KNAW-advies geruststellend, maar gaat heikel punt uit de weg

  • 0

In maart publiceerde de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) een “briefadvies” over de vrijheid van wetenschapsbeoefening in Nederland. Naar aanleiding hiervan hield de KNAW op 22 mei een bijeenkomst over academische vrijheid, diversiteit en de druk om altijd maar maatschappelijk relevant te zijn. Pas tegen het einde van de middag werd de ware bedreiging van bepaalde vormen van wetenschapsbeoefening voor iedereen zichtbaar.

Demonstratie voor financiering van wetenschappelijk onderzoek en voor wetenschappelijke analyse in de politiek, Washington. Verontrustende uitspraken van president Donald Trump over het wetenschappelijke waren mede aanleiding voor de motie van Straus en Duisenberg die de aanzet heeft gegeven tot het briefadvies van de KNAW / Foto: Vlad Chompalov via Unsplash

Het “briefadvies” over de vrijheid van wetenschapsbeoefening dat de KNAW op 13 maart 2018 publiceerde, was een reactie op een motie van de Tweede Kamerleden Karin Straus en Pieter Duisenberg uit februari 2017. Hierin vroegen de parlementariërs de KNAW “of zelfcensuur en beperking van diversiteit van perspectieven in de wetenschap in Nederland een rol spelen”. Die vraag was gerezen naar aanleiding van discussies in het buitenland over “homogeniteit, zelfcensuur en gebrek aan diversiteit in de wetenschap”. De parlementariërs beklemtoonden in hun motie dat “de vrije wetenschap nooit gehinderd mag worden door verschillen in morele of politieke meningen”.

Een goede vraag voor de KNAW, “het forum, de stem en het geweten van de wetenschap in Nederland”, aldus de eigen website. Hoewel de Commissie voor de Vrijheid van Wetenschapsbeoefening van de KNAW zich gewoonlijk alleen bezighoudt met het signaleren van bedreiging en onderdrukking van wetenschappers elders in de wereld (in landen als Turkije, Iran en China), vond men het nuttig eens te onderzoeken hoe het in eigen land met de vrijheid van wetenschapsbeoefening gesteld is.

Het onderzoek werd geleid door Nico Schrijver, hoogleraar internationaal publiekrecht aan de Universiteit Leiden en lid van de Raad van State, die het stuk op 22 mei in Den Haag ook toelichtte. Het onderzoek had een bescheiden opzet en het verslag beperkt zich tot de belangrijkste bevindingen, conclusies en aanbevelingen. Vandaar de keuze voor de vorm van een “briefadvies”; het document dat met dit rare woord wordt aangeduid, beslaat niet meer dan 15 pagina’s.

  • Klik hier om naar het Briefadvies Vrijheid van wetenschapsbeoefening te gaan.

Volgens de KNAW zijn er “geen signalen dat er in de wetenschap in Nederland structureel sprake is van zelfcensuur en beperking van diversiteit aan perspectieven”. Dat neemt niet weg dat men alert moet blijven, vinden de onderzoekers. “Zo kan de steeds grotere nadruk op maatschappelijk relevant onderzoek de academische vrijheid beperken.”

De KNAW stelt vast dat de vrijheid van wetenschapsbeoefening in Nederland geborgd wordt door een goed functionerend systeem van wetten, gedragscodes en regelingen, waarin veel aandacht is voor thema’s als onpartijdigheid, onafhankelijkheid en verantwoordelijkheid. Het is belangrijk om deze codes regelmatig te evalueren en te actualiseren en om ervoor te zorgen dat er in de opleiding van studenten en onderzoekers voldoende aandacht aan wordt besteed.

De KNAW maakt zich meer zorgen over de programmering van onderzoek. Vaak (onder andere vanuit de Nationale Wetenschapsagenda) klinkt de eis dat wetenschapsbeoefening “maatschappelijk relevant” moet zijn. Daardoor blijft er steeds minder ruimte over voor ongebonden onderzoek. Ook kunnen de verwachtingen van een externe financier van een bepaald onderzoeksproject de academische vrijheid in het gedrang brengen. Dit laatste kan vermeden worden door vooraf strikte afspraken te maken die de wetenschappelijke integriteit van de onderzoeker waarborgen.[i]

De universiteit als “links bolwerk”?

Nog een aspect dat volgens de KNAW van invloed kan zijn op de vrijheid van de onderzoeker, is het organisatieklimaat binnen academische instellingen. In dit verband werd er tijdens de bijeenkomst op 22 mei veel gesproken over de positieve en negatieve gevolgen van schoolvorming. Idealiter heerst er binnen een academische instelling een open sfeer en worden verschillen in perspectief en onderling debat gestimuleerd. Opmerkelijk is dat de auteurs van de brief zich weinig zorgen lijken te maken als binnen één bepaalde instelling een zekere onderzoeksbenadering of -methodologie domineert. Ook tijdens de nabespreking kwam duidelijk naar voren dat men meer waarde hecht aan diversiteit op landelijk niveau. Een student die zich bij een bepaald instituut niet thuis voelt, heeft de vrijheid om zijn studie elders voort te zetten.

Bij dit punt kwam ook de vermeende “linkse politiek” van bepaalde onderzoeksinstellingen aan de orde, die te weinig ruimte zou laten voor andersdenkenden. In het briefadvies schrijft de KNAW: “Over de politieke voorkeur van wetenschappers in Nederland en de veronderstelde ‘linkse kleur’ van Nederlandse universiteiten is weinig bekend. Er zijn slechts enkele feiten beschikbaar waarvan een deel is verouderd”. (p. 4) Tijdens de bespreking op 22 mei viel goed te merken dat dit onderwerp gevoelig ligt. Vanuit de zaal werden voorbeelden aangedragen van studenten die problemen zouden hebben ondervonden omdat hun politieke opvatting niet overeenkwam met die van hun docenten. De schrijvers van het briefadvies hielden echter vol dat zo’n politiek getinte sfeer moeilijk vast te stellen is, en ze waren niet bereid uitspraken te doen over hoe het er op een andere universiteit of aan een andere faculteit aan toe gaat. Maar de boodschap was opnieuw dat een student die hier last van meende te hebben, vrij was om een andere universiteit te zoeken, en dat het belangrijker was ervoor te zorgen dat er landelijk gezien genoeg te kiezen valt.

Diversiteit: institutionele cultuur moet veranderen

De KNAW wijst in haar advies op twee momenten “waarop vooringenomenheid en het ongewenst beperken van ideeën het grootste risico [vormen] voor vrijheid van wetenschapsbeoefening”. Deze momenten betreffen de benoeming van wetenschappelijk personeel en het proces van peer review. “De academische instellingen”, aldus de KNAW, “moeten zorgen voor een open vizier bij het opstellen van profielschetsen voor leerstoelen, voldoende externe inbreng in benoemingsadviescommissies, en transparante procedures.”

Na de presentatie van het briefadvies door Nico Schrijver volgden er drie interessante lezingen. Martin van Hees, hoogleraar Ethiek aan de Vrije Universiteit, Amsterdam, ging nader in op de filosofische achtergrond van het denken over vrijheid. Hij noemde onder meer dat diversiteit in de samenstelling van een onderzoeksteam geen middel is om vrijheid van wetenschapsbeoefening te bewerkstelligen, maar een bewijs van die vrijheid: als binnen een organisatie een onvrij klimaat heerst, valt diversiteit niet vol te houden. John Marks, vicevoorzitter van de Nederlandse UNESCO-commissie, belichtte de eind 2017 aangenomen UNESCO Recommendation on Science and Scientific Researchers, en schetste zo het internationale raamwerk dat als richtsnoer dient voor nationaal beleid. Wat de “aanbeveling” van UNESCO – in zeer algemene termen – voor alle 193 lidstaten van de Verenigde Naties betekent, is het KNAW-advies voor universiteiten in Nederland. En Belle Derks, voorzitter van De Jonge Akademie en hoogleraar psychologische perspectieven op organisatiegedrag binnen instituties aan de Universiteit Utrecht, hield een lezing over het gevaar van homogeniteit en, daartegenover, de waarde van diversiteit aan academische instellingen. Het is bewezen dat de aanwezigheid van meerdere perspectieven binnen een onderzoeksteam leidt tot hogere kwaliteit van de wetenschappelijke output. Heel belangrijk is het, concludeerde Derks, dat het streven naar meer diversiteit niet blijft steken in “schijndiversiteit” met een paar excuus-minderheden. “We moeten ván zichtbare diversiteit naar een cultuur van diversiteit waar verschillende perspectieven gewaardeerd worden”, aldus Derks. “Uiteindelijk gaat het niet om de poppetjes, maar om de institutionele cultuur.”

Politiek en religie spelen wel degelijk een rol

De laatste spreker van de middag was Carel Stolker, rector magnificus van de Universiteit Leiden. Hem was gevraagd het briefadvies van de KNAW kritisch te beoordelen, en dat deed hij dan ook. Hij vond het advies “te braaf”, “te voorzichtig”. Hij betreurde het dat deze bespreking van het stuk pas ná de publicatie ervan plaatsvond, en dat er geen brede consultatie had plaatsgevonden alvorens het stuk de wereld in was gestuurd. Nu lígt dat ding er en krijg je het niet zomaar meer van tafel.

Stolker was het met een van de vragenstellers uit de zaal eens dat het een gemis was dat de onderzoekers zich hadden beperkt tot de wet- en regelgeving die vrije wetenschapsbeoefening moet waarborgen, en dat ze geen empirisch onderzoek hadden gedaan. Het briefadvies schetst een ideale situatie en houdt zich nauwelijks bezig met hoe het er aan een Nederlandse universiteit dagelijks aan toe gaat. Vanuit zijn praktijk als rector stoorde het Stolker vooral dat de onderzoekers – en dat gold ook voor de lezing van Belle Derks – niet verder keken dan “zichtbare diversiteit” (gender, etniciteit) en dat markers als politieke opvattingen en religie (iemand uit de zaal noemde ook nog klasse) grotendeels buiten beschouwing bleven.

Politiek en religie zijn wel degelijk van invloed op het organisatieklimaat aan een universiteit, weet Stolker uit ervaring. Zowel docenten als studenten kunnen heel uitgesproken zijn in hun politieke en religieuze opvattingen, waardoor de vrije wetenschapsbeoefening van anderen onder druk kan komen te staan. Heel pregnant is het voorbeeld van de omstreden Perzisch-Nederlandse rechtsgeleerde Afshin Ellian, een bekende islamcriticus. Ellian wordt volgens Stolker binnen de muren van de Universiteit Leiden al vijftien jaar beveiligd. Stolkers kritiek was dus vooral dat enkele urgente thema’s – als gevolg van de keuze om vooral bronnenonderzoek te doen en de empirie op afstand te houden – in het briefadvies onvoldoende zijn aangesproken. “Het kostbaarste bezit dat we als academici hebben”, concludeerde hij, “is de vrijheid van wetenschapsbeoefening.”

In het slotdebat, waarbij alle sprekers nog een keer op het podium werden gehaald, was iedereen het erover eens dat er geen behoefte is aan extra regelgeving om de vrije wetenschapsbeoefening te borgen (dat er in Nederland genoeg regels bestaan, heeft het briefadvies afdoende aangetoond), maar dat de regels die er zijn, meer verinnerlijkt en uitgeleefd moeten worden.


 


[i]
Vanuit de zaal werd in de nabespreking ook nog de druk op “output” genoemd. Nico Schrijver bevestigde dat die publicatiedwang inderdaad bestaat, maar hij wist ook te vertellen dat dit probleem inmiddels is opgepakt en dat er gewerkt wordt aan nieuw en beter beleid.

Buro: IG
  • 0
Verified by MonsterInsights
Top