Tweespraak met Marlene van Niekerk: "Ik vind het opwindend dat Afrikaans in al zijn variaties steeds meer wordt gepubliceerd, het brengt niet alleen een talige verrijking maar ook een morele rechtstelling"

  • 0

In het intercontinentaal gesprek tussen Afrikaanse en Nederlandse literatuur bekleedt Marlene van Niekerk een prominente plaats. Het werk van Van Niekerk circuleert overwegend in Afrikaans, Nederlands en Engels, en is daarnaast vertaald in wel meer talen (Duits, Frans, Italiaans, Noors, Zweeds). Over Die sneeuwslaper (vertaald als De sneeuwslaper) is eerder opgemerkt door Louise Viljoen in Filter. Tijdschrift over vertalen dat de tekst “born in translation” is (de term is van de Amerikaanse literatuurwetenschapper Rebecca Walkowitz), dat wil zeggen: ontworpen in een andere cultureel-literaire en discursieve context, meer specifiek een Nederlandse omgeving, dan die van de Afrikaanse brontaaltekst. Niet alleen de setting of een particulier cultureel referentiekader zijn Nederlands. Ook de taal zelf is doorspekt met neerlandismen en intertekstuele referenties in Van Niekerks romans zijn ontleend aan Nederlandstalige literatuur. Alles bij elkaar verwijst het werk van deze auteur naar een Nederlandse maatschappelijke en linguïstische omgeving.

De schrijfster en hoogleraar is thans met emeritaat en was verbonden aan de Universiteit van Suid-Afrika (UNISA), Universiteit van Kwazulu-Natal, Universiteit van die Witwatersrand in Johannesburg en Universiteit Stellenbosch. In Stellenbosch was zij titularis van de opleiding Kreatiewe Skryfkuns en heeft jaren na D.J. Oppermans befaamde Letterkundig Laboratorium tal van auteurs begeleid in de ontwikkeling van het schrijverschap. Willem Anker, haar opvolger aan de US, Danie Marais en S.J. Naudé zijn enkele van haar studenten die thans gevestigd zijn als literaire auteurs. Van Niekerk ontving eredoctoraten, zoals van de Universiteit Tilburg (2009) en Universiteit Stellenbosch (2021), en een resem literaire en wetenschappelijke onderscheidingen. Van opleiding is Van Niekerk filosoof. Zij studeerde af cum laude aan de Universiteit van Amsterdam met een uitgebreid eindwerk getiteld Taal en Mythe. Een hermeneutische en een structuralistische benadering (1985). In haar academisch werk richt zij zich de afgelopen tijd vooral op de literatuur van het Antropoceen. Antropocenische poëzie in filosofisch, ecokritisch en sociologisch verband was het onderwerp van mastercolleges die zij in haar hoedanigheid van ambtsbekleder van de Leerstoel Zuid-Afrika: talen, literaturen, cultuur en maatschappij aan de Universiteit Gent doceerde (september-december 2023). Eerder was zij gastschrijver: tweemaal de Africa Chair (Universiteit Utrecht, 2007-2008 en 2010-2011) en Creative Writing (Universiteit Leiden, 2009).

Als literair auteur geniet Marlene van Niekerk internationaal renommee, onder meer voor de romans Triomf (1994) en Agaat (2004). Naast de vertaling in Engels van Triomf (Leon de Kock, 1999) en de Franse editie (Donald Moerdijk, 2002) én de vertalingen van Agaat (Engels, Michiel Heyns, 2006; Zweeds, Niclas Hval 2012; Noors, Eve-Marie Lund, 2013; Frans, Pierre-Marie Finkelstein, 2014; Duits, Stephanie Schäfer, 2014) moeten Nederlandse vertalingen worden vermeld: Triomf door Riet de Jong-Goossens en Robert Dorsman (2000) en Agaat door Riet de Jong-Goossens (2006). Ook de verhalenbundel Die vrou wat haar verkyker vergeet het (1992) is vertaald: De vrouw die haar verrekijker had vergeten. Verhalen uit Zuid Afrika (1998, vert. Riet de Jong-Goossens) en Memorandum. ’n Verhaal met skilderye (2006; Engels, Michiel Heyns, 2006; Nederlands, Riet de Jong-Goossens, 2007). De Jong-Goossens is ook de vertaler van Die sneeuslaper in 2009. Voor het prozawerk ontving Van Niekerk tal van literaire prijzen. Ik vermeld de internationale weerklank die Agaat kreeg als genomineerde roman voor de Independent Foreign Fiction Prize (British Council, 2009), Best Translated Book Award (Amazon, 2010), College of St Francis of Assisi Award (2011) en Man Booker International Prize (2015).

Als dichter publiceerde Van Niekerk naast Sprokkelster (1977; bekroond in 1978 met Ingrid Jonker Prys en Eugène Marais Prys) en Groenstaar (1983) de omvangrijke bundel Kaar (2013, bekroond met de Hertzogprijs), waarvan een vertaling van een selectie in het Nederlands is aangekondigd. Alfred Schaffer vertaalde inmiddels veertig gedichten, Henda Strydom en Marlene van Niekerk zijn verantwoordelijk voor een twintigtal vertaalde gedichten. Het tweeluik Gesant van die Mispels. Gedigte by skilderye van Adriaen Coorte ca. 1659-1707 (2017) en In die stille agterkamer. Gedigte by skilderye van Jan Mankes 1889-1920 (2017) is vertaald door Henda Strydom in samenwerking met Van Niekerk en verscheen in één volume als In de stille achterkamer. Gedichten bij schilderijen van Adriaen Coorte en Jan Mankes (Querido, 2018).

...
‘Vaak stelt vertalen alles op losse schroeven’ (Marlene van Niekerk)
...

Yves: Sinds het emeritaat heb je je domicilie in Amsterdam. Voorheen pendelde je tussen Papegaaiberg in Stellenbosch en Amsterdam. Nederland is niet alleen de setting van Die sneeuslaper, Nederlandse literatuur fungeert geregeld als intertekst in jouw creatieve werk. In Triomf bijvoorbeeld komen in het platvloerse discours van de protagonisten De Benades, een familie van ‘armblankes’, verwijzingen voor naar teksten van Nederlandse auteurs, van Rhijnvis Feith tot M. Nijhoff, en ook in de poëzie zijn er tal van referenties aan Nederland en de Nederlandse literatuur. Vanwaar die specifieke belangstelling? Is het altijd van belang geweest verhalen, dus ook gedichten, te situeren in een Zuid-Afrikaans decor – met reminiscenties aan maatschappij en politiek – en tezelfdertijd steeds aandacht te schenken aan die intercontinentale connecties?

Marlene: Ik denk dat alle mensen leven in een deinend en hoogstpersoonlijk, altijd idiosyncratisch web van woorden, talige (klank)associaties en literaire flarden, cadensen en resonanties. Op het moment dat men taal expliciet exploiteert in het schrijfwerk, worden deze elementen opgenomen in je magazijn van schrijversmaterialen en kun je in principe uit alles putten wat je hebt gelezen of dat je je eigen hebt gemaakt. Uiteraard geldt dat ook voor het soms kwellende detail van decor en politiek van het land waar je geboren bent en tot volwassenheid kwam. Tijdens mijn voorgraadse studiejaren in Stellenbosch, later als zelfstandig lezer in mijn Amsterdamjaren, figureerde ook de Nederlandse literatuur en ik verorberde veel Nederlandse fictie en poëzie. Ik zou zeggen dat literair verwijzen vanzelf gebeurt wanneer men fictie of poëzie schrijft. Vaak moeten de allusies verworpen worden omdat het anders te bont wordt, mij lukt het niet altijd!

Yves: Romans en dichtbundels zijn vertaald in meerdere talen, vooral in het Nederlands. Hiervoor trad een plejade op van Nederlandse vertalers (Riet de Jong-Goossens vooral, ook Robert Dorsman en Henda Strydom). Ben jij het type van de auteur-controlefreak die nauwgezet toeziet op vertaalkeuzes? Het gegeven dat je uitstekend Nederlandssprekend bent en dus vertrouwd met het taaleigen van het Nederlandse cultuurgebied waarin je werk circuleert, leidt er wellicht toe dat je actief betrokken bent bij het vertaalwerk.

Marlene: Gelukkig kon ik nauw samenwerken met Riet de Jong-Goossens en Michiel Heyns, die respectievelijk verantwoordelijk waren voor de Nederlandse en de Engelse vertaling van Agaat. Ik deelde een hang naar nauwkeurigheid met deze vertalers en ook een zin voor humor inzake de gekke, half precieze en half lukrake bezigheid van het vertalen. Ik leerde veel van hen wat betreft cultuur, idioom en vocabulaire. Riet had een Vlaamse moeder en vaak kwam ze met prachtige landelijke uitdrukkingswijzen, grappen en liedjes tevoorschijn als perfecte oplossing voor volkse inhouden in het Afrikaans. Ook met Marius Swart was het een plezier De sneeuwslaper in het Engels te vertalen, uiteraard een ander soort proces omdat Engels onze tweede taal is en het vertalen vaak via het uitgebreide gebruik van woordenboeken en synoniemlijsten ging. Mijn partner Henda woont al meer dan dertig jaar in Nederland en haar Nederlands is veel beter dan het mijne. Het was een mooi en leerzaam proces om samen met haar te werken aan de vertaling van de gedichten in Gesant van die mispels en In die stille agterkamer. Door haar achtergrond als beroepsmusicus (zang) heeft ze feilloze oren voor de klank en de valentie van woorden, en zij heeft mij al vaak gered van stereotiepen en melodrama in mijn gedichten. Soms waren haar Nederlandse vertalingen van de gedichten in laatstgenoemde twee bundels veel beter dan het oorspronkelijke gedicht en gaf de vertaling aanleiding tot het herschrijven van de oorspronkelijke tekst. Wat heet dan nog zogenaamd “oorspronkelijk”, moet men zich afvragen. Vaak stelt vertalen alles op losse schroeven.

Yves: Riet de Jong-Goossens, vorig jaar overleden en de bijzonder productieve grande dame van het vertaalwerk in het Nederlands, heeft meerdere titels vertaald. Was het werkproces in die lange periode steeds analoog, of zijn er titels in het Nederlands waarbij je meer inbreng had?

Marlene: De sneeuwslaper is aanvankelijk geschreven in opdracht: een boek in een reeks publicaties over de aard van de roman, een thema waarmee ik met behulp van theoretisch geïnformeerde korte verhalen experimenteerde. Het moest snel af zijn. Daarom schreef ik het min of meer in het Nederlands (te weten: mijn gebrekkige Nederlands) teneinde het aankomende vertaalproces te bespoedigen. Dat gaf natuurlijk weer eigensoortige problemen toen het boekje na de Nederlandse publicatie ook in het Afrikaans moest verschijnen.

...
‘Het idee van het “vreemdmaken” van taal in proza en poëzie is in ieder geval schijnbaar aan het uitsterven.’ (Marlene van Niekerk)
...

Yves: De Afrikaanse literatuur is vandaag etnisch en cultureel meer geschakeerd en dynamischer, in menig opzicht, dan bij voorbeeld in de jaren zeventig en tachtig toen jouw literaire persoonlijkheid zich ontwikkelde. Zelf heb je het Letterkundig Laboratorium – de schrijf- en slijpschool van D.J. Opperman – destijds gevolgd. Kun je iets meer zeggen over de wijze waarop jij de creatieve schrijfkunst in Stellenbosch hebt aangeboden? Naast de bespreking van manuscripten (schrijfopdrachten) zal ook een doorgedreven lectuur van literaire titels op de agenda hebben gestaan. Liet je schrijvers die bij jou in de leer waren ook Nederlandstalige teksten lezen?

Marlene: Ja, ik was ouderwets in mijn benadering. Ik liet ze vanalles lezen, stukken tekst en vooral gedichten uit het hoofd leren. Vooral de dichters kregen uitgebreide leeslijsten en vertaaloefeningen. Ik gaf ook graag oefeningen in het schrappen, en dat niet alleen voor de dichters. Ik koos bijvoorbeeld een extract uit een roman van Coetzee, Sebald of Ondaatje dat ik dan met drie- of viermaal meer woorden en zinnen, vooral adjectieven en bijzinnen, uitbreidde. Dat bood ik dan anoniem aan, zonder de schrijver te vermelden, met de opdracht om de passage te redigeren tot een voorgeschreven aantal woorden, namelijk het oorspronkelijk aantal. Ook gaf ik graag stijloefeningen: bijvoorbeeld het kopiëren van de exacte woordsoorten en de zinsbouw in passages van onder andere bovengenoemde auteurs, maar dan met de eigen inhoud van de student zelf. Meestal waren ze dan sprakeloos over het effect. Ik vertelde daarbij altijd dat Bach concerten van Vivaldi transcribeerde voor orgel en klavecimbel. Vaak vonden deze oefeningen geen succes, vanwege de nadruk op wat vroeger “vormtucht” en “gedrongen taalgebruik” heette. Ik verwees ook graag naar de syllabics van de min of meer formalistische school onder Philip Hobsbaum waaruit Seamus Heaney kwam. Mijn pogingen tot het disciplineren van de oeverloze “expressie” en de onbehouwen vrije versmanieren dezer dagen – algemeen in trek bij studenten – vielen niet altijd in goede aarde. De “democratisering” van kunstvormen, op de wijze van “have legs can dance/have language can write”, en de rol van de sociale media in de zelfpromotie van aspirant-schrijvers, veroorzaken dat iets als een academische “schrijfschool” voor vele studenten behoorlijk gedateerd voorkomt. En dan zijn er ook de mogelijkheden voor het genereren van literaire teksten door gebruikmaking van ChatGTP en Generatieve AI. Het idee van het “vreemdmaken” van taal in proza en poëzie is in ieder geval schijnbaar aan het uitsterven. Men wil vooral lezen en schrijven wat men met zekerheid herkent, vooral “gevoelens”, en wel in functionele beschrijvende taal. Het idee dat poëzie het tegenovergestelde is van beschrijving, namelijk suggestie door niet gebruikelijke beelden, vonden studenten toenemend onbegrijpelijk. Het idee dat taal het materiaal is waarmee je het ongezegde/onzegbare exploreert door het verbeeldingsrijke provoceren van mogelijk bruikbare ongelukken, verliest het bij verre van de opvatting dat taal jouw instrument is om vooral te zeggen wat je bedoelt, wat je reeds weet of denkt te weten.  

...
‘Ik denk niet dat de gehalte van taalonderricht en formele taalontwikkeling van enige Zuid-Afrikaanse taal, zelfs ook niet van Engels, een prioriteit is van de huidige bewind.’ (Marlene van Niekerk)
...

Yves: Tendensen in recente Afrikaanse letteren volg je zonder twijfel op de voet. Hoe kijk jij naar hedendaagse ontwikkelingen waarbij in regio- en sociolecten van het Afrikaans, niet langer in de opgelegde norm van het Standaardafrikaans (dat wil zeggen een kunstmatige variëteit van het Afrikaans), literatuur wordt gepubliceerd?

Marlene: Ik vind het opwindend dat jet Afrikaans in al zijn variaties steeds meer wordt gepubliceerd.  Het brengt niet alleen een talige verrijking maar ook een morele rechtstelling. Het faciliteert vooral een openbaring van gevoelsstructuren onbekend bij vele sprekers van het algemene Afrikaans (voorheen Standaardafrikaans). Er is nu veel jong talent, er zijn veel nieuwe dichters op het toneel. Wat problematisch is, is dat er soms poortwachters zijn die bepalen wie (welke schrijvers) een bepaald regiolect of sociolect mag gebruiken. En dat er weer andere culturele politie is die eenzijdig besluit welke spelwijze en woordenschat van een bepaald regiolect “authenthiek” zouden zijn. Deze strijd om macht en autoriteit is te verwachten in een land waar de standaardisering van het Afrikaans (veel vroeger bekend als Algemeen Beschaafd Afrikaans) plaatsvond in een context van asymmetrische en formeel racistisch-georiënteerde politieke macht onder apartheid, waarbij sprekers en schrijvers van bepaalde niet-officieel erkende variëteiten van het Afrikaans systematisch uitgesloten waren. De uitdaging is om nu vertegenwoordigende instituties te ontwikkelen waarvan de autoriteit omtrent taalkwesties door iedereen geaccepteerd zal worden. De huidige Taalcommissie doet zo te zien zijn best wat betreft inclusiviteit, maar wordt lang niet door iedereen als gezaghebbend beschouwd. Het zal een langdurig proces zijn, en het zal nooit zonder heftige politieke Auseinandersetzungen kunnen gebeuren. De weg daartoe ligt in het onderwijs. Maar hoe moet het in zijn werk gaan wanneer de politieke wil om deze weg op schaal te bouwen en te verfijnen ontbreekt bij de regering? Ik denk niet dat het gehalte van taalonderricht en formele taalontwikkeling van enige Zuid-Afrikaanse taal, zelfs ook niet van Engels, een prioriteit is van het huidige bewind. Het zal bepaald worden door initiatieven van sprekers, schrijvers, academici, onderwijzers, uitgevers en vertalers, of wij ooit bijvoorbeeld een versie van de Tropicalismo-beweging (Brazilië in de late zestiger jaren) in Zuid-Afrika zullen kunnen beleven. Stel het je voor: een vitale en eigenzinnige toe-eigening, een verinheemsing van teksten, gedachtegoed, sensibiliteiten uit de wereldliteratuur in het Kaaps, in Gariepafrikaans, in het algemene Afrikaans – en dan wel als een uitgesproken en onderling gedeelde dekoloniseringspraktijk, een anti-nationalistische anarchistische praktijk van cultureel kannibalisme, het verslinden en het verteren van vreemde letterkundes die bevroedend en bevrijdend zullen werken ten opzichte van beperkte parochiale gewoonten, zoals soms merkbaar in zowel grief- en zelfbejammeringsletterkunde van historisch achtergestelden als in schuld-gebonden, zelf-kastijdende literaire “expressie” van historisch bevoorrechten. Ons arme land.

...
‘Wilma Stockenstrom is met haar ontnuchterende mensopvatting en haar intiem-dichterlijke participeren aan de natuur haar tijd ver vooruit.’ (Marlene van Niekerk)
...

Yves: Van opleiding ben je wijsgeer met een afstudeerproject aan de Universiteit van Amsterdam. Vele jaren lees je wetenschappelijk werk dat onder de term “ecokritiek” en “antropocenische letterkunde” valt. In het creatieve werk, zoals in Kaar, komen maatschappelijke en ecokritische thema’s aan bod. In Gentse mastercolleges werkte je niet alleen met academische teksten van een spectrum aan denkers, filosofen en sociologen, politicologen en letterkundigen, maar ook specifiek met gedichten van Wilma Stockenström. Kun je iets meer zeggen over die kritische belangstelling? Hoe anders ervaar jij als expert de ecokritische aandacht en de antropocenische literatuur in Nederland en België tegenover soortgelijke belangstelling en literaire thematisering in een postkoloniale ruimte zoals Zuid-Afrika?

Marlene: In academische kringen in Zuid-Afrika bestaat wel aandacht van individuele onderzoekers, schrijvers en dichters voor literaire ecokritiek en Antropceenstudies, maar niet op de schaal die men in Europa aantreft. Ik denk bijvoorbeeld aan de Bachelor Future Planet Studies en de Master Ecology and Evolution aan de Universiteit van Amsterdam én aan een boek van Geert Buelens, Wat we toen al wisten. De vergeten groene geschiedenis van 1972 (2022), over het rapport van de Club van Rome, of The Limits of Growth (1972). Vandaag in de snel veranderende geopolitieke context krijg ik evenwel de indruk dat de ecologische thema’s en bezorgdheden in Europa enigszins verdrongen worden door kwesties zoals de opkomst van rechts-radicalisme en een nieuw soort fascisme, in de zogeheten filosofie van de vijandschap. Soms wordt in Zuid-Afrika, nog steeds een van de meest ongelijke samenlevingen ter wereld, de hele zaak van ecologisch bewustzijn en ecokritiek als een “white elitist issue” beschouwd – dit terwijl de beschikbaarheid van water voor landbouw, industrie en alledaags gebruik een steeds groter probleem wordt vanwege de klimaatverandering. Overstromingen en droogtes teisteren de bevolking van Zuid-Afrika in een toenemende mate. Het probleem doet echter onder voor de meer dringende en concrete puzzel van dagelijkse overleving voor een meerderheid in lage inkomensgroepen. Er zijn geen beduidende nationale bewustmakingscampagnes en geen schoolcurriculumontwikkelingen in dit verband. Weer eens lijken ecologische argumenten geen urgente prioriteit voor beleidsmakers te zijn.

Mijn belangstelling komt denk ik door mijn bevoorrechte jeugd op het platteland waar mijn vader zijn loopbaan begon als een landbouwvoorlichter. Ik groeide op op een West-Kaapse experimentele boerderij van het destijdse Departement Landbouw Tegniese Dienste. Aan de hand van mijn vader, een plantkundige, leerde ik dat alles, tot de kleinste micro-organismen, interafhankelijk zijn van elkaar, en dat wij – woekerende, destructieve mensdieren – onvermoeid en kritisch onze gepaste plek horen te zoeken in het geheel. Deze achtergrond, denk ik, is de reden voor mijn latere selectie van denkers als Latour, Serres, Haraway, Stengers, Chakrabarty, Deleuze en Guattari, ook Alphonse Lingis, enzovoorts, en voor mijn bewondering voor Wilma Stockenström, die met haar ontnuchterende mensopvatting en haar intiem-dichterlijke participeren aan de natuur haar tijd ver vooruit was. De vraag die mij bezighoudt, een veel te grote vraag, is of wij onze eigen specie horen te begrijpen als onderdeel van de natuur die de natuur uiteindelijk vernietigt. En in hoeverre het ons onontkoombare lot is. Niet veel vertrouwen in de vrijheid, kennis en wijsheid van de mensheid, laat staan in haar vrije wil, eerlijk gezegd. Ik ben nu oud en het leven is eindig, wie weet wat ik nog zal beleven? Ik denk dat het in de niet zo verre toekomst behoorlijk ingewikkeld wordt voor alle levende wezens op aarde, voor iedereen uitgezonderd Elon Musk uiteraard, de grenzeloos zelfvertrouwende, die zijn zaad wil bewaren in magazijnen op Mars voor een eventuele pan-spermische intergalactische vormgeving aan het fascistisch-oligarchische antropocentrisme. Tsk!

*

De tweespraak wordt gebundeld in Twee overzijden. Literaire vraaggesprekken op de brug tussen Afrikaans en Nederlands (Academia Press, Gent, 2025). De reeks op Voertaal bevat dialogen met schrijvers en vertalers: Benno Barnard, Simone Atangana Bekono, Zandra Bezuidenhout, Robert Dorsman, Babs Gons, Lynthia Julius, Antjie Krog, Tom Lanoye, Danie Marais, Charl-Pierre Naudé, S.J. Naudé, Fanie Olivier, Jolyn Phillips, Alfred Schaffer, Riana Scheepers, Francois Smith, Nicol Stassen, Marlies Taljard, Miriam Van hee, Etienne van Heerden, Marlene van Niekerk, Eben Venter, Peter Verhelst, Gert Vlok Nel en Ingrid Winterbach.

  • 0
Verified by MonsterInsights
Top