Vandaag wordt in Zwolle een convenant getekend dat het Nedersaksisch als “wezenlijk, zelfstandig en volwaardig onderdeel van de taal in Nederland” erkent. Hierdoor verbinden de Nederlandse regering (vertegenwoordigd door minister Ollongren van Binnenlandse Zaken) en de provincies Groningen, Drenthe, Friesland, Gelderland en Overijssel zich aan een “inspanningsplicht” om de verschillende varianten van het Nedersaksisch te behouden en het gebruik ervan te stimuleren.
Hét Nedersaksisch bestaat niet. Het is de taalkundige benaming voor een groep dialecten die hoofdzakelijk worden gesproken in Noord- en Oost-Nederland, Noord-Duitsland en Denemarken. Tot het Nedersaksisch behoren onder meer het Gronings, het Twents, het Noord-, Midden- en Zuid-Drents, het Achterhoeks, het Urks, het Stellingwerfs, het Kollumerlands en verschillende Veluwse dialecten. Deze dialecten zijn niet gestandaardiseerd. Aan de ene kant lijkt dat niet te passen bij de grote variëteit aan dialecten. Aan de andere kant strekt het gebied waar sommige dialecten gesproken worden, zich uit naar beide kanten van de Nederlands-Duitse grens. Dat betekent dat bij uniformering óf het Nederlandse óf het Duitse woordbeeld aangehouden zou moeten worden.
Het Nedersaksisch taalgebied / Beeld: André Exeler (publiek domein) via Wikimedia Commons
Het aantal sprekers van het Nedersaksisch is sinds de jaren 1990 sterk achteruitgegaan. Terwijl in 1995 nog 35% van de volwassenen en 7% van de kinderen een Nedersaksisch dialect sprak, was dat in 2011 nog maar 15% en 1%. Ter vergelijking: in 2011 sprak in Limburg 54% van de volwassenen een streektaal en 31% van de kinderen. Gelukkig lijken de Nedersaksische dialecten sinds begin 21e eeuw weer enigszins in de lift te zitten. Ze worden vaker gebruikt in politiek en marketing. Ook het succes van de Twentse cabaretier Herman Finkers en bands die popmuziek in streektaal maken – in 1977 begonnen met “Oerend hard” van de Achterhoekse band Normaal, en later voor wat de Nedersaksische dialecten betreft onder meer voortgezet door de Drentenaar Daniël Lohues en zijn groep Skik – hebben de Nedersaksische streektalen een nieuwe cool-factor gegeven. Op dit moment wordt het aantal sprekers van de verschillende Nedersaksische dialecten in Nederland, Duitsland en Denemarken samen geschat op zo’n 4,8 miljoen.
Skik, “Op fietse” (1997) - Drents
Het Nedersaksisch genoot, samen met het Limburgs, in Nederland al erkenning als streektaal. Het nieuwe convenant verandert niets aan deze positie. Het Nedersaksisch krijgt namelijk niet de status van officiële landstaal naast het Nederlands en het Fries. Het verplicht de lokale overheden niet om diensten in het Nederlands én in dialect aan te bieden. De streektaal wordt geen verplichte voertaal in het onderwijs. En er staat ook niet direct een flinke zak met geld tegenover.
Het belang van het convenant is echter dat hierdoor de status van de Nedersaksische dialecten vergroot wordt. Zoals de teruglopende aantallen dialectsprekers al doen vermoeden, werden de streektalen lange tijd als minderwaardig ten opzichte van het Algemeen Beschaafd Nederlands beschouwd. Ouders waren niet langer bereid om de streektaal aan hun kinderen door te geven, en daarmee dreigde een belangrijke cultuurschat verloren te gaan. De ervaring met het Fries heeft geleerd dat erkenning als officiële taal allerlei bureaucratische rompslomp met zich meebrengt; over alles wordt gesteggeld. De intentieverklaring die aan het convenant ten grondslag ligt, biedt ruimte voor mooie nieuwe initiatieven, bijvoorbeeld op cultuur- en onderwijsgebied, zonder dat je daar heel ingewikkeld over hoeft te doen.
“Duidelijk moet zijn dat Gronings niet staat voor ‘achtergesteld’ of ‘dommigheid’”, zegt Henk Staghouwer, gedeputeerde van de provincie Groningen bijvoorbeeld op RTV Noord. Hij is een van de politici die vandaag het convenant ondertekent. “Nee, het Gronings is een volwaardige taal waarin mensen zich uitdrukken en waar ze zich plezierig bij voelen. De behoefte om er veel geld aan te plakken, is er niet. Het gaat vooral om erkenning en het feit dat je je identiteit mede uit je taal haalt. Daar zien we ook in Groningen fantastische voorbeelden van.”
Buro: IG