Ieder voorjaar wordt het Frans Halsmuseum in Haarlem opgeluisterd met schitterende bloemstukken. Dit evenement, dat nu alweer voor de dertigste keer wordt gehouden, valt samen met het jaarlijkse bloemencorso.
Het herinnert ook aan die korte periode in de zeventiende eeuw toen Haarlem het centrum was van de zogenaamde “tulpengekte”, de eerste uitvoerig beschreven economische “bubbel” in de wereldgeschiedenis.
De tulp is hét symbool van Nederland. Van half maart tot half mei staan de bollenvelden in bloei en verandert een deel van het land in een bontgekleurde lappendeken. Eerst komen de krokussen uit, dan de narcissen en de hyacinten en ten slotte, vanaf midden april tot de eerste week van mei, de tulpen.
..................
“Tulpen komen oorspronkelijk uit Turkije. Eind zestiende eeuw brachten reizigers voor het eerst tulpenbollen uit het Ottomaanse Rijk mee naar West-Europa.”
..................
Het bekendst zijn de bollenvelden langs de kust, van Alkmaar in het noorden via Leiden tot Den Haag in het zuiden. Vlakbij Leiden, in het dorpje Lisse, ligt de Keukenhof, een uitgestrekt park waar iedere lente meer dan 7 miljoen bloembollen tot bloei komen. Overigens liggen de meeste tulpenboerderijen vandaag de dag in een gebied dat nog nauwelijks bekend is om zijn bloemenpracht: de Noordoostpolder.
Windhandel
Tulpen komen oorspronkelijk uit Turkije. Eind zestiende eeuw brachten reizigers voor het eerst tulpenbollen uit het Ottomaanse Rijk mee naar West-Europa. De Republiek der Nederlanden beleefde toen zijn Gouden Eeuw, en de rijke burgers uit die tijd waren bereid veel geld neer te leggen voor tulpenbollen voor hun buitenplaatsen of de tuinen bij hun grachtenpanden.
Al snel schoten de prijzen omhoog. Eén tulpenbol kon even veel waard zijn als een Amsterdams grachtenpand of een aardig landgoed buiten de stad. Iedereen probeerde een graantje mee te pikken. Gewiekste zakenlieden begonnen in het voorjaar, als de tulpen in bloei stonden, handel te drijven met bollen die nog in de grond zaten en die pas in de nazomer gerooid konden worden.
De “tulpengekte” – of “tulpenwoede”, “bollengekte” of “bollenrazernij”, zoals deze rage ook wel genoemd werd – bereikte tussen 1634 en 1637 zijn hoogtepunt. Intussen ontstond er echter ook weerstand, omdat veel burgers speculeren als een vorm van gokken zagen, en dus als zonde. Er werd zelfs gedacht dat de pestepidemie die in die tijd door de Republiek waarde, Gods straf was voor de tulpenhandel!
Aan de tulpenmanie kwam echter van de ene op de andere dag een einde. Op 3 februari 1637 bleef een verkoper in Haarlem opeens met een partij bollen zitten. Twee dagen later werden er op een veiling in Alkmaar nog wel recordprijzen gehaald. Maar een week later kelderden de prijzen. Toen bleek dat veel verkopers bollen die ze niet in hun bezit hadden, hadden verkocht aan kopers die ze niet konden betalen.
De tulpenmanie uit de zeventiende eeuw is de boeken ingegaan als de eerste uitvoerig gedocumenteerde economische “bubbel”, een episode die wel wordt vergeleken met de beurskrach van 1929, de internetzeepbel uit de jaren negentig, de kredietcrisis van 2008 en de handel in bitcoins nu.
Gelukkig is het met de tulpenhandel in Nederland, nadat de prijzen waren genormaliseerd, helemaal goed gekomen. Er worden in Nederland momenteel zo’n 2 miljard tulpen per jaar verbouwd. Negentig procent daarvan is bestemd voor de export.
Museum in bloei
Het Frans Halsmuseum is, naast het Teylersmuseum, een van de twee Haarlemse musea die iedere toerist moet bezoeken. In 2018 is een fusieproces ingezet, bedoeld om de twee locaties van het Frans Halsmuseum – het museum voor oude kunst aan het Groot Heiligland en het museum voor moderne kunst op de Grote Markt – meer te integreren. Voor trouwe bezoekers is het museum voor oude kunst aan het Groot Heiligland (‘locatie Hof’) echter nog steeds het enige échte Frans Halsmuseum.
Dit museum is gevestigd in het gebouw van het zeventiende-eeuwse Oudemannenhuis (later: Burgerweeshuis), met een prachtige binnentuin, authentieke betegelde gangen, glas-in-loodramen, kroonluchters, leren muurbekleedsel, zware houten balken en glimmend marmer. Het museum beschikt over een indrukwekkende collectie schilderijen uit de middeleeuwen en de Gouden Eeuw, vooral gefocust op werk van Haarlemse schilders.
De beroemdste is natuurlijk Frans Hals, een voor zijn tijd zeer vooruitstrevende schilder die grote invloed heeft gehad op de generaties die na hem kwamen. Andere belangrijke zeventiende-eeuwse schilders die in het Frans Halsmuseum vertegenwoordigd zijn, zijn onder meer Jan van Goyen, Salomon van Ruysdael, Jacob van Ruisdael, Pieter Saenredam, Adriaen Brouwer en Judith Leyster.
Het evenement “Museum in bloei” duurt dit jaar van 23 maart tot en met 2 juni. Deze periode is in twee tijdvakken verdeeld. Tot en met 28 april zijn nog de creaties van bloemstyliste Vibeke Struben en haar team te zien, daarna nemen bloemsierkunstenaar Paul Wijkmeijer en zijn team het stokje over.
De makers laten zich inspireren door het interieur van de ruimte waarin het bloemstuk komt te staan. Voor de bloemstukken worden vaak bijzondere vazen uit de collectie van het museum gebruikt, maar er wordt ook wel eens gekozen voor een spannend eigentijds ontwerp.
Het (oude) Frans Halsmuseum is altijd een bezoek waard. Maar in het voorjaar des te meer!
..................
Klik hier voor de website van het Frans Halsmuseum.
..................
Voor wie maar geen genoeg van al die tulpen kan krijgen:
Keukenhof (Lisse); Hortus Bulborum (Limmen); Tulpenfestival (Noordoostpolder);
Tulpfestival (Amsterdam); Tulpenmuseum (Amsterdam).
..................
- Foto’s: Elize Zorgman
- Tekst: Ingrid Glorie
Lees ook
Buro: IG