Sommige werken van Hollandse meesters kennen we in het Westen alleen van plaatjes. De Russische tsaren waren dol op schilderijen uit de Gouden Eeuw en lieten ze, soms met honderden tegelijk, naar Sint-Petersburg brengen. Velen van ons kunnen er slechts van dromen de Russische Hermitage ooit zelf te bezoeken. Daarom is het fantastisch dat een deel van de collectie uit dit museum nu in Amsterdam te zien is.
De Hermitage Amsterdam is een bijzonder museum. Het is gevestigd in een groot gebouw aan de Amstel, dat in de zeventiende eeuw dienstdeed als tehuis voor armlastige oude vrouwen ofwel “besjeshuis”. Verschillende ruimtes, zoals de Regentessenkamer, de kerkzaal en de oude keuken, herinneren nog aan deze oorspronkelijke functie. Hoewel het gebouw later ook gebruikt werd voor officiële feesten en ontvangsten – in dié hoedanigheid werd het onder meer bezocht door leden van het Nederlandse koningshuis en Sir Winston Churchill – zijn de laatste bewoners pas in 2007 overgeplaatst naar andere instellingen.
Inmiddels was Ernst Veen, toen directeur van De Nieuwe Kerk in Amsterdam, op het idee gekomen om in dit grote classicistische gebouw een dependance te beginnen van de Hermitage in Sint-Petersburg. De Russische Hermitage bezit zo’n 3,5 miljoen objecten; een deel daarvan is te zien in de open opstelling, maar daarnaast bevinden zich nog vele prachtige voorwerpen in de depots. Zou je een keuze daaruit niet af en toe naar Nederland kunnen halen? Na een twee jaar durende verbouwing heropende het voormalige “besjeshuis” in 2009 zijn deuren als een fris, modern museum. Wat het museum bijzonder maakt, is dat de Hermitage, in tegenstelling tot veel andere Nederlandse musea, particulier initiatief is. Een enorm waagstuk dus! Er is in de Amsterdamse Hermitage afgelopen jaren al zoveel moois te zien geweest, dat je alleen maar dankbaar kunt zijn voor Veens visionaire blik en de moed waarmee dit project is aangepakt.
Tot en met 27 mei is in de Amsterdamse Hermitage de tentoonstelling Hollandse meesters uit de Hermitage, oogappels van de Tsaren te zien. Binnen de duizelingwekkend omvangrijke en veelzijdige collectie van de Russische Hermitage behoort de verzameling schilderijen van oude Hollandse meesters – schilders uit de Gouden Eeuw van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden – tot de hoogtepunten. Met ruim 1500 schilderijen bezit de Russische Hermitage de grootste verzameling Hollandse schilderkunst buiten Nederland. Daarom wekt het enige verbazing dat de Amsterdamse Hermitage er nu pas – dit is al de vijftiende expositie! – een tentoonstelling aan wijdt. En het is opwindend, want de meeste schilderijen zijn sinds ze werden aangekocht door buitenlandse verzamelaars, nooit meer in Nederland terug geweest.
Voor de Russische tsaren speelde geld geen rol
De tentoonstelling bestaat uit drieënzestig werken van vijftig schilders. Van Rembrandt hangen er maar liefst zes werken, waaronder wereldberoemde schilderijen als Jonge vrouw met oorbellen en Flora. Ook de andere grote meesters zijn tegenwoordig, zoals Frans Hals, Jacob van Ruisdael en Jan van Goyen. Daarnaast is er op de tentoonstelling plaats ingeruimd voor het werk van minder bekende zeventiende-eeuwse schilders. Al die portretten, historiestukken, Bijbelse taferelen, landschappen, stillevens, kerkinterieurs en zeegezichten samen doordringen de bezoeker van de veelzijdigheid van de Hollandse schilderkunst uit de Gouden Eeuw.
Dat de schilderkunst in de Noordelijke Nederlanden in de zeventiende eeuw zo’n hoge vlucht kon nemen, heeft alles te maken met de welvaart in die tijd. Rijke patriciërs hingen hun huis vol schilderijen, tot in de keuken toe. Om aan de grote vraag te voldoen, werden er miljoenen schilderijen vervaardigd. De ateliers van beroemde schilders waren een soort fabrieken. Schilderen werd nog als ambacht gezien, en niet als kunst.
In de tweede helft van de achttiende eeuw raakte de Hollandse schilderkunst steeds meer in trek, niet alleen in West-Europa, maar ook in Rusland. Dat laatste was te danken aan tsaar Peter de Grote. Eind zeventiende eeuw bracht Peter I incognito enkele maanden in de Republiek door om zich te verdiepen in moderne technieken. Hij zou onder meer schepen leren bouwen, doodskisten timmeren, tanden trekken, papier scheppen en zijde spinnen. In deze periode raakte hij onder de indruk van de Hollandse schilderkunst. In de jaren erna zou hij via zijn agenten honderden schilderijen aankopen. Zo kocht hij in 1716 voor 80 gulden Het afscheid van David en Jonathan, het eerste schilderij van Rembrandt dat naar Rusland zou vertrekken.
Tsaar Peters aankopen waren echter nog bescheiden vergeleken met de “gulzigheid” van Catharina de Grote. Catharina wilde zichzelf profileren als een verlicht vorst, onder meer door de bouw van een reusachtige kunstgalerij naast het Winterpaleis in Sint-Petersburg. Ze gaf haar agenten, vaak diplomaten, opdracht om in West-Europa complete kunstcollecties op te kopen, soms met honderden tegelijk, en ze was bereid er goed voor te betalen. Zo kwam ze onder meer ook in het bezit van misschien wel Rembrandts bekendste en meest geliefde schilderij in de collectie van de Russische Hermitage, De terugkeer van de verloren zoon.
Een van Catharina’s aankopen leidde tot een gevoelig verlies. In oktober 1771 leed het schip Vrouw Maria, dat met 27 schilderijen van onder meer Paulus Potter en Gerard Dou onderweg was naar Sint-Petersburg, schipbreuk voor de Finse kust. Voor Catharina betekende het ook een financiële terugslag: alleen voor het schilderij van Gerard Dou had ze al zo’n 14.100 gulden betaald.
Haar opvolgers Paul I, Alexander I en Nicolaas I bleven kunst aankopen, ook van de Hollandse meesters, maar ze gingen meer gematigd te werk dan Peter en Catharina. In de loop der jaren raakte het gebruikelijker om kunstverzamelingen open te stellen voor publiek. Dit leidde tot de bouw van de Sint-Petersburgse Hermitage zoals we die nu kennen, met eigen zalen voor de Rembrandts en andere schilderijen uit de Lage Landen. De Russische Revolutie bracht de ontwikkeling van de Hermitage abrupt tot stilstand. Rond 1930 probeerde de Sovjetregering een deel van de collectie in het Westen van de hand te doen om Westerse valuta te bemachtigen. Het is te danken aan de economische crisis die in die jaren de hele wereld in zijn greep hield, dat er niet veel meer werken uit de collectie van de Hermitage – en daarmee mogelijk ook uit het openbare kunstbezit – zijn verdwenen.
Rembrandt onovertroffen
De tentoonstelling “Hollandse meesters uit de Hermitage, oogappels van de tsaren” is deels chronologisch, deels thematisch of per stroming geordend. Het absolute hoogtepunt is de wand waar een aantal schilderijen van Rembrandt naast elkaar hangen. De aanblik laat je beseffen waarom Rembrandt als de grootste schilder van zijn tijd en een van de grootste schilders uit de geschiedenis beschouwd wordt. Zijn schilderijen bezitten een aandacht voor detail, een intimiteit en psychologische diepte die je bij weinig andere schilders terugvindt.
Als onderdeel van de tentoonstelling wordt een fragment gespeeld uit de documentaireserie Passie voor de Hermitage (2009). Dit gedeelte gaat over de vernieling en restauratie van Rembrandts Danaë. In 1985 gooide een psychiatrische patiënt zwavelzuur over het schilderij en bewerkte het met een mes. Het zou tot 1997 duren voor de restauratie voltooid was. Dit schilderij ontbreekt op de tentoonstelling, evenals – en dát is teleurstellend – dat andere geliefde werk van Rembrandt uit de collectie van de Russische Hermitage, De terugkeer van de Verloren Zoon. Misschien kan de Hermitage Amsterdam in de toekomst een tentoonstelling organiseren waar juist Rembrandts Verloren Zoon – de inspiratiebron voor het veelgelezen boek Eindelijk thuis van theoloog Henri Nouwen – centraal staat.
Verrassend zijn de metershoge porseleinen vazen met kopieën van schilderijen van Hollandse meesters erop, zoals Straf van een jager van Paulus Potter. Dergelijke vazen waren begin negentiende eeuw in heel Europa een ware rage. Wat de Russische vazen uniek maakt, is hun formaat. Ze werden gebruikt om paleisinterieurs op te fleuren en deden het ook goed als diplomatiek geschenk.
De tentoonstelling wordt onder meer aangevuld met een stamboom van meesters en leerlingen, en een plattegrond van Amsterdam waarop aangeduid staat waar de verschillende schilders woonden en werkten. Via de audiotour voorzien kunsthistoricus Jan Six – afstammeling van de gelijknamige vriend en mecenas van Rembrandt – en historicus Geert Mak de schilderijen op deskundige en aangename wijze van commentaar.
Zorgwekkend is dat de Hermitage, net als bij eerdere tentoonstellingen, opnieuw ten onder dreigt te gaan aan het eigen succes. Ondanks de mogelijkheid om vooraf online entreekaarten te kopen voor een bepaalde tijdgleuf, is het erg druk. Vooral in de kleinere zalen heb je als bezoeker het gevoel in een fuik te lopen. Daardoor is het niet alleen bijna onmogelijk om nog te genieten van alles wat er geboden wordt. Het roept ook vragen op over de veiligheid, zowel van de kunstwerken als de bezoekers. Regulering van de bezoekersstroom – niet alleen op papier, maar ook in werkelijkheid – is een punt waar het museumbestuur meer aandacht aan moet besteden.
Hollandse meesters uit de Hermitage, oogappels van de tsaren. T/m 27 mei te zien in de Hermitage Amsterdam, Amstel 51, Amsterdam. Klik hier voor meer informatie. |
Buro: IG