Per 1 augustus is het in Nederland verboden gezichtsbedekkende kleding te dragen. Maar hoe moet dit verbod in de praktijk gehandhaafd worden?
Vanaf vandaag, donderdag 1 augustus, is in Nederland de wet “Gedeeltelijk verbod op gezichtsbedekkende kleding” van kracht. Deze wet wordt in de volksmond ook wel het “boerkaverbod” genoemd.
Formeel heeft de wet echter niet alleen betrekking op boerka’s en nikabs, maar ook op andere gezichtsbedekkende kleding, zoals integraalhelmen en bivakmutsen.
In de wet staat dat mensen die met gezichtsbedekkende kleding een openbare ruimte betreden, een boete van maximaal € 415 kunnen krijgen. Het verbod geldt voor onderwijs- en zorginstellingen, overheidsgebouwen en het openbaar vervoer.
Alleen in situaties waarin de gezichtsbedekkende kleding nodig is omwille van veiligheid of gezondheid (bijvoorbeeld bij extreme kou) of voor het uitoefenen van een beroep, kan een uitzondering worden gemaakt. Ook bij feesten en andere evenementen (denk aan een gemaskerd bal) kan een oogje worden dichtgeknepen.
Op straat geldt het boerkaverbod nog niet. Maar de politie kan op straat iemand wel vragen om de gezichtsbedekking te verwijderen zodat hij of zij geïdentificeerd kan worden.
Nederland is niet het eerste land met dergelijke wetgeving. Onder meer Italië, Frankrijk, België, Denemarken, Zwitserland en Bulgarije gingen al voor.
In Nederland was het de rechts-populistische politica Rita Verdonk die in 2006 voor het eerst voor een boerkaverbod pleitte.
Ook PVV-politicus Geert Wilders, met zijn persoonlijke vendetta tegen wat hij de “islamisering” van Nederland noemt, heeft lang voor een boerkaverbod geijverd. Uiteindelijk werd de wet in juni 2018 aangenomen. Het was de bedoeling dat de wet al per 1 juli zou ingaan, maar na een vraag uit het onderwijsveld is dit moment een maand uitgesteld; het zou raar zijn geweest om het verbod tegen het einde van een lopend schooljaar door te voeren.
Het idee achter de wet is dat gezichtsbedekking kleding een belemmering vormt voor identificatie en communicatie (“herkennen en aankijken”).
Een boerka is een kledingstuk dat door sommige islamitische vrouwen wordt gedragen. Een boerka bedekt het hele lichaam, en ook het gezicht van de vrouw is volledig bedekt; zij kan slechts door een gaasje voor haar ogen kijken. Een nikab is een sluier die niet vastzit aan de rest van de kleding, en die de ogen vrijlaat.
Een boerka of een nikab worden vaak beschouwd als een teken van onderdrukking van de vrouw. In Aghanistan was het dragen van een boerka onder het bewind van de Taliban bijvoorbeeld verplicht.
In Nederland kiezen moslima’s er echter vanuit hun geloofsovertuiging bewust voor om deze kleding te dragen. Mensenrechtenorganisatie Amnesty International ziet het boerkaverbod dan ook als een beperking op de vrijheid van godsdienst.
De invoering van de wet past binnen het gepolariseerde klimaat en de angstcultuur die zijn ontstaan na de aanslag van “9/11” en de door moslimextremisme geïnspireerde aanslagen in de jaren daarna.
Volgens Amnesty International is er in Nederland en de omringende landen de afgelopen jaren echter niets gebleken van problemen met gezichtssluiers.
Naar schatting zijn er in Nederland, een land met 17 miljoen inwoners, slechts 200-400 vrouwen die een boerka of een nikab dragen. De reële dreiging die van deze groep uitgaat, lijkt dus beperkt. Daarom wordt er wel gesproken van symboolpolitiek, gericht tegen moslims.
Het is nog onduidelijk hoe het boerkaverbod vanaf vandaag in Nederland gehandhaafd zal worden. Wanneer een vrouw met een boerka of een nikab een trein, metro, tram of bus betreedt, mag de conducteur haar bijvoorbeeld slechts vragen om haar gezichtsbedekking te verwijderen of, als ze dit niet wil doen, het voertuig te verlaten. Als de vrouw zou weigeren, zou de conducteur de hulp van de politie in moeten roepen.
De politie heeft al aangegeven dat zij het niet ziet zitten om achter een bus of tram aan te rijden om een boete uit te schrijven aan een vrouw in een boerka.
De openbaarvervoerbedrijven zijn op hun beurt niet bereid om deze reden een voertuig stil te zetten, omdat ze de dienstregeling daardoor verstoord wordt en de andere passagiers benadeeld worden.
Verschillende zorginstellingen, waaronder de academische ziekenhuizen, hebben al aangegeven dat ze niet bereid zijn om het boerkaverbod te handhaven, omdat ze bang zijn dat de vrouwen in dat geval noodzakelijke zorg zullen gaan vermijden.
Overigens is gezichtsbedekkende kleding wel toegestaan in kamers in zorginstellingen waar patiënten langere tijd verblijven, zoals verpleeghuizen en instellingen voor palliatieve zorg. De overheid ziet deze kamers als privéruimtes waar mensen wonen.
Femke Halsema, de burgemeester van Amsterdam, gaf in 2018 al aan dat de Amsterdamse politie het boerkaverbod niet zal handhaven. Wat Halsema betreft, kan de politie haar tijd en beperkte middelen beter stoppen in het bestrijden van een echt probleem: de georganiseerde misdaad.
Deze opmerking heeft Halsema felle kritiek opgeleverd vanuit politiek Den Haag. Halsema zou zich daarmee boven de wet hebben geplaatst. Maar haar collega-burgemeesters van de andere grote steden lijken handhaving eveneens problematisch te vinden.
Het lijkt er op dat de overheid kiest voor een “de-escalerende” aanpak: handhaven mag, maar hoeft niet. Door een gedoogbeleid te voeren dreigt een onduidelijke situatie ontstaan – tot ongenoegen van de voorstanders van de wet.
Op sociale media circuleert informatie dat ook gewone burgers dragers van gezichtsbedekkende kleding aan zouden mogen houden als iemand zou weigeren die kleding te verwijderen en zich bekend te maken.
Bij zo’n “burgerarrest” zou iemand een vrouw in een boerka bijvoorbeeld tegen de grond mogen drukken tot ze door de politie kan worden overgenomen. De angst bestaat dat mensen voor eigen rechter gaan spelen.
De vraag is ook waarom bezorgde burgers juist een burgerarrest zouden willen toepassen zodra ze een vrouw in boerka zien, en niet bij andere wetsovertredingen zoals het roken van een joint of het gebruik van een mobiele telefoon op de fiets.
De invoering van deze nieuwe wet kan tot sociale isolatie van moslima’s leiden, als zij zich niet meer vrij voelen om hun kinderen naar school te brengen, naar het ziekenhuis te gaan of met het openbaar vervoer te reizen. Dan begint de onderdrukking pas echt.
Het ten uitvoer brengen van de nieuwe wet zal dan ook nog heel wat voeten in de aarde hebben.