Transformatie en dekolonisatie zijn kwesties die niet alleen aan Zuid-Afrikaanse universiteiten spelen, maar ook op soortgelijke instellingen in bijvoorbeeld Nederland, Vlaanderen en de Verenigde Staten. Dat werd nogmaals duidelijk uit een gesprek over diversiteit in het hoger onderwijs dat op 1 februari 2018 aan de Vrije Universiteit in Amsterdam plaatsvond. Onder de deelnemers Francis Petersen, rector van de Universiteit van die Vrystaat. Het gevoel dat aan het einde van de ochtend overheerste, is dat Zuid-Afrika op kop loopt als het erom gaat antwoorden te vinden op de vragen die de veranderende samenleving aan universiteiten stelt.
De opmaat tot het gesprek werd gegeven door Steven Vertovec, een Amerikaanse antropoloog verbonden aan het Max Planck Instituut voor de Studie van Religieuze en Etnische Diversiteit in Göttingen (Duitsland). In zijn lezing constateerde hij dat we in een tijd van toenemende polarisatie leven, “een gespleten, gebroken samenleving”. Dat geldt volgens Vertovec niet alleen voor Europa en de Verenigde Staten (VS), maar ook voor India, Brazilië en vele andere landen.
Refererend aan de situatie in de VS wees Vertovec erop dat we ons niet blind moeten staren op het beeld van twee opponerende groepen: Republikeinen en Democraten. Binnen die groepen bestaan er namelijk wel degelijk allerlei verschillen. De polarisatie wordt echter in de hand gewerkt door de verharding in de samenleving: iedereen graaft zich steeds dieper in. En je ziet dat ideeën geclusterd worden: bepaalde opvattingen over migratie kunnen bijvoorbeeld hand in hand gaan met bepaalde opvattingen over ander onderwerpen, zoals gezondheidszorg of abortus.
Voor die verharding en die clustering van ideeën noemt Vertovec drie oorzaken. Ten eerste hebben de twee polen verschillende informatiebronnen (denk aan Fox News of een bubble op sociale media). Ten tweede hanteren ze elk hun eigen “selectieve heuristiek”, hun eigen manier om feiten te interpreteren. En ten derde laten ze zich leiden door een specifieke “confirmation bias”: ze zoeken naar bevestiging en horen alleen wat ze willen horen. Deze drie factoren dragen ertoe bij dat mensen in verschillende invloedssferen belanden en steeds vijandiger tegenover “de Ander” komen te staan.
Aan de genoemde factoren liggen volgens Vertovec bredere tendensen ten grondslag, zoals de vermedialisering van de samenleving; de steeds diepere kloof tussen arm en rijk, jong en oud, stad en platteland, hoog- en laagopgeleid; een toenemend gevoel dat de cultuur van de eigen groep onder druk staat; en het beeld (dat door populistische leiders wordt versterkt) dat de politiek het contact met de man in de straat (“the real people”) heeft verloren.
En natuurlijk is ook migratie van invloed. Migratie brengt diversiteit, maar werkt ook polarisatie in de hand. Kijk je naar de kaart van het Londen van Brexit-stemmers, het Rotterdam van Geert Wilders’ PVV of de spreiding van Republikeinen en Democraten in Amerika, dan is er sprake van een “halo-effect”. Xenofobisch populisme is het sterkst in wijken of streken die direct naast een sterk gediversifieerd gebied liggen, en dus niet in dat gebied zelf. Ook schrikken mensen van het idee van snelle etnische verandering. In werkelijkheid gaat het misschien om een miniem verschil. Maar het gevoel dat de verandering ongrijpbaar is, leidt tot meer xenofobie.
Vertovec gebruikt het begrip “entitativity” om te verklaren waarom bepaalde groepen zekere standpunten innemen. Mensen die onder druk staan, beschouwen buitenstaanders als meer “entitative” (meer “groeps-achtig”), negatiever en meer bedreigend, zegt hij. Het gaat dus niet om de ander als mens van vlees en bloed, maar om het beeld van de Ander (“the perceived other”). Overigens houdt niet alleen de dominante groep die zijn positie meent te zien afbrokkelen, er zo’n beeld van de Ander als entiteit op na. Minderheidsgroepen kunnen de dominante groep (“de elite”) ook als een machtsblok percipiëren. Het idee van “entitativity” kan doorbroken worden door een groep als een geheel van losse individuen te zien. Dan ontdek je dat er binnen een groep (bijvoorbeeld “dé Syrische vluchtelingen”) allerlei verschillen bestaan (bijvoorbeeld qua godsdienst of opleidingsniveau).
Over het algemeen kan volgens Vertovec gesteld worden dat een gemengd gezelschap mensen milder stemt, terwijl een gezelschap van gelijkgezinden juist polariseert. In heterogene groepen krijgen extreme opvattingen geen kans; homogene groepen neigen juist vaker naar extremisme. Daarom is er behoefte aan contact (directe interactie met de vermeende “Ander”) en blootstelling aan een breed scala aan vragen, feiten en opinies.
Hier, besluit Vertovec, ligt een taak voor universiteiten.
Rectoren in gesprek
Na de prikkelende lezing van Steven Vertovec was de tweede keynote-lezing, door Herman Van Goethem, de rector van de Universiteit van Antwerpen, een teleurstelling. De meeste aanwezigen waren opgelucht toen het debat begon. Diversiteit “is here to stay”, constateerde moderator Jaap Winter, hoogleraar internationaal ondernemingsrecht en tot voor kort voorzitter van het College van Bestuur van de Vrije Universiteit (VU). De VU heeft volgens Winter een bewuste stap gezet om diversiteit te omhelzen, en het niet als een probleem te zien, maar als een verrijking.
“Diversiteit is nodig om relevant te zijn”, bevestigt Steve Block, rector van de University of California – Los Angeles (UCLA). Ook UCLA is volop bezig met transformeren. Hoewel de ontwikkelingen op de campus altijd achterlopen bij die in de samenleving, streeft de universiteit ernaar om studenten- en docentenpopulatie een afspiegeling te laten zijn van de demografie van de stad eromheen. Block constateert dat met name de groep voorgraadse studenten inmiddels zeer divers is. Binnen die groep valt er geen dominante cultuur meer aan te wijzen. Maar bij de nagraadse studenten is dat nog niet het geval, evenmin als bij het academische personeel. Ook de participatie van vrouwen blijft een aandachtspunt.
Volgens Francis Petersen, rector van de Universiteit van die Vrystaat (UVS), begon de transformatie van Zuid-Afrikaanse universiteiten in 1994, toen Nelson Mandela’s regering van nationale eenheid aan het bewind kwam. De universiteit in Bloemfontein gold in de apartheidsjaren als een bolwerk van Afrikanerdom. Maar inmiddels is zo’n 80 procent van de studenten zwart, vertelt Petersen, hoewel dat niet betekent dat ze ook het gevoel hebben in de meerderheid te zijn. Net als aan UCLA is ook in Bloemfontein het academische personeel nog niet in overeenstemming met de regionale demografie. En ook hier zijn vrouwen in de minderheid. Zwarte en vrouwelijke wetenschappers die als rolmodel zouden kunnen dienen, worden nogal eens weggekocht door andere universiteiten. Het is dus belangrijk om meer jonge zwarte en vrouwelijke wetenschappers op te leiden en zo het aanbod te vergroten, aldus Petersen.
Ook Vinod Subramaniam, rector van de Vrije Universiteit Amsterdam, geeft ruiterlijk toe dat er aan zijn universiteit op de hoogste niveaus nog geen diversiteit is bereikt. Er zijn op de VU weinig hoogleraren te vinden met een niet-westerse achtergrond. De rector zelf is natuurlijk een uitzondering. De gereformeerde oorsprong van de VU ten spijt, heeft de universiteit een Hindoe uit India als rector. Subramaniam is tot nu toe de eerste en enige gekleurde rector van alle universiteiten in Nederland.
Zuid-Afrikaanse universiteiten hebben, sinds het begin van de #RhodesMustFall-beweging in maart 2015, een paar roerige jaren achter de rug. Petersen, die in april 2017 is aangetreden als rector van de UVS, lijkt er niet wakker van te liggen. Hij heeft een commissie aangesteld waarin vijftien verschillende gremia binnen de universiteit – van studenten en docenten tot de financiële afdeling, het administratief en het huishoudelijk personeel – vertegenwoordigd zijn. Samen bespreken de leden van deze commissie alles wat er op de campus speelt. Ook heikele punten als de onderwijsvoertaal (Engels of Afrikaans) en standbeelden en andere symbolen die herinneren aan een pijnlijk verleden komen aan de orde. Het gaat er tijdens de gesprekken soms heftig aan toe, maar dat vindt Petersen niet erg. “Universiteiten zijn ‘spaces of discomfort’”, zegt hij. “Juist door volledig eerlijk te zijn, maak je ruimte voor innovatief denken.”
“Universiteiten moeten een veilige plaats zijn voor respectvol debat”, beaamt Subramaniam (VU), “niet voor een gemakkelijk debat. Academische vrijheid betekent dat je alles moet kunnen zeggen, niet alleen wat als politiek-correct of veilig ervaren wordt.”
Soms lopen de gemoederen echter zo hoog op dat de fysieke veiligheid in het geding komt. Dat gebeurt bijvoorbeeld wel eens wanneer iemand een omstreden gastspreker heeft uitgenodigd en een groep studenten de bijeenkomst wil verstoren. Het gaat vaak om onruststokers van buitenaf, stelt Block (UCLA). Alle rectoren zien het als hun taak als leider om de academische vrijheid te beschermen, maar ook besluiten te durven nemen om ieders veiligheid te waarborgen. Petersen (UVS) wijst op de rol van sociale media bij de studentenprotesten. Via Whatsapp-groepen kunnen polariserende berichten zich bijvoorbeeld razendsnel verspreiden. “Begrijpen we wel precies wat de impact hiervan is? We moeten ons als leiders in dit fenomeen verdiepen en er een antwoord op vinden.”
Het woord is aan de zaal
En dan blijkt dat de ongelijkheid aan universiteiten zelfs tijdens dit debat niet doorbroken is. Wanneer Herman Van Goethem (Universiteit van Antwerpen) beweert dat vrouwen minder kans hebben op een academische loopbaan omdat vrouwen nu eenmaal kinderen krijgen, is de verontwaardiging niet van de lucht. “Deze reactie is deel van het probleem”, wordt er vanuit de zaal geroepen. “Geef de schuld niet aan de maatschappij. Verschuil je niet achter ‘het is ingewikkeld’. Je kunt als universiteit concrete maatregelen nemen.”
Inderdaad, bevestigt Petersen (UVS). “Als een probleem zo complex is dat je het niet meteen kunt oplossen, moet je met een concreet en meetbaar plan komen. Durf out of the box te denken. Als die vrouw met een migratieachtergrond er niet is, moet je haar gaan zoeken. Vraag je af wat je onmiddellijk kunt doen, en de rest volgt binnen een vastgestelde tijd.”
Er moeten strikte eisen gesteld worden, vindt ook moderator Jaap Winter. “Als een faculteit een vacature heeft, moet die gevuld worden in overeenstemming met het ontwikkelingsplan. Als de faculteit aankomt met een kandidaat die daar niet in past, gaat de aanstelling niet door. Het kost misschien tijd om bepaalde hiaten op te vullen. Maar je moet een plan bedenken en je daaraan houden.” Gelukkig hebben veel faculteiten uitstekende leiders die de zaak zeer toegewijd zijn, zegt Steve Block (UCLA).
En dan ontploft de bom. Alle panelleden zijn mannen van gevorderde leeftijd. Waarom zitten er geen vrouwen op het podium? Moderator Jaap Winter gaat diep door het stof: “Dat valt niet goed te praten, laten we afspreken dat het panel er volgende keer anders uitziet.” Maar dat is voor het publiek niet goed genoeg. Er zijn inmiddels twee stoelen op het toneel vrijgekomen. Op uitnodiging van Winter worden die ingenomen door twee vrouwelijke vertegenwoordigers van de UVS. Gevraagd waarom er relatief weinig vrouwen op hoog niveau in de wetenschap actief zijn, zeggen zij dat universiteiten onvoldoende doen om kinderopvang en andere faciliteiten te verschaffen die vrouwen kunnen helpen door te werken.
Een van de laatste vragen uit de zaal komt van een vrouw die zichzelf bewust als “angry black woman” identificeert. Ze verwijst naar bepaalde uitspraken van Van Goethem (Antwerpen) die de indruk hebben gewekt dat in West-Europa “white indigeneity” nog steeds de norm is. Wordt het niet eens tijd dat deze heerschappij doorbroken wordt?
Inmiddels lijkt het wel alsof lastige vragen vanzelf bij Petersen (UVS) terechtkomen. Misschien omdat kwesties van transformatie en dekolonisatie binnen de Zuid-Afrikaanse context, met zijn specifieke geschiedenis en demografie, meer urgent zijn en dramatischer uitgespeeld worden dan aan universiteiten in de meeste andere landen. “We hebben het vaak over white privilege en black pain”, zegt Petersen. “We moeten niet doen alsof blanken alleen maar slechts hebben gebracht. Het is begrijpelijk dat er vanwege het verleden veel boosheid heerst. En verandering gaat langzaam. Maar laten we het kind niet met het badwater weggooien. Zolang blanken erkennen dat er vroeger fouten fout zijn gemaakt en zolang ze het transformatieproces toegedaan zijn, kunnen verschillende culturen elkaar aanvullen.”
Universiteiten moeten veranderen, concludeert Jaap Winter, en wel dringend. “We kunnen er niet nog eens twintig jaar de tijd voor nemen.”
Buro: IG