De Vrije Universiteit Amsterdam begon in 2009 met een programma van vijf speciale leerstoelen: de Desmond Tutu-leerstoelen. Ondertussen zijn er meer. Volgens de wens van de naamgever, de Zuid-Afrikaanse aartsbisschop-emeritus en Nobelprijswinnaar Desmond Tutu, zouden de hoogleraren die deze leerstoelen bekleden zich bezig houden met thema’s die “the Arch” na aan het hart liggen: jeugd, sport en verzoening. Ondertussen is ook deze thematische beperking losgelaten.
Een van de Tutu-hoogleraren is de Vlaming Eddy Van der Borght, die zich bezighoudt met systematische theologie en oecumenisch onderzoek. Naast zijn werk aan de VU is Van der Borght ook buitengewoon hoogleraar aan de Universiteit van Stellenbosch en navorsingsgenoot aan de Universiteit van de Vrijstaat.
“Als oecumenisch theoloog kijk ik vooral naar confessionele verschillen tussen theologische tradities en hoe je die kunt overbruggen”, legt Van der Borght uit.
“Met de jaren ben ik tot het inzicht gekomen dat er achter die formele verschillen allerlei sociaal-culturele verschillen schuilgaan. En die worden nauwelijks gethematiseerd; er is zeer weinig theologische reflectie over. Dat vind ik erg problematisch, en ik wil de tijd die mij als wetenschapper nog rest, gebruiken om dat op de kaart te zetten.”
Van der Borght geeft het voorbeeld van een claim die vaak gehoord wordt in de kringen rond de PVV en Forum voor Democratie, dat Nederland een joods-christelijke identiteit zou hebben.
............
“Van der Borght waarschuwt er echter voor dat het belang van een deze gereformeerde kerken, die vanuit Nederlands perspectief natuurlijk vreemd bekend lijken, binnen de context van het hedendaagse Zuid-Afrika niet overschat moet worden.”
............
“Daar willen ze eigenlijk mee zeggen: moslims horen hier niet thuis. Ik vrees dat veel christenen vatbaar zijn voor dit discours, omdat ze niet beseffen hoezeer het samenhangt met sociaal-culturele factoren. Of neem de evangelical Christians in de Verenigde Staten. Die evangelical theologie is een typisch Amerikaanse vorm van protestantisme, met een missiegedachte die stoelt op vrijemarktdenken en ondernemerschap. Op dezelfde manier zijn de Orthodoxe theologie van Centraal en Oost-Europa en de Oriëntaals-Orthodoxe theologie van de Koptisch Kerk ook in een specifieke context ontstaan. Dat leidt tot eigen accenten in de manier waarop die Kerken omgaan met het evangelie. Die onderlinge verschillen raken soms een beetje versteend, verhard, en dan zie je dat die verschillen tegen elkaar gebruikt worden wanneer er spanningen ontstaan. Er wordt over theologische concepten nog te veel in abstracto gedacht. Je moet je altijd afvragen: waaróm zeggen mensen dat, waar komt dat vandaan? Kijk naar de historisch context; dan kun je het plaatsen. Het abstraheren van confessionele inhoud en die losmaken van de sociaal-culturele context, is heel gevaarlijk.”
Godsdienst en politiek, toen en nu
Zuid-Afrika, met al zijn verschillende geloofsgemeenschappen, is voor Van der Borght natuurlijk een bijzonder interessant land. Voor zijn eigen onderzoek beperkt hij zich tot groepen met een in schrift vastgelegde traditie. Daardoor vallen de Afrikagodsdiensten met hun orale tradities en ook een relatief nieuwe religieuze beweging als de Zion Christian Church (ZCC) buiten zijn werkterrein.
Van der Borght is zelf van gereformeerde huize. Ook gezien zijn verbintenis met de VU, de universiteit van Abraham Kuyper, is het niet verwonderlijk dat hij goed op de hoogte is met discussies die gevoerd worden binnen de Nederduits Gereformeerde Kerk (NGK) en de Dopperkerk. Gevraagd naar de laatste stand van zaken rond het schulddebat (heeft de NGK nu al “sorry” gezegd voor de steun aan de apartheid?), neemt hij de luisteraar moeiteloos mee op een reis door de geschiedenis, langs Sharpeville, Cottesloe en Belhar, en de rol van figuren als Beyers Naudé en Allan Boesak.
Van der Borght waarschuwt er echter voor dat het belang van een deze gereformeerde kerken, die vanuit Nederlands perspectief natuurlijk vreemd bekend lijken, binnen de context van het hedendaagse Zuid-Afrika niet overschat moet worden. Sinds het einde van de apartheid is de invloed van de Anglicaanse Kerk in de samenleving groter geworden, en dat geldt misschien nog sterker voor de Methodistische Kerk.
“De methodisten hebben veel invloed binnen het ANC. Wat tot gevolg heeft dat er bij de methodisten een sterke tendens bestaat om in de lijn van het ANC te blijven en niet voldoende kritische afstand te bewaren. Zoals in de apartheidsjaren ook bij de NGK gebeurde, die via de Broederbond enzovoorts aan handen en voeten gebonden was aan de Nasionale Party.”
Samen verder
Desmond Tutu, naar wie de leerstoelen aan de VU vernoemd zijn, is volgens Van der Borght geen academisch systematisch theoloog. Maar wel een charismatische leider en een man met “lef”. Als voorzitter van de Waarheids- en Verzoeningscommissie (WVC) had Tutu grote invloed op de koers van de commissie. Het was Tutu die wilde dat elke zitting moest beginnen met gebed. En het was Tutu die vanuit zijn christelijke gedachtegoed aandrong op vergeving als voorwaarde voor verzoening.
............
“Wat het ANC betreft, had het onderzoek van de WVC alleen over de apartheid als structureel onrecht moeten gaan. In plaats daarvan had de commissie gekeken naar individuele mensenrechtenschendingen aan beide kanten.” – Eddy Van der Borght
............
“Het begrip ‘ubuntu’ kwam al voor in de preambule bij de tijdelijke grondwet van 1993”, zegt Van der Borght. “Het is een tribaal concept. Maar je kunt je de werking daarvan ook wel voorstellen als je denkt aan een kleine gemeenschap, ergens in een dorp op het platteland. Als iemand een overtreding begaan heeft, is de juridische manier om daarmee om te gaan, dat die persoon gestraft wordt. Maar in zo’n dorp is het idee: we moeten met elkaar verder. Met een gemeenschap gaat het pas goed als iemand waar iets mee is, zijn plaats in de gemeenschap terugkrijgt. Gebeurt dat niet, dan is dat ontwrichtend voor de hele gemeenschap. Wij hier in het Westen denken individualistisch, maar Afrikaanse traditionele gemeenschappen denken vanuit die gemeenschap. Tutu breidde dat uit naar heel Zuid-Afrika als nationale gemeenschap. En je kunt wel stellen dat hij dat tribale concept universeel opgerekt heeft.”
En toen werd het stil
Dankzij de WVC kon de waarheid over de mensenrechtenschendingen tijdens de apartheidsjaren aan het licht komen en konden de verhalen van de slachtoffers worden gehoord. Het is echter teleurstellend dat er nauwelijks iets met de bevindingen van de commissie is gedaan.
“Een van mijn PhD-studenten heeft Tutu een paar jaar geleden gevraagd wat hij daar zelf van vond”, vertelt Van der Borght.
“Hij zei dat je dat dat hele idee van een ‘rainbow nation’ binnen de context van zijn tijd moest zien. Tutu is degene die zich vanaf 2010 consequent kritisch heeft uitgelaten over het ANC. Toen Zuma aan het bewind was, zei Tutu dat hij niet meer op het ANC zou stemmen. In die jaren nam Tutu afstand van de partij. Anders dan vele leiders van de Methodistische Kerk. Die bleven in een ANC-discours zitten, tot op de dag van vandaag. Maar Tutu is de sociale issues blijven benoemen. Bij hem gaat het altijd om rechtvaardigheid.”
............
“Van der Borght is zich natuurlijk bewust van de onvrede onder Zuid-Afrikaanse jongeren, die vinden dat het hele idee van de regenboognatie een leugen is geweest, waardoor de sociale ongelijkheid uit de apartheidsjaren kon blijven bestaan en de kloof tussen arm en rijk alleen maar is verdiept.”
............
Om te begrijpen waarom er zo weinig met de bevindingen van de WVC is gedaan, moeten we volgens Van der Borght terug naar de periode toen het idee voor zo’n commissie zijn beslag kreeg.
“Vanaf het einde van de Koude Oorlog en de val van de Muur eind 1989 volgden de gebeurtenissen elkaar in snel tempo op”, vertelt hij.
“In januari 1990 hield De Klerk zijn toespraak waarin hij aankondigde dat de apartheid opgeheven werd, verboden politieke partijen weer toegelaten werden en Mandela en de andere politieke gevangen vrijgelaten zouden worden. Vanaf dat moment moeten de voormalige tegenstanders het met elkaar gaan rooien, en dat heeft dan ook die gevaarlijke periode opgeleverd tussen 1990 en 1994, toen het land op de rand van een burgeroorlog verkeerde. Toen in 1993 de voorlopige grondwet klaar was, weigerde de Nasionale Party om te tekenen. De witte leiders waren bang dat er een bijltjesdag, een afrekening, zou komen. Maar intussen had het ANC een intern onderzoek laten doen over de misstanden in de ANC-kampen in de frontlijnstaten. Sommigen vonden dat dat nou eenmaal bij de strijd hoorde, maar anderen vonden dat de schuldigen gestraft moesten worden. Zo ontstond het idee voor een verzoeningsconcept, waarbij de slachtoffers hun verhaal kunnen doen over het leed dat hen is aangedaan en de daders vertellen wat ze hadden gedaan (‘truth-telling’). De daders zouden dan amnesty kunnen vragen. Toen de Nasionale Party weigerde om te tekenen, werd dat model van een waarheidscommissie naar voren geschoven.”
“Maar toen het rapport van de commissie klaar was, was het het ANC dat via de rechtbank geprobeerd heeft om publicatie van het rapport tegen te houden. Wat het ANC betreft, had het onderzoek van de WVC alleen over de apartheid als structureel onrecht moeten gaan. In plaats daarvan had de commissie gekeken naar individuele mensenrechtenschendingen aan beide kanten. Het ANC vond dat niet eerlijk, en daarom is de partij nooit ten volle meegegaan in het hele discours. Dus ik denk dat het feit dat het onderzoek nooit echt een vervolg heeft gekregen, grotendeels de verantwoordelijkheid van het ANC onder Thabo Mbeki was.”
Eerste in zijn soort
Van der Borght is zich natuurlijk bewust van de onvrede onder Zuid-Afrikaanse jongeren, die vinden dat het hele idee van de regenboognatie een leugen is geweest, waardoor de sociale ongelijkheid uit de apartheidsjaren kon blijven bestaan en de kloof tussen arm en rijk alleen maar is verdiept. In de ogen van deze bornfrees waren Mandela en Tutu sell-outs, verraders.
Toch is Van der Borght ervan overtuigd dat de Zuid-Afrikaanse Waarheids- en Verzoeningscommissie een goed concept was.
“Inmiddels zijn we gewend aan het beeld van zo’n waarheidscommissie. Maar destijds was er weinig zicht op hoe je verder moest na conflictsituaties. In Europa hadden we na de Tweede Wereldoorlog het Neurenbergtribunaal, waar de kopstukken van nazi-Duitsland berecht werden. Daar kun je kanttekeningen bij plaatsen. Maar dat was overwinnaarsgerechtigheid. In Zuid-Afrika was er een akkoord getekend zonder winnaars en verliezers. De WVC is op het gebied van transitional justice nog steeds het voorbeeld bij uitstek.”
Buro: IG