Op woensdag 8 juli heeft Vusi Madonsela zijn geloofsbrieven aangeboden aan koning Willem-Alexander. Sinds die dag is hij ambassadeur van de Republiek Zuid-Afrika in Nederland.
Wat niet iedereen weet, is dat hij al sinds januari in Nederland is. Door de coronasituatie moest zijn audiëntie bij de koning een paar maanden uitgesteld worden. Het gaf hem de kans zich rustig voor te bereiden op zijn nieuwe taak. Hoewel de pandemie ook bijzondere eisen aan de medewerkers van de ambassade stelde.
In dit interview vertelt ambassadeur Madonsela over die vreemde begintijd en over de diverse verantwoordelijkheden die aan zijn post verbonden zijn. Naast Zuid-Afrika’s ambassadeur in Nederland is hij ook de vertegenwoordiger van de Zuid-Afrikaanse regering bij twee internationale organisaties die in Den Haag gevestigd zijn: de Organisatie voor het verbod op chemische wapens en het Internationaal Strafhof.
Vusi Madonsela was tot voor kort wat we in Nederland een “topambtenaar” zouden noemen. De laatste vier jaar was hij directeur-generaal van het ministerie van Justitie en Constitutionele Ontwikkeling. Daarvoor werkte hij onder meer als directeur-generaal van het ministerie voor Sociale Ontwikkeling en voorzitter van het interministeriële cluster voor de sociale sector. Daarnaast was hij jarenlang advocaat bij het Zuid-Afrikaanse Hooggerechtshof. De Zuid-Afrikaanse ambassade in Den Haag is zijn eerste diplomatieke post.
Wat betekende het voor uw werk als ambassadeur dat u pas in juli uw geloofsbrieven kon aanbieden en wat hebt u gedaan om deze wachttijd toch nuttig door te brengen?
Ik arriveerde een paar weken voor de eerste coronabesmettingen in Nederland vastgesteld werden. Een maand later stelde de Nederlandse regering de eerste beperkende maatregelen in. Ik zou mijn geloofsbrieven oorspronkelijk in april aan de koning aanbieden, maar dat moment moest uitgesteld worden tot juli.
Het gevolg was dat ik als aangewezen ambassadeur volgens het Nederlandse protocol voorlopig niet mocht deelnemen aan vergaderingen waarbij leden van het kabinet of vertegenwoordigers van de koning aanwezig waren. Die relatieve anonimiteit gaf me de tijd om me in te lezen, me een beter beeld te vormen van de omvang van mijn taak en met mijn team de plannen voor de komende tijd door te nemen. Ik had wel contact met hoge ambtenaren van het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken en ik kon bijvoorbeeld ook alvast het decanaat van het algemene diplomatieke corps en dat van de Afrikaanse landen ontmoeten.
U bent naar Nederland gekomen in het gezelschap van uw echtgenote en uw zoon. Hoe oud is uw zoon? Gaat hij in Nederland naar school? Biedt hij u een ander perspectief op de Nederlandse samenleving?
Mijn zoon is elf, hij wordt in december twaalf. Sinds januari gaat hij naar de Britse School van Nederland, hier in Den Haag. Zo’n internationale school vormt een interessante omgeving. Hij gaat er niet alleen met Nederlandse kinderen om, maar ook met kinderen uit andere delen van de wereld. Dat verruimt zijn kijk op het leven. De school vormt een kosmopolitische gemeenschap en dat bevalt goed. Het lijkt wel een beetje op de diplomatieke wereld waarin ik zelf werk.
Vanaf juni werden de coronamaatregelen in Nederland geleidelijk afgebouwd. Maar na een ogenschijnlijk zorgeloze zomer zijn er nu opnieuw maatregelen ingesteld. Hoe beïnvloedt de huidige situatie uw werk als ambassadeur?
Sinds ik mijn geloofsbrieven kon aanbieden aan de koning en aan de secretaris-generaal van de Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens (Engels: Organisation for the Prohibition of Chemical Weapons, OPCW) ben ik volledig in functie. Inmiddels heb ik contact gehad met de leiders van meerdere instellingen die belangrijk zijn voor mijn werk, zoals de president en de griffier van het Internationaal Strafhof, het Bureau van de Aanklager van het Internationaal Strafhof, de secretaris-generaal van het Permanent Hof van Arbitrage en de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht. Ik moet de leiders van de Haagse Academie voor Internationaal Recht nog ontmoeten. De nieuwe beperkende maatregelen vormen opnieuw een belemmering voor mijn werk. Maar het is volstrekt begrijpelijk en ik moet me erbij neerleggen.
Wat vindt u van de manier waarop de Nederlandse regering de crisis aanpakt, in vergelijking met de benadering van de Zuid-Afrikaanse regering? Hoe is de situatie in Zuid-Afrika op dit moment? Staat uw land ook nog een tweede golf te wachten?
Zuid-Afrika heeft een moeilijke lockdown doorgemaakt die lang heeft geduurd. Als ik kijk naar de huidige situatie, denk ik dat de maatregelen in Zuid-Afrika goed hebben uitgepakt, al is er op dit moment in bepaalde gebieden in Zuid-Afrika ook sprake van een tweede golf. Gelukkig kent Zuid-Afrika een hoge herstelratio (92%). Naast de maatregelen die president Ramaphosa voor de Zuid-Afrikaanse bevolking afgekondigd heeft, is er een algemene strategie voor het continent Afrika en er zijn regionale initiatieven die betrekking hebben op onze buurlanden. Het is niet de bedoeling dat het virus de grens oversteekt.
Nederland heeft voor een pragmatischere benadering gekozen die beter past bij de omstandigheden hier, en het lijkt erop dat die in eerste instantie goed gewerkt heeft. In de loop van de zomer is er een terugval ontstaan, maar ik denk dat de Nederlandse regering in staat is om de nieuwe situatie het hoofd te bieden.
Valt er iets te leren uit de ervaringen van de afgelopen maanden?
Hoe tragisch de situatie ook was en nog altijd is, inderdaad. Neem het fenomeen van virtuele ontmoetingen. Vóór de pandemie dachten we daar zelden aan, maar corona heeft ons gedwongen deze vorm van interactie te omarmen. Nu kunnen we snel en goedkoop contact leggen met mensen over de hele wereld. Mijn voorkeur gaat uit naar echt contact; het creëert een warmere sfeer als je iemand persoonlijk een hand kunt geven. Maar dat neemt niet weg dat de technologie ons in staat stelt om contact te houden, waar we ook zijn, en ik verwelkom de kosteneffectiviteit van deze nieuwe ontdekking. Maar niets gaat boven een terugkeer naar de normaliteit, waarbij we elkaar persoonlijk kunnen ontmoeten. In de toekomst moeten we proberen om de twee communicatievormen te combineren.
Bracht de coronacrisis voor de ambassade andere werkzaamheden met zich mee?
De coronacrisis vormde vooral een uitdaging voor de consulaire afdeling. Er wonen veel Zuid-Afrikanen in Nederland en die proberen we zo goed mogelijk bij te staan.
Bij de aanvraag van een paspoort of identiteitsbewijs is fysiek contact onvermijdelijk. Denk alleen al aan het nemen van vingerafdrukken. Maar alles gebeurde volgens een vast protocol. Zowel consulaatmedewerkers als bezoekers moesten mondkapjes dragen; onze medewerkers droegen daarbij ook nog handschoenen. Er werd op afspraak gewerkt om het aantal bezoekers te reguleren. Daardoor verliep de dienstverlening misschien wat langzamer dan men van ons gewend is, maar de veiligheid en gezondheid van bezoekers én personeel stonden voorop.
Voor de repatriëring van Zuid-Afrikaanse burgers hebben we nauw samengewerkt met het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken, met de luchtvaartsector – met name de KLM – en met zusterambassades in de omringende landen. Omdat de luchthaven van Amsterdam een internationaal knooppunt is, bleek het mogelijk ook Zuid-Afrikanen die in andere landen gestrand waren via Schiphol terug te laten keren naar Zuid-Afrika of waar ze dan ook naartoe moesten. Andersom waren we ook betrokken bij de repatriëring van burgers uit Nederland en andere EU-landen. Onze consulaire afdeling vormde als het ware een estafetteploeg samen met andere teams over de hele wereld om Zuid-Afrikanen veilige doorgang te geven via Nederland. Als mensen via Nederland moesten reizen maar geen Schengen-visum hadden om Nederland binnen te komen, was het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken in bepaalde gevallen bereid een uitzondering te maken, op basis van de goede relatie tussen onze landen. Ook werkten we samen met de International Organisation of Migration, die in bepaalde gevallen Zuid-Afrikanen met onvoldoende eigen middelen opvang kon bieden tot er voor hen een terugvlucht beschikbaar kwam.
Ik wil graag de gelegenheid gebruiken om onze dank uit te spreken aan het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken, de International Organisation of Migration en de luchtvaartsector – in het bijzonder KLM, maar ook Emirates en Qatar Airlines droegen hun steentje bij – voor hun bereidheid om gestrande Zuid-Afrikanen te helpen.
......
‟We willen deze reisagenten aanmoedigen door te gaan Zuid-Afrika als reisbestemming voor toerisme, zaken en studie te promoten. Ons land is een van de mooiste landen ter wereld, met prachtige stranden, ongerepte natuurgebieden en een aangename temperatuur. We verwelkomen Nederlandse toeristen nu de grenzen weer open zijn, maar ze moeten natuurlijk de adviezen van de Nederlandse regering met betrekking tot internationaal reizen in acht nemen.”
......
Behalve met gestrande reizigers werden we tijdens de lockdown ook geconfronteerd met expats die een geliefde aan de dood hadden moeten afstaan. Ikzelf ben in die tijd ook mijn vader verloren en ik was gelukkig in staat om naar huis te reizen om afscheid te nemen. Ondanks de reisrestricties zijn we in staat geweest om enkele Zuid-Afrikanen die konden aantonen dat ze een dierbare verloren waren, te helpen terug te gaan voor de begrafenis.
Als ambassade zijn we blij dat we met de repatriëringsvluchten mensen hebben kunnen helpen die van elkaar afgesneden waren of die gestrand waren in een vreemd land. Vooral de gevallen waarbij kinderen betrokken waren, gingen ons erg aan het hart. Mij blijft het verhaal bij van een Zuid-Afrikaanse moeder die was teruggegaan naar Zuid-Afrika en die haar kind had achtergelaten bij de Nederlandse vader. Het kind had zijn moeder nodig en we hebben alles in het werk gesteld zodat het gezin herenigd kon worden, voor het welzijn van het kind.
Het internationale toerisme is voor Zuid-Afrika een belangrijke bron van inkomsten en werkgelegenheid. Sinds oktober is Zuid-Afrika weer “open for business”. Wat zou u willen zeggen tot Nederlandse reisagenten die gespecialiseerd zijn in Zuid-Afrika-reizen en die gedupeerd worden door het nu geldende inreisverbod?
We willen deze reisagenten aanmoedigen door te gaan Zuid-Afrika als reisbestemming voor toerisme, zaken en studie te promoten. Ons land is een van de mooiste landen ter wereld, met prachtige stranden, ongerepte natuurgebieden en een aangename temperatuur. We verwelkomen Nederlandse toeristen nu de grenzen weer open zijn, maar ze moeten natuurlijk de adviezen van de Nederlandse regering met betrekking tot internationaal reizen in acht nemen.
Heeft u zichzelf specifieke doelen gesteld voor uw eerste jaar als ambassadeur of voor uw hele termijn?
Mijn doel is het uitbouwen van de economische verhoudingen tussen onze beide landen. We richten ons primair op handelscontacten en op het creëren van kansen voor investeringen in Zuid-Afrika. Dat is cruciaal voor het economische herstel, want tijdens de lockdown zijn er in Zuid-Afrika meer dan 2 miljoen banen verloren gegaan. We hopen dat er ook zo veel mogelijk Zuid-Afrikaanse bedrijven gaan investeren in Nederland.
Tegelijk willen we de bestaande contacten op het gebied van cultuur en onderwijs verdiepen en uitbouwen. Zuid-Afrika en Nederland hebben een gedeelde geschiedenis die eeuwen terug gaat.
In welke sectoren liggen er volgens u kansen voor samenwerking tussen beide landen?
Ik zie ten eerste kansen voor de agrarische sector. Nederland mag dan een klein land zijn, dankzij de technologische kennis die men hier heeft, ligt de productiviteit enorm hoog. Nederland is, na de Verenigde Staten, de tweede grootste exporteur van landbouwproducten ter wereld! Daarvan kunnen we nog veel leren. In Zuid-Afrika hebben we uitgestrekte stukken braakliggend terrein. Met behulp van agrotechnologie kunnen we onze productie en onze export opvoeren.
......
‟De geschiedenis van het verleden werd hier geschreven. Daarom moet hier ook nieuwe geschiedenis geschreven worden.”
......
Nederland is in Zuid-Afrika ook betrokken bij het infrastructurele project “Flying Swans”. Dat is erop gericht de aanvoerketen van landbouwproducten te optimaliseren. We willen de kansen van kleine boeren in afgelegen gebieden vergroten door de aanleg van spoortrajecten naar gebieden waar veel citrusvruchten en avocado’s verbouwd worden.
Ten derde liggen er in Zuid-Afrika ook kansen op het gebied van duurzame energie. Zuid-Afrika kampt met een energiecrisis. Neem die afgelegen landelijke gebieden waar we het net over hadden. Daar laat de energievoorziening regelmatig te wensen over. Een project als “Flying Swans” kan alleen slagen als er tegelijk geïnvesteerd wordt in het opwekken van duurzame energie. De boeren hebben bijvoorbeeld koelcellen voor hun producten nodig. Die koelcellen zijn afhankelijk van elektriciteit, en die wordt op dit moment af en toe gehinderd door stroomonderbrekingen. Er moet dus gezorgd worden voor constante levering van duurzame energie.
Nog een terrein waar kansen liggen om samen te werken, is watermanagement. Het ministerie van Waterzaken in Zuid-Afrika onderhoudt reeds nauwe banden met instellingen in de watersector in Nederland. Maar er kan nog verder gekeken worden naar bijvoorbeeld irrigatie in de landbouw en ook naar drinkwatervoorziening.
Dus we zijn geïnteresseerd in samenwerking op allerlei terreinen. We zijn in gesprek met diverse spelers en brengen binnenkort een brochure uit met informatie over verschillende aantrekkelijke investeringsprojecten.
De Zuid-Afrikaanse ambassadeur in Den Haag wordt automatisch ook de vertegenwoordiger van de Zuid-Afrikaanse regering bij de Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens (hierna: OPCW), die eveneens gevestigd is in Den Haag. Dat klinkt heel geheimzinnig. Kunt u uitleggen – zonder al te veel geheimen te verklappen – wat het werk van deze organisatie inhoudt en wat uw rol daarbij is?
Deze organisatie, die in 2013 onderscheiden werd met de Nobelprijs voor de Vrede, is onderdeel van een wereldwijde poging om de wereld te bevrijden van massavernietigingswapens. Er bestaan meerdere soorten massavernietigingswapens; chemische wapens zijn daar slechts één van.
In 1997 werd het Verdrag chemische wapens van kracht. Tot nu toe is dat verdrag geratificeerd door 193 staten. De OPCW werkt aan het realiseren van de doelen die in het Verdrag chemische wapens genoemd worden: het beëindigen van ontwikkeling, productie, opslag, transport en gebruik van chemische wapens en het vernietigen van de bestaande voorraden chemische wapens die diverse landen nog in hun bezit hebben. Op dit moment zijn er staten, waaronder de Verenigde Staten, die het verdrag ondertekend hebben, maar die niettemin nog over chemische wapens beschikken. Zij worden geacht om hun resterende voorraden binnen afzienbare tijd te vernietigen. Landen moeten opgave doen van de aanwezige voorraden, maar sommige verklaringen blijken onvolledig. Daarom worden er soms inspecties uitgevoerd en worden staten aangespoord zich van hun chemische wapens te ontdoen.
Ik ben Zuid-Afrika’s permanente vertegenwoordiger bij de OPCW. Zuid-Afrika zit, samen met veertig andere landen, in de Uitvoerende Raad van de OPCW. De uitvoerende raad ziet toe op de implementatie van het verdrag en controleert het werk van het secretariaat, dat zorg draagt voor het dagelijks functioneren van de organisatie.
Onlangs heb ik de eer gehad dat de OPCW mij aangewezen heeft als voorzitter van de Open-Ended Working Group on Terrorism. Hier bespreken we hoe we kunnen samenwerken met andere internationale organisaties om de afschaffing van massavernietigingswapens, en in het bijzonder chemische wapens, te bewerkstelligen. Het Verdrag chemische wapens is alleen verplichtend voor landen die dat verdrag ondertekend hebben. Maar je hebt ook partijen die niet gebonden zijn aan een specifieke staat. Denk bijvoorbeeld aan terroristische groeperingen. Als werkgroep zoeken we manieren om ervoor te zorgen dat ook terroristische organisaties geen chemische wapens meer kunnen bezitten en gebruiken. Ik hoop dat we over twee jaar, als mijn termijn als voorzitter afloopt, voldoende nieuwe ideeën hebben opgedaan om zowel het beleid als ook het werk van de OPCW te verbeteren.
Als ambassadeur in Den Haag vertegenwoordigt u de Zuid-Afrikaanse regering ook bij het Internationaal Strafhof. In 2016 kondigde de Zuid-Afrikaanse regering aan dat het land zich zou terugtrekken uit het Internationaal Strafhof. Zuid-Afrika was op dat moment, net als een aantal andere Afrikaanse landen, ontevreden over het functioneren van het Internationaal Strafhof. Het leek wel alsof het hof er alleen maar op uit was om Afrikaanse leiders te vervolgen. In 2016 bepaalde een Zuid-Afrikaanse rechter echter dat het voor Zuid-Afrika niet mogelijk was om zomaar uit het Internationaal Strafhof te stappen. Hoe staat de regering nu tegenover het Internationaal Strafhof? Zijn er veranderingen te verwachten?
Enkele jaren geleden wilde de Zuid-Afrikaanse regering zich inderdaad terugtrekken uit het Internationaal Strafhof. Dat was na het debacle rond de voormalige president van Soedan, Al-Bashir. Al-Bashir was in 2015 naar Johannesburg gekomen voor een top van de Afrika Unie. Zijn aanwezigheid bracht de Zuid-Afrikaanse regering in een lastig parket. De regering voelde zich enerzijds gebonden aan het Statuut van Rome (het verdrag dat aan de basis lag van de oprichting van het Internationaal Strafhof), wat er in dit geval op neerkwam dat Al-Bashir gearresteerd moest worden omdat er een internationaal aanhoudingsbevel tegen hem van kracht was. Maar tegelijkertijd wilde de regering ook recht doen aan het geldende internationale recht, dat een zittend staatshoofd immuniteit zou verlenen. Uiteindelijk is juridisch vast komen te staan dat Zuid-Afrika wel degelijk verplicht was geweest om Al-Bashir te arresteren.
Een meer fundamentele kwestie dan het incident uit 2015 is dat er in die tijd sprake was van een groeiende weerstand binnen de Afrika Unie tegen het optreden van het Internationaal Strafhof, waarbij alleen Afrikaanse leiders het mikpunt waren.
Daar komt bij dat Zuid-Afrika een belangrijke rol speelt als het gaat om vredeshandhaving en conflictbemiddeling op het Afrikaanse continent. Zuid-Afrika wil leiders van strijdende partijen uit het oorlogsgebied weghalen en ze een neutrale omgeving bieden om vredesonderhandelingen te voeren. Dat wordt lastig als er mensen aan de onderhandelingstafel zitten die op de lijst van gezochte personen van het Internationaal Strafhof staan. In dat geval zou Zuid-Afrika geacht worden hen te arresteren. Deze verplichting zou in strijd zijn met de rol van vredestichter op het Afrikaanse continent die Zuid-Afrika voor zichzelf weggelegd ziet, in de geest van tata Nelson Mandela.
De rechtbank in Zuid-Afrika heeft bepaald dat een regeringsbesluit alleen niet genoeg is om het land terug te trekken uit het Internationaal Strafhof. Hiervoor moet eerst het parlement geraadpleegd worden. En het parlement moet eerst het volk raadplegen. Het parlement is er nog niet aan toegekomen openbare hoorzittingen te houden, gedeeltelijk, zou ik denken, vanwege corona. Hopelijk zal deze kwestie ná de coronaperiode weer de nodige aandacht krijgen. Dus het antwoord op de vraag of Zuid-Afrika zich zal terugtrekken uit het Internationaal Strafhof of niet, ligt op dit moment bij het parlement en de Zuid-Afrikaanse bevolking.
Als ambassadeur met standplaats Den Haag vertegenwoordigt u de Zuid-Afrikaanse regering niet alleen bilateraal, in het contact met de Nederlandse regering, maar ook multilateraal, binnen maar liefst vier belangrijke internationale organisaties. Naast de eerder genoemde Organisatie voor het verbod op chemische wapens (OPCW) en het Internationaal Strafhof (ICC) zijn dat het Permanent Hof van Arbitrage en de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht, die ook in Den Haag gevestigd zijn. Dat lukt me een hele klus…
Het is inderdaad best een uitdaging om alle ballen in de lucht te houden, vooral door de hybride aard van de werkzaamheden. Onze eerste verantwoordelijkheid ligt op het terrein van het contact met de Nederlandse regering. Maar daarnaast zijn we dus ook betrokken bij die vier internationale organisaties. Gelukkig hoef ik de vergaderingen daarvan niet allemaal zelf bij te wonen. Dat zou onmogelijk zijn! We hebben binnen de ambassade één medewerker die zich op technisch niveau bezighoudt met het werk van de OPCW, en daarnaast een juridisch adviseur die de vergaderingen van al die andere organisaties bijwoont. Ik kom er pas bij als de aanwezigheid van de ambassadeur vereist wordt. Maar uiteraard ben ik, als hoofd van de missie, wel eindverantwoordelijk. Ik sta in voor de kwaliteit van het werk dat we doen en de rapporten die we schrijven. Ik ben de tussenganger tussen de ambassade en het hoofdkantoor, het ministerie van International Relations en Cooperation (DIRCO) in Pretoria.
Met al die verschillende verantwoordelijkheden is Den Haag voor mij als jurist een fascinerende standplaats. Ik vind het juridische werk van al die hoven, de OPCW en de Haagse Conferentie intellectueel stimulerend. En het contact met de Nederlandse regering is verfrissend. Samen zoeken we naar mogelijkheden om de levenskwaliteit van de mensen thuis te verbeteren, bijvoorbeeld door het verbeteren van de handelsrelaties tussen beide landen, het aantrekken van nieuwe investeringen en het stimuleren van uitwisselingsprogramma’s op het gebied van cultuur en onderwijs. Je ziet dat wat wij hier doen, direct effect heeft op de levens van de mensen thuis. Dat geeft veel voldoening.
Het gebouw waarin de Zuid-Afrikaanse ambassade al sinds 1972 gevestigd is, is een Rijksmonument. Het is tussen 1913 en 1915 gebouwd als hoofdkantoor van de Nederlandsch-Indische Spoorweg Maatschappij en is architectuurhistorisch van belang als specimen van de door de Um Achtzehnhundert Bewegung beïnvloede conservatieve bouwstijl uit het tweede decennium van de twintigste eeuw. Een jaar of tien geleden werd gestart met de renovatie van het pand. Maar na een tijdje vielen de werkzaamheden stil. Sindsdien staat het gebouw leeg. De ambassademedewerkers hebben onderdak gevonden in het gebouw van het consulaat, dat naast de ambassade ligt. Wat is er gebeurd?
De renovatie begon inderdaad zo’n tien jaar geleden. Helaas werd er tijdens de werkzaamheden asbest ontdekt. Dat bracht nieuwe kosten met zich mee waar in de oorspronkelijke begroting geen rekening mee was gehouden en die het budget te boven gingen. Nadat er een overeenkomst was bereikt tussen DIRCO, het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken en de aannemer, werd het contract opgezegd.
Sindsdien zijn er verschillende pogingen gedaan het project weer vlot te trekken. Maar de kosten zijn lichtelijk astronomisch, en dit is niet het enige gebouw dat Zuid-Afrika in het buitenland bezit. Het land heeft nog meer overzeese ambassades en residenties, en het is de verantwoordelijkheid van de Zuid-Afrikaanse staat om deze gebouwen te onderhouden en te renoveren. Omdat de Zuid-Afrikaanse overheidsfinanciën op dit moment onder druk staan, hebben we het verzoek gekregen de renovatie in fases aan te pakken. We hebben besloten om te beginnen bij de zolder en de eerste verdieping. Natuurlijk is het verleidelijk om bij de begane grond te beginnen, zodat iedereen direct resultaat kan zien. Maar de zolder is verbonden met het dak en als het dak lekt, wordt het werk dat je op de verdiepingen daaronder doet, meteen weer teniet gedaan. Bij de nieuwe plannen moet er steeds rekening gehouden worden met de kans dat er asbest gevonden wordt. Tot we zeker weten dat al het asbest verwijderd is, kan het gebouw niet worden gebruikt. Het is nog niet duidelijk hoe lang het totale project nog gaat duren. Tegen het einde van het jaar hopen we bericht te ontvangen welk bedrag we voor de werkzaamheden volgend jaar toegewezen krijgen.
Zou het niet voordeliger zijn om het gebouw te verkopen?
Nee. Er zijn geen plannen om het gebouw te verkopen. Zuid-Afrika is deel geworden van de geschiedenis van het gebouw. En het is ook financieel verstandig. Want het gebouw stelt ons in staat om daar bijeenkomsten te houden, zonder dat we elke keer een zaal in een hotel moeten huren als we een evenement willen organiseren. Dus we kunnen kosten besparen door het gebouw te houden.
U zegt dat Zuid-Afrika deel is geworden van de geschiedenis van het gebouw. Wat bedoelt u daarmee?
De Zuid-Afrikaanse ambassade zit hier al bijna vijftig jaar – ook al tijdens de donkere apartheidsjaren. De geschiedenis van het verleden werd hier geschreven. Daarom moet hier ook nieuwe geschiedenis geschreven worden. Ik stel me voor dat de Nederlandse antiapartheidsbeweging vroeger voor de deur van de ambassade demonstreerde. Die geschiedenis willen we niet uitwissen. We willen hem bewaren, met alles wat eraan herinnert, inclusief de foto’s van de betogingen die hier plaatsvonden. We willen tegen onze kinderen en kleinkinderen kunnen zeggen dat dit de plek is waar deze dingen gebeurden. En we willen ook kunnen zeggen dat dit de plek is waar een nieuwe bladzijde in de geschiedenis van ons land is omgeslagen. En dat op dezelfde plaats waar de apartheidsregering zíjn werk deed, er door ónze missie gebouwd is aan de welvaart en de toekomst van ons land.
Zuid-Afrika en Nederland hebben een gedeeld koloniaal verleden. In Zuid-Afrika vormen bijvoorbeeld het Kasteel in Kaapstad en de Nederlandse architectuur rond Kerkplein in Pretoria een dagelijkse herinnering aan dit gedeelde verleden. In Nederland is het fysieke bewijs van de Zuid-Afrikaanse verbintenis minder zichtbaar, in elk geval vergeleken met de gebouwen die getuigen van de koloniale contacten met de Oost en de West. Toch woedt in beide landen de laatste jaren een “beeldenstorm”. In Nederland wordt in dit verband af en toe verwezen naar de zogenaamde Transvaalbuurten met straatnamen die herinneren aan Boerengeneraals. Deze wijken zijn gebouwd rond 1900, toen heel Nederland sympathiseerde met de onafhankelijkheidsstrijd van de Boerenrepublieken. Hoe kijkt u hier tegen aan?
Inderdaad, zowel in Nederland als in Zuid-Afrika hebben we op dit moment te maken met een beeldenstorm. Trouwens, je ziet het in veel andere landen ook gebeuren. Het heeft allemaal te maken met de erfenis van racisme en kolonialisme. Dus Zuid-Afrika en Nederland zijn hierin niet uniek.
In mijn opinie zijn samenlevingen niet statisch en veranderen ook geloofssystemen en waarden de hele tijd. Het is onze taak om die waarden en geloofssystemen te veranderen. Niet door ze kapot te maken, maar door ermee in gesprek te gaan. Het bestaan van deze monumenten – hoe kwetsend ook – vormt een permanente herinnering aan de geschiedenis die achter ons ligt. Ze nodigen ons uit om terug te denken aan een verleden waar we nooit naar terug willen. In zekere zin bieden ze ons de kans om bij onszelf te rade te gaan.
Mensen vergeten de geschiedenis makkelijk als er niets is wat hen daaraan herinnert. Als de geschiedenis alleen vastgelegd is in boeken, zullen alleen mensen die die boeken lezen, ervan af weten. Maar deze monumenten confronteren je ermee. Ze herinneren ons eraan dat we moeten blijven streven naar een inclusieve samenleving en dat we progressieve maatregelen moeten nemen om te voorkomen dat we ooit weer naar zo’n situatie terugkeren.
Ik las ergens dat u alle elf officiële talen van Zuid-Afrika spreekt. Wat is uw moedertaal?
Mijn moedertaal is siSwati, een taal afkomstig uit het koninkrijk Eswatini (voorheen Swaziland), een van de elf officiële talen van Zuid-Afrika.
Hoe goed is uw Afrikaans?
Ik spreek redelijk goed Afrikaans. Toen ik rechten studeerde, was Afrikaans verplicht. In die tijd was Afrikaans nog een van de officiële talen van het hof. Dus ik moest het wel leren. En in veel opzichten ben ik altijd van de taal blijven houden.
Afrikaans is een heel diverse taal geworden. Ondanks het feit dat het de taal van de onderdrukker was, is het met de jaren uitgegroeid tot méér dan de taal van de Afrikaners alleen. Je hoort het ook vaak in de townships. Zelfs de tsotsitaal, de straattaal die daar gesproken wordt, neemt steeds meer Afrikaanse woorden op. Hoewel het politiek geassocieerd wordt met een bitter verleden, was het Afrikaans altijd deel van de lingua franca van ons dagelijkse taalgebruik, zowel in de townships als in de dorpen op het platteland.
Helpt uw kennis van het Afrikaans u om het Nederlands te begrijpen?
Zeker! Het maakt het makkelijk voor me om mijn weg te vinden. De spelling wijkt soms af, maar de klank van het Nederlands lijkt op het Afrikaans.
In februari hebben de Nederlandse Taalunie en de Afrikaanse Taalraad een samenwerkingsovereenkomst getekend. Welke rol ziet u weggelegd voor de ambassade bij deze samenwerking?
Die samenwerkingsovereenkomst is zeer belangrijk. Ik begrijp van hen dat ze erg verheugd zijn over de overeenkomst en vooral over de vele manieren waarop taalkundige samenwerking tussen onze landen kan bijdragen aan de ontwikkeling en bevordering van de inheemse talen in Zuid-Afrika.
Het is interessant dat het Afrikaans in alle opzichten een van de inheemse talen van Zuid-Afrika is geworden. Het is een taal die in bijna alle gemeenschappen voorkomt – waaronder ook in de Khoi- en San-gemeenschappen.
Ik kijk ernaar uit om, zodra het weer kan, de medewerkers van de Taalunie en het Zuid-Afrikahuis te ontmoeten en onze steun en waardering uit te spreken voor dit soort initiatieven.
Zal de ambassade culturele evenementen als het Embassy Festival, Afrovibes en Festival voor het Afrikaans blijven ondersteunen?
Beslist! Cultuur is deel van de opdracht van onze missie. Wat subsidie betreft, moet er een aanvraag ingediend worden bij het Zuid-Afrikaanse ministerie van Kunst en Cultuur. Maar de ambassade wil hierbij een bemiddelende rol spelen. We willen evenementen die een platform bieden om onze talen en culturen meer bekendheid te geven graag ondersteunen. Het ontbreekt Zuid-Afrika niet aan getalenteerde schrijvers, dichters en kunstenaars! We verheugen ons op het moment dat deze evenementen in het post-coronatijdperk hervat kunnen worden. We zullen doorgaan om het schitterende werk van onze mensen met de wereld te delen en via culturele uitwisseling de relatie tussen onze volken te bevorderen.
Wat zijn uw indrukken van Nederland tot nu toe?
Helaas heb ik als gevolg van de coronasituatie nog geen kans gehad om andere delen van het land te verkennen. Mijn ervaring van Nederland, dit jaar, is voornamelijk beperkt tot Den Haag.
Maar over het algemeen zijn mijn indrukken zeer positief. Den Haag doet zijn reputatie van internationale stad van vrede en rechtvaardigheid gestand. Het is een rustige stad, en een fijne plek om kinderen te laten opgroeien. We hebben als gezin nog weinig kans gehad om erop uit te trekken. Maar we merken wel dat deze stad rijk is aan cultuur.
De Nederlanders zijn in mijn ervaring heel vriendelijk. Als ze merken dat je geen Nederlands spreekt, stappen ze snel over naar het Engels en gaat het gesprek heel ontspannen verder. De Nederlanders zijn dus ook vriendelijk tegen mensen uit het buitenland. We genieten met volle teugen van ons verblijf hier.
Je hoort altijd van de fietscultuur in Nederland. Ik heb Nederland in het verleden al een aantal keer bezocht. In mijn vorige leven als directeur-generaal van het ministerie van Sociale Ontwikkeling werkte ik nauw samen met de Sociale Verzekeringsbank hier in Nederland, en ik ben meerdere keren op hun hoofdkantoor in Amsterdam geweest. Daar heb ik al heel wat van die fietscultuur gezien. Nu heb ik de kans om mijn eigen fiets te kopen. Ik verheug me erop om volgende zomer te gaan fietsen. Den Haag ligt ook mooi, dicht bij de duinen en het strand.
Wilt u nog iets anders zeggen?
Door de pandemie heb ik nog weinig gelegenheid gehad om met mijn collega-ambassadeurs kennis te maken, vooral als hun landen geen lid zijn van de OPCW. Het hoort bij het werk van een diplomaat om te netwerken bij sociale gebeurtenissen. Ik hoop dat we als de coronacrisis voorbij is, kunnen terugkeren naar een zekere mate van normaal leven, en dat we elkaar weer kunnen ontmoeten en samen activiteiten kunnen ondernemen. Je hebt gelijk, ik kan niet wachten!
Buro: IG