Nachbarsprache & buurcultuur stimuleert ontmoeting en uitwisseling tussen scholieren uit het grensgebied van Nederland en Duitsland. Voor wie in de grensstreek woont, is het contact tussen Nederland en Duitsland minstens zo belangrijk als de oriëntatie op het Angelsaksische taalgebied die vanuit Den Haag en Hilversum wordt opgelegd, meent Paul Sars, hoogleraar Duitse Taal en Cultuur en Nederland-Duitsland-Studies aan de Radboud Universiteit in Nijmegen.
Het project Nachbarsprache & buurcultuur wordt uitgevoerd in een specifieke regio met een specifieke taalsituatie. Kunt u uitleggen op welke regio het project zich richt, hoe de taalsituatie daar er uitziet en hoe die verschilt of overeenkomt met bijvoorbeeld de taalsituatie in de Randstad of in het grensgebied waar Nederland en Vlaanderen samen komen?
Het project Nachbarsprache & buurcultuur organiseert gezamenlijke leerprocessen van Duitse en Nederlandse scholieren en hun leraren. We werken met schooltandems, bijvoorbeeld: klas 4 van de Gesamtschule uit Kamp-Lintfort (D) en klas 4 van het OBC Huissen (NL) ontmoeten elkaar vier keer in zes maanden, waarbij de scholieren gezamenlijke leerervaringen opdoen. Na een speeddate worden opdrachten gegeven en werken leerlingen samen in gemengde groepen.
Het project is in feite zinvol voor de gehele Nederlands-Duitse grensregio, van Groningen tot Maastricht. In deze eerste fase wordt het project ten uitvoer gelegd in de Euregio Rijn-Waal, die zich uitstrekt van Ede-Arnhem tot Eindhoven aan de Nederlandse en van Düsseldorf-Duisburg tot Emmerich aan de Duitse kant van de grens. Een enorm gebied, met zowel landelijke dorpen als industriële (dichtbevolkte) steden: 5 miljoen inwoners, 550 inwoners per km2, 17 universiteiten en hogescholen en 300.000 bedrijven.
Nederlanders in de Duitse grensregio leerden vroeger vanzelf Duits, met name via de televisie, omdat de antennes geen ruimer bereik hadden dan Nederland 1 en Duitsland 1 en 2. Met de komst van de kabeltelevisie en met de Engels/Amerikaanse oriëntatie van Nederland (vanuit Den Haag en Hilversum) is de blik naar het oosten sluipenderwijs verdwenen. Dat perspectief willen we in de grensregio veranderen. Het gaat er dan niet om dat kinderen en jongeren direct perfect Duits of Nederlands leren, maar om een bredere oriëntatie dan alleen de wereldwijd Amerikaanse, die ook in de Nederlandse media wordt geprefereerd. We volgen daarbij de inzichten van de Europese Commissie, die aandringt op “language awareness” en “plurilingualism”, dus op interculturele communicatieve competenties in de feitelijke leefwereld. In ons geval is dat Nederlands en Duits, maar ook dialect of Turks en Marokkaans, dat wil zeggen: we hebben respect voor deze talen maar proberen scholieren gevoeliger te maken voor de Duitse en Nederlandse taal en cultuur, die op zichzelf natuurlijk ook al gevarieerd zijn: het Ruhrpott-Duits is anders dan standaard ARD- of ZDF-taalgebruik.
Wat zijn de doelstellingen van het project?
Nachbarsprache & buurcultuur beoogt gezamenlijke leerprocessen. De uitwisselingen van Duitse en Nederlandse leerlingen en docenten zijn geen vrijblijvende ontmoetingen, maar leermomenten, gecompliceerde processen van toenadering en wederzijds begrip, ook al voelt het programma door didactische technieken soms lichtvoetig aan. Feit is dat mensen in de ontmoeting vaak meer van elkaar leren dan van hun officiële leraren. Niettemin moet een dergelijk proces nauwgezet worden begeleid door docenten, waarbij wij vanuit de Universiteit Duisburg-Essen en de Radboud Universiteit ondersteuning bieden.
Doelstelling van het project is dat de jonge burgers uit de grensregio’s vroegtijdig leren dat hun perspectief niet ophoudt bij de grens (dat is een 180 graden-perspectief), maar dat ze met gemak een 360 graden-leefwereld kunnen ontwikkelen. En dat perspectief biedt hen enorm veel mogelijkheden om te wonen en te werken, te leren en te recreëren. Een grensregiobewoner uit Nijmegen is eerder in Duisburg (500.000 inwoners) dan in Amsterdam, eerder in Düsseldorf (1,3 miljoen inwoners) dan in Groningen. Dat moet jonge mensen aanspreken wanneer zij hun toekomst bepalen en al vroeg de barrièrewerking van de grens achter zich hebben gelaten.
Hoe wordt het project praktisch vormgegeven?
Het project maakt gebruik van de nabijheid, in alle opzichten: (a) de fysieke nabijheid, die met een reistijd van gemiddeld één uur veelvuldige ontmoetingen mogelijk maakt; (b) de historische en talige nabijheid, dus de overeenkomsten in taal en cultuur, waardoor ook de verschillen des te beter voelbaar zijn en interessant worden voor het zo belangrijke cultuurreflexieve leren; (c) de actuele nabijheid van twee, in feite Europa-minded, landen, waar niettemin vergelijkbare debatten worden gevoerd over vluchtelingen, Europa/Euregio, het beleid ten aanzien van de VS …
Om dit alles bespreekbaar te maken tussen Duitse en Nederlandse scholieren en leraren ontwikkelen we samen met hen onderwijsmateriaal, variërend van memory-spellen (voor de kleintjes) tot foto-opdrachten, quiz-spellen en gezamenlijke excursies (voor de middenbouw) tot en met historische werkschriften voor de bovenbouw. Al ons onderwijsmateriaal is gratis te downloaden via https://www.ru.nl/nachbarsprache-nl/scholen/lesmateriaal/.
Het geheim achter het succes is naast de betrokkenheid van tal van vakdocenten (niet alleen leraren Duits of Nederlands, maar ook docenten geschiedenis of gymnastiek) de inzet van studenten van de betrokken universiteiten. Elke uitwisseling wordt begeleid door onze universitaire studenten, die een brug slaan tussen middelbare scholieren en docenten, maar ook tussen beide talen en culturen. Zij staan als 20-jarigen dicht bij scholieren en laten op voorbeeldige wijze zien dat je “de vreemde taal” kunt spreken, dat je ondanks de nog gebrekkige uitspraak en beperkte kennis van de cultuur toch contact kunt leggen.
Wat is (in deze tijd van globalisme) het belang van een regionale identiteit?
Nederland is welvarend, maar dankt dat – meer dan de regering doorgaans doet voorkomen – vooral aan de samenwerking met Duitsland. Nederland en Duitsland staan met 180 miljard handelsvolume tussen beide landen wereldwijd in de top drie, met onder andere Canada en de VS. Alleen al de handel tussen Rotterdam en Duisburg bedraagt 50 miljard en dat is voelbaar in grensregio’s als Venlo (weg- en treinvervoer) of Nijmegen (scheepvaart via de Waal als drukst bevaren rivier). Den Haag heeft deze grensregio’s jarenlang schromelijk verwaarloosd, maar nu de Brexit de Randstad zou kunnen treffen, lijkt men ook daar ineens meer Duitsland-minded. Bewoners van de grensregio beseffen al veel langer dat de toekomst in het oosten ligt en zijn steeds meer bereid om hun kinderen weer Duits te (laten) leren.
Als ambassadeur voor de Euregio Rijn-Waal verdiep ik me graag in de ontwikkeling van de Europese Euregio’s. Terwijl ik vroeger dacht aan één (grenzenloos) Europa, staat me nu steeds meer een Euregionaal Europa voor ogen, dat door de Europese Unie wordt bestuurd als een bondsrepubliek; maar dit is een persoonlijke visie, die in het project niet aan de orde is. Achterliggende idee is evenwel, dat mensen voor zichzelf en hun kinderen gebieden zoeken om te kunnen wonen en leven, studeren en werken, recreëren en ondernemen. De meeste potentie voor ontwikkeling of vernieuwing ligt in de grensgebieden, omdat daar complementaire verschillen aanwezig zijn: Duitsers zijn geen Nederlanders maar zijn wel in taal, cultuur, gedragingen en preferenties aan elkaar verwant, en ook hun bedrijvigheid toont die complementariteit. Duitsers en Nederlanders maken niet totaal andere producten, maar complementaire goederen: er komen auto’s uit Duitsland en landbouwmachines uit Nederland, zoals er diervoeding uit Duitsland en consumptiegoederen uit Nederland komen op de gezamenlijke markt, waarbij deelproducties soms worden uitgewisseld.
Dit alles moeten jonge mensen in de grensregio vroegtijdig leren inzien: de toekomst ligt niet in de Randstad of Berlijn, maar in de Grensregio. Die moeten we samen ontwikkelen.
Het project is in augustus 2017 voluit van start gegaan. Hoe zijn de eerste ervaringen en hoe ziet de toekomst eruit?
De eerste ervaringen in het project laten zien dat planning en werkelijkheid altijd wrijving geven. Zo is het enthousiasme bij en de deelname van scholen boven verwachting hoog. Maar scholen kunnen om roostertechnische redenen minder vaak uitwisselingen organiseren dan ze zouden wensen en we in onderlinge afstemming aanvankelijk bij de projectaanvraag hebben gepland. We zoeken met de scholen en met onze adviseurs naar praktische oplossingen, zoals meerdaagse uitwisselingen of combinaties van uitwisselingen met al geplande schoolexcursies.
Positief is de ontvangst door andere Duits-Nederlandse Euregio’s en door internationale collega’s van wetenschappelijke instellingen: wat dat betreft hebben we de doelstellingen voor 2020 al bereikt. We worden overstelpt door verzoeken om presentaties (van Maastricht tot Groningen) en aanvragen om ons materiaal te mogen gebruiken; dat staat vrij verkrijgbaar online, zoals de opdracht- en subsidiegevers (Interreg, Bondsland Noordrijn-Westfalen, Provincie Gelderland, Taalunie en beide universiteiten) dat ook van ons eisen.
Wat de toekomst betreft verwachten we veel van met name enkele jonge medewerk(st)ers in het project, die zich bezighouden met de monitoring van de uitwisselingen. Zij bestuderen systematisch de interacties tussen Duitse en Nederlandse leerlingen wanneer die bijvoorbeeld samenwerken aan een schrijfopdracht, of ze onderzoeken de interculturele competenties van bijvoorbeeld docenten bij de uitwisselingen. Daarvan kunnen we aan beide zijden van de grens veel leren. Daarnaast zal voor de toekomst van het project vooral de visie van de scholen, dus van de leerlingen, de docenten en de schoolleiders, van belang zijn. We zijn bijna op de helft, dus het wordt tijd dat we in maart 2019 tussentijds de balans opmaken.
- Kijk voor meer informatie, foto’s en lesmateriaal op https://www.ru.nl/nachbarsprache-nl/.