De prestigieuze Ingrid Jonkerprys is dit jaar toegekend aan Pieter Odendaal voor zijn debuutbundel asof geen berge ooit hier gewoon het nie (2018).
Odendaal zal de prijs op 14 september in Wellington in ontvangst nemen, kort voor hij naar Nederland vertrekt om deel te nemen aan de Week van de Afrikaanse roman.
Pieter Odendaal (1989) is geboren in Pretoria, groeide op in Bloemfontein en studeerde in Stellenbosch.
Momenteel pendelt hij tussen Zuid-Afrika en Australië, waar hij aan de Queensland University of Technology in Brisbane promotieonderzoek doet naar de rol die dichters kunnen spelen bij het vergroten van het besef van de aantasting van het milieu of – zoals hij het noemt – “die meer as menslike wêreld” waarin we leven.
Zijn project gaat verder dan een dorre literatuurstudie. Als deel van zijn onderzoek geeft Odendaal in Kaapstad en Bloemfontein poëzieworkshops voor groepen dichters – telkens een gemêleerd gezelschap van gevestigde namen en amateurs.
De gedichten die uit die workshops voortkomen zullen een plaats krijgen in Odendaals proefschrift.
“Die meer as menslike wêreld”
Odendaal maakt zich zorgen over de apathie onder jonge mensen over de teloorgang van die “meer as menslike wêreld”. Maar misschien is die apathie bij zijn leeftijdsgenoten ook wel te begrijpen, redeneert hij hardop.
“We snappen niet altijd hoe al die crisissen die wereldwijd op ons af komen met elkaar samenhangen. Multinationals die maar doorgaan om fossiele brandstoffen uit de grond te halen, de plasticsoep in onze oceanen… Vlakbij Brisbane ligt het Great Barrier Reef. De koraalriffen daar hebben de afgelopen jaren meerdere episodes van verbleking ondergaan en gevreesd wordt dat ze binnen vijftien jaar totaal zullen verdwijnen. Het is lastig te doorgronden hoe wat we op lokaal niveau zien gebeuren, verband houdt met processen op globaal niveau. Als je daarbij stilstaat, lijkt het allemaal zo overweldigend dat je maar weer een foto van een in plastic verstrikte schildpad op Facebook zet – en vervolgens pak je de auto en rijd naar de supermarkt om de hoek om avocado’s te kopen die in plastic zijn verpakt…”
Pieter Odendaal / Foto: Rheta Ferguson
Als dichter ziet Odendaal het als zijn opdracht te proberen zijn publiek meer gevoelig te maken voor onze verwevenheid met allerlei sociaaleconomische systemen en hun impact op de natuur.
In zijn natuurgedichten geen onschuldige verheerlijking van het buitenleven, zoals die nog te vinden is in het werk van oudere dichters als N.P. van Wyk Louw en D.J. Opperman. Ze verwijzen naar concrete lokale problemen.
Daarbij voorziet Odendaal de gevaren voor het milieu vaak van een maatschappelijke context. Bij een actueel onderwerp als toegang tot drinkwater in de periodes van droogte die de Kaap de afgelopen jaren heeft doorgemaakt, gaat het bijvoorbeeld niet alleen om klimaatfactoren, maar ook over de nog steeds groeiende kloof tussen arm en rijk.
“Als je een gedicht over bergen schrijft, hoef je niet je ogen te sluiten voor het onrecht dat er zich op menselijk niveau om ons heen afspeelt”, vindt Odendaal. “We kunnen ook leren inzien dat al die dingen met elkaar te maken hebben en een soortgelijke oorsprong en impuls hebben.”
Poëzie als gemeenschappelijke ervaring
Natuurlijk heb je ook vandaag de dag nog steeds ivoren-torendichters, zegt Odendaal. Maar voor hemzelf was het lezen of schrijven van poëzie nooit een individuele activiteit, “met een boekje in een hoekje”.
Hij heeft poëzie vanaf het begin samen met anderen beleefd, tijdens gemeenschappelijke optredens bij festivals of poetry slams.
Als voordrachtkunstenaar is Pieter Odendaal vooral bekend geworden door de bijeenkomsten van “InZync”, die Odendaal en een medestudent, Adrian van Wyk, zo’n acht jaar lang organiseerden.
Het begon allemaal met maandelijkse poëzieavonden in Kayamandi, de township buiten Stellenbosch. Ze kozen voor deze opmerkelijke locatie omdat ze een inclusieve ruimte wilde creëren waar plaats was voor gedichten uit verschillende poëtische tradities.
De avonden hadden een meertalig karakter; daarom werd er vaak gewerkt met projecties van vertalingen die speciaal voor de gelegenheid werden vervaardigd. Door de bijeenkomsten los te maken van de traditioneel witte dorpskern van Stellenbosch hoopten de initiatiefnemers ook een platform te creëren voor een “meer ongeremde” expressie.
De avonden werden enorm populair. Ze trokken niet alleen studenten van de campus aan en inwoners uit Kayamandi zelf, maar ook uit Pniel en andere gemeenschappen uit de wijde omgeving van Stellenbosch – tot Kaapstad aan toe.
“Om op een podium te gaan staan en te zeggen wat ik denk, betekent voor mij altijd een vorm van rekenschap afleggen”, verklaart Odendaal. “Als jonge, witte, homoseksuele Afrikaanstalige dichter ontkom ik er niet aan om dat vertrekpunt centraal te stellen in mijn werk. Mijn gedichten zijn altijd een middel geweest om mezelf en mijn geschiedenis beter te leren begrijpen, en een ruimte te creëren waar een gedeeld samenzijn mogelijk wordt. Maar die poëzieopvatting komt dus voort uit míjn beeld van poëzie als iets wat je sámen doet; van een gedicht dat via het podium gedeeld wordt met de ander – de historische ‘Ander’. Vandaar die drang om verantwoording af te leggen: nog voor ik iets gezegd heb, sta ik daar al als een blanke man die Afrikaanse poëzie gaat plegen.”
Intergenerationeel trauma
Een van die zaken waarvoor Odendaal in zijn poëzie verantwoording probeert af te leggen, is het verleden van zijn familie. Hij is vernoemd naar zijn grootvader Petrus Johannes Odendaal, die in de jaren zeventig als senator volop deel was van het apartheidsbestel. Odendaal heeft zijn “Oupa Piet” nooit gekend; hij overleed voor zijn geboorte.
“Toch kan ik, als ik me rekenschap wil geven van het verleden, niet om hem heen. Ik heb van jongs af aan een bepaald soort racisme mee gekregen. Als je daarmee geconfronteerd wordt, móet je daar wat mee. Want als je erover zwijgt, ben je bezig om die haat voor te zetten.”
Als het over zwarte jongeren gaat, wordt vaak de term “intergenerationeel trauma” gebruikt. Daarmee wordt verwezen naar de diepe wonden die kolonialisme en apartheid hebben geslagen, en de doorwerking daarvan – ook nú nog, 25 jaar na de afschaffing van de apartheid – op het leven in Zuid-Afrika.
Volgens Odendaal dragen ook witte jongeren de sporen van het verleden.
“Vaak weten we niet eens wat ons dwarszit, omdat er in onze families van alles verzwegen werd. Zoals de Grensoorlog. Of de medeplichtigheid aan het apartheidssysteem, domweg omdat je er deel van uitmaakte. We zijn nog volop bezig om te ontdekken wat er in onze families is gebeurd. Huiselijk geweld, alcoholisme - zulke dingen hebben vaak hun wortels in het verleden.”
Niet dat Odendaal het leed van witte jongeren wil gelijkstellen met dat van hun zwarte generatiegenoten.
“Het is gevaarlijk om lijden te vergelijken, want het is altijd intrinsiek anders; het heeft een andere oorsprong en er zijn andere machtsstructuren van kracht. Ik wil alleen maar zeggen dat we allemaal psychologische bagage meedragen als gevolg van wat onze voorouders doorgemaakt hebben en wat wij nog steeds meemaken. Ja, er is in 1994 iets nieuws ontstaan. Maar tegelijkertijd bepaalt het verleden voor een groot deel hoe we met elkaar omgaan, de kansen die mensen krijgen. White privilege is niet gestopt na 1994.”
Adam Small
In 2011 kreeg Pieter Odendaal, toen 22 jaar oud, landelijke bekendheid met zijn ontroerende gedicht voor Adam Small, “die eerste steen”. Odendaal was samen met andere dichters gevraagd een gedicht te schrijven voor de vijfenzeventigste verjaardag van de iconische bruine dichter, een van de eerste Kaapse stemmen in de Afrikaanse literatuur.
In het gedicht, waarin de jonge dichter zich rechtstreeks tot “meneer small” richt, laat Odendaal zich kritisch uit over de mythe van de regenboognatie (“’n mens kan nie lewens in die lug bou nie”), drukt hij zijn onmacht uit om iets te veranderen aan het onrecht dat zíjn mensen – gepersonifieerd door Oupa Piet, de senator, en zijn vader, die als soldaat in de Grensoorlog moest vechten – de bruine en zwarte bevolking hebben aangedaan, en vraagt hij tot slot om deernis: “my pa is ’n goeie man…”.
In 2012, in zijn dankwoord bij de uitreiking van de Hertzogprys vir Drama, kwam Adam Small op dit pleidooi terug: “Glo my, ek het begrip daarvoor dat goeie mense ingesuig is deur die siekte van apartheid. Ek verstaan.”
Voor Pieter Odendaal was “die eerste steen” een belangrijk moment in zijn ontwikkeling als schrijver, omdat het hem de kracht van “een handvol woorden” deed ontdekken.
Nadat hij het gedicht op een bijeenkomst in Stellenbosch had voorgelezen, kwamen er allerlei mensen met tranen in de ogen naar hem toe. Ze wilden hem vertellen over hún vaders en broers, die ook op de grens waren geweest, en hoe dat hun gezinsleven nog jarenlang had beïnvloed.
“Blijkbaar raakte ik iets aan dat al die tijd ongezegd was gebleven of nog niet eerder zó gezegd was”, zegt Odendaal verwonderd. “Toen begon ik iets te begrijpen van de kracht van poëzie, wat het voor mensen kan betekenen als het op de juiste tijd en de juiste plek gemaakt wordt, met de juiste intentie.”
................
Pieter Odendaal treedt tijdens de Week van de Afrikaanse roman op:
- Vrijdag 20 september: openingsavond, B-Unlimited, Centrale Bibliotheek, Spui 68, Den Haag
- Zaterdag 21 september: byAndries, Buiten Molenstraat 7, Culemborg
- Zondag 22 september: PEN spreekt, De Balie, Kleine Gartmanplantsoen 10, Amsterdam
- Donderdag 26 september: Vlaams-Nederlands Cultuurhuis deBuren, Leopoldstraat 10, Brussel
- Vrijdag 27 september: letterkundig symposium, Universiteit van Amsterdam, Amsterdam
- Vrijdag 27 september: seizoensopening Perdu, Kloveniersburgwal 86, Amsterdam