratie uit hun werk.

De criminaliteit in de stad schrikt haar niet af. Ze heeft een paar jaar voor Slachtofferhulp gewerkt, dus ze kent de verhalen. “Voor mijzelf heb ik ermee leren leven”, zegt ze. “Ik weet dat je moet opletten en niet naïef moet zijn. Maar ik heb geleerd dat je angst nooit de overhand moet geven. Johannesburg blijft een fantastische stad.”

Meer moeite heeft ze met de ongelijkheid en de misstanden die ze elke dag om zich heen ziet. Haar kinderen maken haar regelmatig bewust van de sluimerende vooroordelen bij haar generatie. Het zien van de enorme verschillen tussen arm en rijk went nooit. Ze probeert goed te luisteren en mensen in hun waarde te laten. “Maar de situatie blijft moeilijk en in de coronatijd is de armoede alleen maar toegenomen.”

Een complexe carrière

In 2010 debuteerde Vijverberg met Alexine, een historische roman gebaseerd op het leven van Alexandrine Tinne, de negentiende-eeuwse Nederlandse ontdekkingsreizigster die als een van de eerste vrouwen Noord-Afrika verkende. Het was een onderwerp dat de reislustige Vijverberg op het lijf geschreven was en ze had het geluk dat er op dat moment nog weinig over Tinne bekend was.

Vijverberg schreef Alexine aanvankelijk in het Engels, in de hoop dat ze er in Zuid-Afrika een uitgever voor zou kunnen vinden. Toen dat niet lukte, adviseerde literair agent Paul Sebes haar om het boek in het Nederlands te schrijven. Vijverberg besloot de Engelse tekst opzij te schuiven en helemaal opnieuw te beginnen. Alleen zo, wist ze, zou ze een tekst kunnen schrijven die op zichzelf kon staan en die geen aftreksel was van de Engelse versie. De wetenschap dat Sebes inmiddels een deal voor twee boeken voor haar had gesloten bij een Nederlandse uitgever, gaf haar de moed om door te gaan. En ze is ervan overtuigd dat het herschrijven het boek uiteindelijk ten goede is gekomen.

Helaas besloot de uitgeverij een jaar later Vijverbergs tweede boek, dat later bekend zou raken als Het suikervogeltje, niet uit te geven. Omdat de personages uit het verhaal bekende figuren waren uit de Zuid-Afrikaanse geschiedenis (Hendrik Bibault en de Van Deventers), vatte Vijverberg opnieuw de hoop op dat het boek opgepikt zou worden door een Zuid-Afrikaanse uitgever. Daarom schreef ze ook dit boek eerst in het Engels. Maar ondertussen was ze ook al aan een derde boek begonnen, Onder de vlinderboom. Ze vond een Nederlandse uitgever voor Onder de vlinderboom, Kees de Bakker van Conserve. “En hij was zo enthousiast dat hij vroeg of ik nog méér had liggen. Toen heb ik Het suikervogeltje weer in het Nederlands geschreven.”

Het suikervogeltje verscheen in 2017, Onder de vlinderboom in 2018. En twee jaar later ligt er alweer een nieuwe dikke roman, De achtste zonnebloemen. Vijverberg heeft zich niet uit het veld laten slaan door de perikelen rond haar eerste boeken. “Het is nu eenmaal moeilijk vanuit het buitenland een literaire loopbaan in Nederland op te bouwen”, zegt ze. “Daar heb ik me al mee verzoend. En ik vind het fantastisch als mensen die mij niet kennen, me schrijven dat iets wat ik geschreven heb, hen geraakt heeft. Daar doe je het voor.”

Toen uitgever Kees de Bakker begin 2019 met pensioen ging en een deel van het Conserve-fonds elders ondergebracht werd, vond Vijverberg een nieuw thuis bij Just Publishers. Vijverberg is erg blij met haar nieuwe roman, De achtste zonnebloemen. “Ik denk dat elk boek beter wordt,” zegt ze. “Ik krijg meer zelfvertrouwen. En ik heb veel gehad aan mijn nieuwe redacteur, Marianne Janssen. Zij heeft vooral mijn Nederlands op een hoger niveau gebracht. Hier in Johannesburg spreek ik alleen thuis Nederlands, bijna al mijn vrienden spreken Engels of Afrikaans. Ik lees veel Nederlandse boeken om mijn Nederlands op peil te houden en als ik aan een boek werk, probeer ik helemaal geen Engels te lezen. Maar na twintig jaar is mijn Nederlands toch wel wat verengelst. Marianne helpt me hiermee, en hoewel ik haar nog nooit ontmoet heb, voelt ze al echt als een vriendin.”    

Op zoek naar de verloren Van Gogh 

De achtste zonnebloemen is opnieuw een historische roman. Het verhaal speelt zich af in Pretoria en begint kort voor het uitbreken van de Zuid-Afrikaanse Oorlog. De centrale figuur is Cor van Gogh, de jongste broer van Vincent van Gogh, die in 1889 naar de Transvaal was vertrokken en daar in dienst kwam van de Nederlandsch-Zuid-Afrikaansche Spoorwegmaatschappij. Na het uitbreken van de oorlog sloot hij zich aan bij het Hollanderkorps. Hij werd in maart 1900 krijgsgevangen genomen door de Britten en stierf op 12 april van dit jaar in een veldhospitaal in Brandfort, vermoedelijk door eigen hand.

Voor zijn dood had zich rond Van Gogh een kleine vriendengroep verzameld, onder wie een andere Nederlandse migrant, Jacobus Swierstra, entomoloog bij het pas opgerichte Transvaalmuseum1, en de zusjes Geesje en Niesje Kwak. Geesje had in Amsterdam model gezeten voor de schilderijen van het zogenaamde “kimonomeisje” van George Hendrik Breitner. Tijdens haar onderzoek stuitte Vijverberg op nog meer interessante figuren die rond 1900 naar de Transvaal gestroomd waren, zoals de broers Douwes Dekker (neven van de schrijver Multatuli) en de broer van schilder Piet Mondriaan. Het blijkt zelfs dat een ander zusje van Geesje en Niesje dat in Amsterdam was achtergebleven, de pleegmoeder zou worden van Antonia Brico, een van de eerste vrouwelijke dirigenten ter wereld (bekend van de Nederlandse speelfilm De dirigent). “Ik had het gevoel dat ik op een goudmijn gestuit was!” glundert Vijverberg.

Cor van Gogh en Geesje Kwak zijn allebei jong gestorven. Daarom koos Vijverberg de entomoloog Swierstra en Geesjes zus Niesje als hoofdpersonen van haar roman. Later verschuift het perspectief naar hun dochter Aafke, die haar hele leven blijft zoeken naar het schilderij met de zonnebloemen dat vroeger bij haar ouders thuis hing. Het personage Aafke heeft Vijverberg zelf verzonnen, maar Swierstra en Niesje hebben dus echt bestaan. “Ik vind het een dilemma om te schrijven over mensen die echt geleefd hebben”, bekent Vijverberg. “Ik wil ze met respect behandelen. Ik probeer zo veel mogelijk feiten te gebruiken, maar verder kleur ik het in.” Een aantal namen heeft ze aangepast, omdat de eenvoudige reden dat er anders te veel Cors en Anna’s in het verhaal zouden voorkomen.

Vijverberg denkt dat al haar personages wel elementen van haarzelf bevatten. Niesje is vanuit Nederland naar Zuid-Afrika geëmigreerd, net als zij twintig jaar geleden. En Aafke werd vanuit Transvaal naar Nederland gestuurd om daar naar school te gaan, net zoals de jonge Pauline destijds vanuit Indonesië naar Nederland kwam. “Ik denk dat alle migranten door de eeuwen heen dezelfde emoties doormaken”, constateert Vijverberg, “verrassing, verwachting, teleurstelling. En emigreren is ook altijd een kwestie van jezelf opnieuw uitvinden; dat zie je zowel bij Niesje als bij Cor van Gogh.”

Kunst neemt in De achtste zonnebloemen een belangrijke plaats aan. Vijverberg speelt in de roman met het fenomeen synesthesie, een neurologisch verschijnsel waarbij een zintuiglijke waarneming onwillekeurig ook een of meerdere andere zintuiglijke indrukken oproept. Bekende kunstenaars die synesthesie hebben of hadden, zijn bijvoorbeeld de schrijver Vladimir Nabokov, de componisten Olivier Messiaen en Nikolaj Rimski-Korsakov en de schilders Wassily Kandinsky en David Hockney. Van de componist Franz Liszt is bekend dat hij kleuren ervoer bij het horen van muziek. “Wat meer blauw in deze passage, alstublieft”, riep hij het orkest soms toe.

Voor Vijverberg is haar eigen ontvankelijkheid voor zintuiglijke indrukken begonnen bij haar jeugd in Indonesië. Een ander element in de roman waarvan de basis ook in Indonesië gelegd is, is de spirituele inslag ervan. Niesje, en later ook Aafke, hebben veel steun aan de inlandse huishoudster Malini, die naar eigen zeggen in contact staat met de voorouders. Vijverberg vindt die spirituele lading echter ook tekenend voor het Zuid-Afrika van vandaag. Zelfs bij de afstudeerplechtigheid van haar dochter aan de Universiteit van Kaapstad trad er een imbongi (prijsdichter) op. “In de cultuur van het land waar ik nu ben, zijn de voorouders heel belangrijk”, vertelt ze. Het herinnert haar aan het magisch-realisme uit de boeken van sommige van haar favoriete schrijfsters zoals Isabelle Allende, Amy Tan en Toni Morisson. “Dus ik schrijf ook wat ik zelf leuk vind om te lezen.”

Verleden onder vuur

Vijverberg zou het nog steeds leuk vinden als haar boeken ook in Zuid-Afrika zouden verschijnen. Afrikaanse vrienden die haar werk gelezen hebben, reageren positief. Maar ze realiseert zich ook dat de vele verwijzingen naar het Nederlandse verleden van Zuid-Afrika moeilijk liggen. Na het verwijderen van het standbeeld van Cecil John Rhodes op de campus van de Universiteit van Kaapstad in 2015, heeft het standbeeld van president Paul Kruger op het Kerkplein in Pretoria het ook al een paar keer moeten ontgelden.

Vijverberg heeft begrip voor de demonstranten. “Ik denk dat #RhodesMustFall nodig is geweest om verandering te brengen”, zegt ze. “De studenten lieten zien dat je dingen ook vanuit een ander perspectief kunt bekijken. Misschien is vreedzaam protest effectiever omdat meer mensen zich er dan bij willen aansluiten. En vandalisme valt niet goed te praten. Maar uiteindelijk vind ik het hartstikke goed hoe dingen nu gaan.”

.......

Pauline Vijverberg, De achtste zonnebloemen. [z.p.]: Just Publishers, 2020.
ISBN: 97890 8975 769 2. 366 pagina’s, € 21,99.

Website auteur: http://paulinevijverberg.co.za/

.......

1 Nu: Ditsong National Museum of Natural History.

Lees ook:

Onder de vlinderboom: Blijven de Boerenoorlog en de Hongerwinter nog altijd nazinderen?

Buro: IG
  • 0
Verified by MonsterInsights
Top