Het schaduwspel
Simone van der Vlugt
Amsterdam: Ambo Anthos, 2018
ISBN: 9789026337031
350 p., gebonden, € 20,-
Jan Pieterszoon Coen (1587–1629), de grondlegger van Batavia (het huidige Jakarta), is een omstreden figuur. Als gouverneur-generaal in dienst van de Vereenigde Oostindische Compagnie was hij onder meer verantwoordelijk voor de moord op 15 duizend inwoners op de Banda-eilanden.
Geen wonder dat er in Nederland stemmen opgaan om het standbeeld van Coen op het marktplein in zijn geboortestad Hoorn omver te halen en de naar hem vernoemde Coentunnel een andere naam te geven.
Schrijfster Simone van der Vlugt, die eveneens in Hoorn geboren is, laat de “Slachter van Banda” van zijn menselijke kant zien. In haar roman Het schaduwspel voert ze Coens jonge echtgenote, Eva Ment, als hoofdpersoon op. Coens 21e-eeuwse tegenstanders zullen Van der Vlugts boek ongetwijfeld te mild vinden en het om die reden veroordelen. Maar wat Van der Vlugt wel bereikt, is dat lezers die nooit precies hebben geweten wat het probleem was met die Coen, een deel van die geschiedenis nu op een toegankelijke manier tot zich kunnen nemen.
Eva Ment ontmoet Jan Pieterszoon Coen voor het eerst in oktober 1623, tijdens een van de befaamde soirees van Tessel, in wie we onmiddellijk Maria Tesselschade Roemersdochter Visscher herkennen, die, zoals de overlevering het wil hebben, samen met de dichter Pieter Corneliszoon Hooft de spil vormde van de zogenaamde Muiderkring. Of die Muiderkring werkelijk bestaan heeft – in de vorm die negentiende-eeuwse voorstellingen ons willen doen geloven – is de vraag. Maar het optreden van Tessel en een cameo van de kousenkoopman-dichter Joost van den Vondel verplaatst ons direct naar het milieu van het Amsterdamse patriciaat tijdens de Gouden Eeuw.
Coen bevindt zich op het hoogtepunt van zijn roem. Hij heeft veel geld voor de VOC verdiend doordat hij het monopolie op de lucratieve specerijenhandel heeft weten te verwerven. Ook is hij goed bevriend met de stadhouder, prins Maurits. Een van de redenen waarom hij is teruggekeerd naar de Republiek, is dat hij een echtgenote wil vinden. Hij is een begerenswaardige partij. Toch willen de meeste jonge vrouwen niet met hem trouwen. Een huwelijk met Jan Pieterszoon Coen betekent dat ze hun familie en hun vertrouwde leventje achter zich moet laten om hem te volgen naar de Oost.
Het duurt niet lang voor de 37-jarige Coen zijn oog op de mooie, achttienjarige Eva laat vallen. Eva is dol op reisverhalen en ze is nieuwsgierig naar andere werelddelen. Toch weigert ze aanvankelijk als Coen haar vraagt. Maar de omstandigheden drijven haar zijn kant uit. Haar familie is aan lager wal geraakt en haar ouders kunnen Eva en haar oudere zuster Lysbet geen bruidsschat meegeven. De Republiek is in oorlog met Spanje en de pest trekt door de straten. Ook vanwege de steeds koudere winters wordt het beeld van Batavia, waar het altijd zomer is, steeds aantrekkelijker. Door een huwelijk met Coen zullen alle problemen van Eva’s familie opgelost zijn.
Als Coen voorstelt dat Eva’s moeder Sophia, zuster Lysbet en broer Gerrit meegaan naar Batavia, stemt Eva in. Het is niet alleen maar een verstandshuwelijk: Van der Vlugt weet goed invoelbaar te maken dat Eva zich werkelijk tot de al wat oudere, sterke en rustige Coen aangetrokken voelt. Het huwelijk wordt voltrokken op 8 april 1825 en vanaf dat moment behoort Eva tot de absolute upper class van de Republiek.
Wat is er gebeurd op de Banda-eilanden?
Tijdens dat laatste jaar in Amsterdam krijgt Eva echter steeds meer signalen dat Coen misschien niet zo onschuldig is als ze heeft gedacht. Het is bijvoorbeeld een teken aan de wand dat de Engelse regering niet wil dat hij terugkeert naar Batavia. “Er lopen allerlei onzinnige aanklachten tegen me over misdaden die ik in Indië zou hebben begaan”, zegt Coen ter verduidelijking. En waarom vraagt iedereen aan Eva of Jan wel een goede echtgenoot voor haar is? Eva besluit de waarschuwingen naast zich neer te leggen. Politiek is een “mannenzaak”, denkt ze, en als Jan het nodig vindt, zal hij haar zelf wel vertellen wat ze moet weten.
In maart 1826 begint Coen samen met zijn nieuwe gezin (er is inmiddels een dochter geboren, Geertruyt) aan zijn terugtocht naar Indië. Uit de beschrijving van de zeereis wordt duidelijk dat Van der Vlugt geen ideeënroman heeft willen schrijven, maar een vie romancée, waarin ze Eva’s leven als Coens metgezel nauwgezet volgt. In de eerste 140 bladzijden van het boek weet Van der Vlugt indruk te maken door haar grip op de materie. Ze weet het leven in de zeventiende-eeuwse Republiek doeltreffend en met veel kennis van zaken neer te zetten, terwijl ze haar taal doorspekt met oud-Nederlandse woorden als “teljoren” (schalen), “vlieger” (mantel) en “vroedemoer” (vroedvrouw). Maar ach, zo’n zeereis…? Als het Van der Vlugts doel was geweest om de historische figuur Coen aan te pakken, zou ze sneller over de bekende verhalen over scheurbuik, stormen en vliegende vissen heengestapt zijn om direct door te stoten naar Coens ontmaskering in Batavia.
Tussenstop aan de Kaap
Wat voor Voertaal-lezers wel aardig is, is dat Van der Vlugt uitgebreid stilstaat bij Eva’s verblijf aan de Kaap. De schepen uit Coens vloot moeten gerepareerd worden, er zijn doden om te begraven en zieken die moeten aansterken voor ze verder kunnen. In totaal blijven ze bijna een maand aan de Kaap en Eva ervaart het als een idyllische tijd. In Van der Vlugts weergave zijn de schaars geklede Khoikhoi die hen op het strand staan op te wachten, “nieuwsgierig, maar ook heel vriendelijk”. Ze dragen schildpadden, vruchten en honingbier aan en zijn blij met de tabak die ze in ruil krijgen. “Eva was niet langer bang voor hen, zeker niet toen ze zag hoe lief ze voor Geertruyt waren. Elke keer als ze het kamp betraden, brachten ze haar kleine geschenken, zoals bloemen en houten speeltjes.”
De waarheid aan het licht
Waar Eva meer moeite mee heeft, is de aanblik van slaven. Als ze eenmaal in Batavia zijn aangekomen, is ze geschokt wanneer ze beseft dat de “bedienden” die haar overal volgen en haar met palmbladeren koelte toewuiven, geen vrije mensen zijn. En dit terwijl slavernij in de Republiek verboden is!
In Batavia hoort Eva voor het eerst wat er op de Banda-eilanden is gebeurd. Alleen is het opmerkelijk dat Van der Vlugt het houdt op “honderden” slachtoffers, terwijl dat er volgens andere bronnen zo’n 15.000 zijn geweest. Als Eva haar echtgenoot confronteert (“Is het waar dat daar honderden mensen zijn omgekomen? Dat je ze hun eiland hebt afgenomen, hun leiders hebt laten onthoofden en de rest van de bevolking als slaaf hebt laten afvoeren?”), ontkent Coen niet. Maar in zijn zienswijze kón hij niet anders. De Bandanezen weigerden de VOC het monopolie op de peper- en nootmuskaathandel te gunnen. Toen er ook nog een aanslag op zijn leven werd gepleegd, móest hij wel laten zien wie er de sterkste was. Wat de gegoede burgers in de Republiek niet beseffen, is dat zij hun welvaart te danken hebben aan de wrede oorlogen die Coen namens hen voert.
Het verhaal over de Banda-eilanden (in Van der Vlugts afgezwakte vorm) is niet genoeg om Eva haar vertrouwen in haar echtgenoot te laten verliezen. Dat gebeurt pas na een incident waarbij haar pleegdochter Sara betrokken is. “Het was alsof er een gordijn voor Eva’s ogen was weggetrokken, een dun maar ondoorzichtig doek dat haar al die jaren slechts een silhouet had laten zien van de man die zij dacht te kennen.” Ondanks haar “ontgoocheling” blijft ze Coen ook dan trouw: “Eva kon Jan negeren en afwijzen, maar dat was niet het huwelijk dat ze wilde.”
In korte tijd verliest Eva haar moeder, haar broer en haar dochtertje Geertruyt aan tropenkoorts. Ze bevalt van een tweede dochter terwijl Javaanse krijgers voor de zoveelste keer de stadsmuren bestormen. Vijf dagen na de geboorte van de kleine Johanna zal Jan Pieterszoon Coen zelf bezwijken, gesloopt door het klimaat en de voortdurende spanningen om zijn stad tegen de woedende inlanders te beschermen. Als hij sterft, is Eva aan zijn zij, zonder hem te veroordelen.
Geromantiseerd beeld
Simone van der Vlugt heeft nooit de pretentie gehad om literatuur te schrijven. Ze is begonnen met historische romans voor jongeren en betoonde zich een waardige opvolger voor haar grote voorbeeld, jeugdboekenschrijfster Thea Beckman (1923–2004). Ze brak door naar een volwassen lezerspubliek met een reeks succesvolle, maar verder weinig om het lijf hebbende “polderthrillers”. Daarna zou ze haar oeuvre uitbreiden met historische romans voor volwassenen. Van der Vlugts historische romans zijn over het algemeen degelijk gedocumenteerd en ze weet boeiend te vertellen. Met deze roman over J.P. Coen zoekt ze meer dan voorheen de controverse op. Het is voor haar, als geboren Hoornse, in zekere zin een “logisch” onderwerp, en je proeft de belangstelling waarmee ze het VOC-verleden van deze stad (schipper Bontekoe komt ook nog even voorbij) heeft uitgeplozen. Maar het moet gezegd worden dat ze – hoewel ze niet geschuwd heeft om de heikele kwesties uit Coens leven aan te stippen – uiteindelijk toch is blijven steken in een geromantiseerd beeld van het verleden. De vraag is of dat, in het licht van alles wat we inmiddels weten en met de hoogoplopende en emotioneel geladen discussies die er over Coen gevoerd worden, in deze tijd nog wel kan.
Buro: IG