Luisteren naar de verhalen van opa Ali

  • 0

“De Marokkaanse Nederlander, die symbool staat voor het falen van de multiculturele samenleving, is een nationale obsessie,” schrijft Khalid Mourigh. Om de negatieve beeldvorming te doorbreken en Marokkaanse Nederlanders een smoel te geven, vertelt Mourigh in De gast uit het Rifgebergte het levensverhaal van zijn opa Ali, een van de eerste zogenaamde “gastarbeiders” die in de jaren zestig vanuit de Rif naar Nederland kwamen.

Er bestaat in Nederland de laatste twintig jaar veel negatieve aandacht voor migranten en hun nakomelingen, constateert Khalid Mourigh in het eerste hoofdstuk van De gast uit het Rifgebergte. Vooral Marokkaanse Nederlanders moeten het vaak ontgelden.

Mourigh – schrijver, taalkundige en literair vertaler – kan erover meepraten. Hoewel hij in 1984 in het Zuid-Hollandse Sliedrecht geboren is, krijgt hij nog steeds af en toe te horen dat hij zo goed geïntegreerd is of dat hij opmerkelijk goed Nederlands spreekt. “Subtiel word ik er constant aan herinnerd dat ik er niet helemaal bij hoor”, schrijft hij.

Op dit moment maken Marokkaanse Nederlanders ongeveer 2 procent van de Nederlandse bevolking uit. In De gast uit het Rifgebergte vertelt Mourigh over de lotgevallen van zijn grootvader Ali, die in 1964 als een van de eerste gastarbeiders naar Nederland kwam. Met zijn boek wil de schrijver het leven van zo’n arbeidsmigrant in beeld brengen.

Onderlinge verschillen

Dat is nodig, vindt Mourigh, omdat Marokkaanse Nederlanders in Nederland nog te vaak als een collectief worden gezien en niet als een verzameling individuen. Daarbij wordt voorbijgegaan aan het feit dat er binnen deze vermeende groep grote etnische, religieuze en socioculturele verschillen bestaan. Ook qua taal is niet iedereen hetzelfde: sommige Marokkaanse Nederlanders spreken van huis uit Marokkaans Arabisch, anderen Riffijns Berber (Tamazight).

Als Nederlanders meer zouden weten over het land waar migranten als zijn opa vandaan kwamen, over hun drijfveren om naar Nederland te komen en over hoe het hen hier is vergaan, zo redeneert Mourigh, zou er meer wederzijds begrip kunnen ontstaan en hoeven Nederlanders hun Marokkaanse landgenoten niet langer als bedreiging te zien. Dat laatste is tot op de dag van vandaag helaas nog al te vaak het geval.

Khalid Mourigh tijdens het AKA (Festival voor het Afrikaans) 2016 in Amsterdam / Foto: Elize Zorgman

Verborgen geschiedenis

Opa Ali was een markante persoonlijkheid. “Een kleine man met een ontzettend grote mond en een enorme levenslust”, aldus zijn kleinzoon. Ali was een harde werker, maar als hij ergens een tijdje zat, begon hij zich te vervelen en wilde hij weg. Hij hield van het goede leven en zon voortdurend op manieren om snel rijk te worden.

Daarom vertrok hij in 1964 op 28-jarige leeftijd naar Nederland. Zijn vrouw en kinderen liet hij in Marokko achter. Het idee was dat Ali hooguit een paar jaar zou wegblijven en in die tijd flink wat geld zou verdienen, niet alleen om zijn gezin te onderhouden, maar ook om na zijn terugkeer een stuk land te kopen of een bedrijfje te beginnen.

Mourigh maakt voor zijn boek gebruik van geluidsopnames van gesprekken die hij tegen het einde van Ali’s leven met zijn opa, zijn oma, een oudoom en andere familieleden heeft gevoerd. Uit die verhalen komt Ali tevoorschijn als een picareske figuur. Vooral in zijn jonge jaren zit hij vol streken en stort hij zich onbezonnen in het ene avontuur na het andere. Steevast lopen die avonturen niet goed af en moet hij, alweer platzak, met hangende pootjes terug naar huis.

Ali is afkomstig uit de Rif, een dor, uitgestrekt gebied in het noorden van Marokko waar veel armoede heerst. De inwoners steken regelmatig de grens met Algerije over om daar als seizoenarbeiders te werken. Migratie is er dan ook een bekend fenomeen; “de Riffijnse ziekte”, noemt Mourigh het.

Mourigh plaatst Ali’s avonturen tegen de achtergrond van de geschiedenis van de Rif. Franse overheersing, Spaanse overheersing en lokaal bestuur wisselen elkaar af. Gezien het feit dat de Nederlandse samenleving anno 2021 ruim vierhonderdduizend Marokkaanse Nederlanders telt en zij qua omvang de zesde etnisch-culturele bevolkingsgroep van het land vormen, is het onthutsend te moeten vaststellen dat deze geschiedenis bij de gemiddelde Nederlandse lezer totaal onbekend is. Het voelt, voor deze lezer althans, eerlijk gezegd ook een beetje beschamend.

Ongelijke behandeling

In Nederland verliest Ali zijn kwajongensstreken. Toch heeft hij er nog steeds een handje van op te stappen als het hem ergens niet bevalt. Hij werkt eerst bij een ijzergieterij, daarna bij een elektriciteitscentrale en weer later bij een conservenfabriek. Arbeidsmigranten verrichtten in de jaren zestig werk dat Nederlandse arbeiders niet wilden doen. Het is zwaar, vuil en vaak ook gevaarlijk werk. Voor buitenlandse arbeiders waren de risico’s nog groter omdat ze dikwijls de Nederlandse taal niet goed machtig waren waardoor er meer bedrijfsongevallen plaatsvonden.

Voor een harde werker als Ali was er in die tijd volop werk. Ali’s onvrede had ermee te doen dat hij minder betaald kreeg dan zijn Nederlandse collega’s. Werkgevers maakten misbruik van het feit dat veel arbeidsmigranten de taal niet beheersten en niet wisten waar ze recht op hadden. Niet zelden vielen ze ten prooi aan koppelbazen die een deel van hun loon opstreken. De meeste arbeidsmigranten woonden bij elkaar in speciale pensions in de grote steden, afgesneden van de Nederlandse samenleving.

Voor Ali breken er betere tijden aan als hij op een scheepswerf in de Alblasserwaard gaat werken. Als hij een eigen huis toegewezen krijgt, is de tijd aangebroken om zijn gezin te laten overkomen. De gedachte aan terugkeer verdwijnt naar de achtergrond.

Opa vertelt

“Die opa Ali, dat is me er eentje!” Dat moeten niet alleen zijn kinderen en kleinkinderen gedacht hebben, maar Ali zelf ook. Je kunt je voorstellen hoe iedereen genoot van zijn smeuïge verhalen, hijzelf niet het minst. Volgens Mourigh moeten er nog veel meer anekdotes geweest zijn. Helaas kan de schrijver zijn opa er niet meer naar vragen. Als personage blijft Ali een beetje eendimensionaal, maar dat geldt voor een echte schelmenroman vaak ook.

De gast uit het Rifgebergte is literaire non-fictie. Mourigh eist met dit boek allereerst aandacht op voor de geschiedenis en cultuur van de streek waar een groot deel van de Marokkaanse Nederlanders oorspronkelijk vandaan komen. Daarnaast geeft hij een intiem beeld van een belangrijk aspect van de socio-economische geschiedenis van het naoorlogse Nederland. En tot slot richt hij een monument op voor zijn opa Ali en al die mannen en vrouwen die net als Ali vanuit de Rif naar Nederland kwamen in de hoop op een beter bestaan.

In het eerste hoofdstuk suggereert Mourigh dat de titel voor tweeërlei uitleg vatbaar is. Ali was, om nog een keer die historische term te gebruiken, een “gastarbeider”. Maar ook zijn kleinzoon heeft, ondanks het feit dat hij hier geboren is, nog vaak het gevoel dat hij in Nederland “te gast” is. Het is te hopen dat dit boek zal bijdragen aan een beter begrip tussen de verschillende bevolkingsgroepen. Door verhalen te vertellen en naar elkaar luisteren kunnen we misschien een stukje dichterbij bij elkaar komen.

  • Khalid Mourigh, De gast uit het Rifgebergte. Amsterdam: Cossee, 2021. Paperback: ISBN 9789059369566; 224 p.; prijs € 21,99. E-boek: ISBN 9789059369573; prijs: € 9,99.
Lees ook:

In memoriam: Pieter Muysken (11 april 1950‒6 april 2021)

Buro: IG
  • 0
Verified by MonsterInsights
Top