Uitgever Koos Human, acquisiteur Hendrik Prins en de schoolboekenmarkt voor Nederlandstalige literatuur in Zuid-Afrika (1969–1987)

  • 0
...
Schoolinspecties grepen ook in het taalgebruik in en plaatsnamen, eigennamen en soms hele passages zijn herschreven (Jonckheere spreekt over ‘verpreutsing’).
...

In een contactgeschiedenis van twee literaire polysystemen, met aandacht voor cultuurbemiddelaars en betrokken intermediërende instanties, zijn naast vertalers en schrijvers evenzeer actoren zoals agenten in het uitgeversbedrijf (uitgevers, acquisiteurs, lectoren en redacteurs) bepalend. In de Nederlandse literatuurstudie wordt al langer institutioneel en cultuursociologisch onderzoek ondernomen met aandacht voor tijdschrift- en uitgeverijgeschiedenis. Over de geschiedenis van uitgeverij Manteau bijvoorbeeld zijn twee proefschriften geschreven (Bruinsma 2005 & Absillis 2015), onder meer ook over uitgeverijen zoals Van Oorschot (De Vries 1995), Meulenhoff (De Glas 2016) en De Arbeiderspers (Doppenberg 2009). Daarnaast zijn er monografieën over literaire periodieken, zoals Tijd en Mens (Joosten 1996) en vele andere bladen. In de Afrikaanse letterkunde is het literair-institutioneel studiegebied in vergelijking met de neerlandistiek relatief beperkt. Netwerkstudies, tijdschrift- en uitgeverijonderzoek blijven beperkt tot passages in biografieën of universiteitsscripties, zoals over het blad Standpunte. Over experimentele bladen zoals Kol en Sestig, om mij tot die belangwekkende tijdschriften te beperken, vindt de lezer dan weer hele passages in Francis Galloways Breyten Breytenbach as openbare figuur (1990). Afzonderlijke monografieën over tijdschriften in de Afrikaanse literatuurgeschiedenis zijn schaars voorradig. 

Koos Human en ‘Dietse sappe’

Wanneer de aandacht is gericht op convergenties tussen literaire systemen van verschillende taalgebieden, moeten dergelijke institutionele agenten worden belicht. Recent las ik ’n Lewe met Boeke (2006) van de uitgever Koos Human. In 1959 was Human met Léon Rousseau medeoprichter van het bekende literaire instituut Human & Rousseau. In hoofdstuk 12 (‘Dietse sap’, blz. 70-73) getuigt de auteur over Zuid-Afrikaanse uitgaven van Nederlandse en Vlaamse schrijvers. Eerst in de reeks ‘Prosa van die Lae Lande’, vanaf 1976 in ‘Literatuur van die Lae Lande’ (1969/1970-1987), verschenen in totaal zesendertig titels. De reekstitel is aangepast nadat was besloten Mei van Gorter op te nemen en later ook dramateksten, zoals van de Vlamingen Hugo Claus en Jozef van Hoeck. De eerste uitgave was Elsschots Kaas (1969). Over wat dan volgt in het fonds van H&R staat het volgende opgetekend. Henk Prins had de opdracht van Koos Human onderhandelingen te voeren met Nederlandse uitgeverijen zodat de rechten voor heruitgaven in Zuid-Afrika konden worden verworven.:

Vrij snel daarna besluit Human & Rousseau meer titels in een dergelijke opzet uit te geven. Op 7 oktober 1970 schrijft Human een brief aan Prins, met daarin het verzoek na te gaan of de rechten van een tiental Nederlandse boeken nog beschikbaar zijn voor publicatie in Zuid-Afrika. Zijn belangstelling gaat uit naar vier titels van Arthur van Schendel, drie van Gerard Walschap, twee van Anna Blaman en een van Marnix Gijsen. Human vraagt aan Prins uit te zoeken welke rechten Van Schendel via zijn Nederlandse uitgever Meulenhoff aan de Zuid-Afrikaanse uitgever en boekhandelaar Van Schaik heeft gegeven en welke titels nog vrij zijn om door Human & Rousseau uit te geven. (Irene Kunst & Emmely Siebrecht 2011-2012, blz. 141)

Van Elsschot tot Claus

Naast Kaas verschenen nog twee romans van Elsschot in de reeks, met name Lijmen en Tsjip. De reeks omvat voorts onder andere Hugo Claus’ Een bruid in de morgen, S. Vestdijks Terug tot Ina Damman en Louis Couperus’ Van oude mensen, de dingen die voorbijgaan en De boeken der kleine zielen. Verder maken deel uit van de boekenserie: Ferdinand Bordewijk (Blokken. Knorrende beesten. Bint), Ina Boudier-Bakker (Het spiegeltje en De klop op de deur), Marnix Gijsen (Klaaglied om Agnes en De komst van Joachim van Babylon), Herman Gorter (Mei), Hella Haasse (Oeroeg), Maarten ’t Hart (Een vlucht regenwulpen), Herman Heijermans (Op hoop van zegen), Willem Frederik Hermans (Nooit meer slapen en De donkere kamer van Damokles), Hubert Lampo (De komst van Joachim Stiller), Top Naeff (Klein avontuur), Gerard Reve (De avonden. Een winterverhaal) en Arthur van Schendel (De Waterman, Een Hollands drama en Het fregatschap Johanna Maria). De meest populaire uitgaven – met het grootste aantal drukken – zijn volgens Koos Human (2006, blz.71): De onrustzaaier (Willem van Maanen, vijftien drukken), Voorlopig vonnis (Jozef van Hoeck, veertien drukken), Kaas (Willem Elsschot, dertien drukken), Klein avontuur (Top Naeff, zeven drukken), Tsjip (Willem Elsschot, zeven drukken) en Een bruid in de morgen (Hugo Claus, vier drukken). Het panorama van de Nederlandstalige literatuur in de boekenserie is allesbehalve representatief. Daarvoor is ook een goede reden, zoals verder zal blijken. Belangrijke schrijvers ontbreken. De gecontacteerde Nederlandse en Vlaamse auteurs J. Bernlef, Louis Paul Boon, Harry Mulisch, Cees Nooteboom en Jan Wolkers weigerden op grond van politieke overwegingen en de apartheidspolitiek van de Zuid-Afrikaanse regering. Uitgeverijen in Nederland weigerden hun medewerking, zoals De Bezige Bij en Van Oorschot. De firma’s wensten geen zaken te doen met apartheid Zuid-Afrika. Naar verluidt is dat de reden waarom Human het plan niet heeft kunnen realiseren ook Marcellus Emants’ Een nagelaten bekentenis in de boekenreeks op te nemen. Van Oorschot wilde hoe dan ook geen teksten uit zijn fonds ter beschikking stellen.

Schoolboekenmarkt

De reden waarom de reeks zoveel lacunes laat zien, waarom zo veel belangrijke teksten en auteurs ontbreken, is omdat de uitgaven bestemd waren voor schoolgebruik in Zuid-Afrika en voor het universitair onderwijs. Docenten zijn bevraagd welke teksten op de leeslijsten stonden. En Human wilde natuurlijk weten of een voldoende grote afzetmarkt bestond voor zijn uitgaven. Nogal wat Zuid-Afrikaanse studenten Afrikaans-Nederlands hebben in hun opleiding, op vraag van hun professoren, die Nederlandstalige boekuitgaven gelezen.

Het is interessant de literatuurlijsten van departementen Afrikaans en Nederlands op te sporen en te peilen naar de voorkeuren (in de jaren 1970 en 1980) van docenten voor hun colleges Nederlandse literatuur. Het gegeven dat De onrustzaaier maar liefst veertien drukken kreeg, is toch wel opmerkelijk te noemen in een lijst met Elsschot, Haasse, Hermans en Reve. Al even opzienbarend is het ontbreken van meer canonieke titels uit de moderne Nederlandstalige literatuur in Literatuur van die Lae Lande.

Literatuur van die Lae Lande – boekenserie als brug tussen de Lage Landen en Zuid-Afrika

In een contactgeschiedenis van Afrikaans en Nederlandse literatuur, van de jaren zeventig tot kort voor het einde van de apartheidsstaat, is de betekenis van Literatuur van die Lae Lande fundamenteel. Toen de eerste uitgave verscheen, zo stelt Wilfred Jonckheere, bestonden aan de zestien universiteiten in Zuid-Afrika departementen Afrikaans en Nederlands. Dat aantal is sindsdien, sinds de jaren negentig, aanzienlijk geslonken. Vandaag zijn er nog maar enkele departementen waar de opleiding op Afrikaans én Nederlands is gericht. Docenten schreven in de jaren zeventig en tachtig Nederlandstalige boeken voor. De schoolboekenuitgever J.L. van Schaik, later Human & Rousseau, speelden in op de vraag en gaven de titels uit, voorzien van een uitgebreide inleiding door een Zuid-Afrikaans academicus en met woordverklaringen. Daarvoor moesten natuurlijk de uitgeefrechten worden geregeld, een soms moeizaam proces van acquisitie waarbij Hendrik Prins, overigens niet altijd goed ingelicht, een cruciale rol vervulde. Prins zou naar verluidt maar twee titels hebben aangedragen (Louis Couperus en Ina Boudier-Bakker, zie Kunst & Siebrecht 2011-2012, blz. 143). Uiteindelijk besliste Koos Human zelf wat in de reeks verscheen.

Human heeft in zijn getuigenis ’n Lewe met Boeke die intermediërende positie van Hendrik Prins en van zichzelf vanuit literair-anekdotisch oogpunt toegelicht. Ook Kunst en Siebrecht noteren enkele moeilijk verlopen gesprekken met auteurs en uitgevers. De rechten voor een heruitgave van Arthur van Schendel zijn niet verkregen, Harry Mulisch heeft nadat De aanslag een bestsellerstatuut verkreeg geweigerd Het stenen bruidsbed na eerdere toezegging ter beschikking te stellen voor Human & Rousseau. Willem Frederik Hermans gaf eerst niet de toelating voor Zuid-Afrikaanse uitgaven van De donkere kamer van Damokles en Nooit meer slapen – pas na bemiddeling door Koos Human op de Frankfurter Buchmesse is de Nederlandse auteur overstag gegaan. Ook de opname van Oeroeg van Haasse verliep niet van een leien dak. Kunst en Siebrecht noteren in hun overzichtsartikel dat Henk Prins wel nog meer moeizame gesprekken moest voeren met Nederlandse uitgeverijen teneinde publicatierechten te verwerven. Ook obstakels inzake het verkrijgen van de rechten op Het Achterhuis van Anne Frank komen aan bod. Op de literaire brug tussen Afrikaans en Nederlands is niet enkel sprake van teksttransmissie en de mediërende positie van de vertaler. Ook uitgevers en redacteurs, bemiddelaars zoals de verder niet zo bekende H&R acquisitieverantwoordelijke Hendrik Prins, dienen in de schijnwerper te worden geplaatst.

Nederlandse literaire actoren als go-between

Over de geschiedenis van Literatuur van die Lae Lande en de rol van Henk Prins hebben Irene Kunst en Emmely Siebrecht in De Boekengids gepubliceerd (opgenomen in de DBNL). J.L. Hendring schreef in NRC Handelsblad een column over de reeks in de context van de Nederlandse culturele boycot van Zuid-Afrika en op het negende Colloquium Neerlandicum (1985) hield Wilfred Jonckheere, toen hoogleraar in Natal, een uitstekend gedocumenteerd referaat over “extra muros-uitgaven van Nederlandse literaire werken”, onder meer de reeks Literatuur van die Lae Lande. Hij noemt in dat licht uitgeweken Nederlanders, onder wie A.C. Bouman, T.J. Buning, H.A. Mulder (ps.  W. Hessels) en Jan Greshoff, die allen een rol van bemiddelaar hebben gespeeld. Hij onderstreept het belang van uitgeverij Van Schaik als schoolboekenuitgever.

Door de samenwerking met Van Schaik zijn in de loop der jaren een paar belangrijke reeksen tot stand gekomen. Ik verwijs hier onder meer naar de reeks ‘Van stamverwante bodem’, waarin vooral teksten (15 in totaal) uit de oudere letterkunde zijn verschenen: Karel ende Elegast, Beatrijs, Esmoreit, Vyf digters uit die sewentiende eeu, enzovoort. Vanwege de onverkrijgbaarheid van Nederlandse boeken tijdens de Tweede Wereldoorlog verscheen ook bij Van Schaik de zogenaamde ‘Nederlandse Boekerij’, die toegespitst was op teksten uit het tijdperk van Kloos tot Marsman. In beide reeksen werden de Nederlandse teksten meestal voorzien van een inleiding door in die tijd bekende academici als Bouman, Mulder, Greshoff of Dekker, om maar enkele namen te noemen. Deze reeks is om een of andere reden na de oorlog niet meer aangevuld, misschien omdat men toen voor minder geld boeken in Nederland kon bestellen. Een reeks waarmee Van Schaik veel later van wal gestoken is, heet ‘Vondel vir Suid-Afrika’. Zoals de titel duidelijk maakt, publiceerde dit fonds de belangrijkste drama's van Vondel. Ze worden ingeleid door [Zuid-Afrikaanse] kenners van Vondels oeuvre. Op die manier kunnen nu bijvoorbeeld Lucifer, Jeptha of Adam in ballingschap in de oorspronkelijke versie in Zuid-Afrika aangeschaft en gelezen worden, in een uitgave die voorzien is van een inleiding en woordverklaring in het Afrikaans en die qua prijs interessanter is dan de ingevoerde. S. Strydom, redacteur van deze reeks, motiveert de Vondel-uitgaven als volgt. In het ‘woord vooraf’ bij de Lucifer schrijft hij de kwijnende belangstelling voor Vondel in Zuid-Afrika toe aan het feit dat er vroeger geen aantrekkelijke en moderne Afrikaanse uitgave van Vondel bestond. Zijn wens is dan ook ‘’n uitgawe wat rekening hou met die jongste stand van die Vondelstudie én die moderne literatuurwetenskap én die behoeftes van die Afrikaanse student wat ver van Vondel se tyd en wêreld af staan’. Dat laatste is inderdaad waar: de gemiddelde [Zuid-Afrikaanse] student staat erg ver van de Nederlandse letterkunde en cultuur en geen moeite wordt gespaard om de waar aan de man te brengen.

Ook buiten reeksverband zijn Nederlandstalige teksten verschenen in Zuid-Afrika. Jonckheere noemt in zijn bewoording de klungelige uitgave van ‘Wat gebeurde er met sergeant Massuro’ van Harry Mulisch (in de bundel Nederlandse verhale van ons eie tyd (Kaapstad, 1967), samengesteld door A.P. Grové, W. de Pauw en J.L. Steyn) en volgens Kunst en Siebrecht zelfs in totaal negen keer herdrukt. Voorts noemt hij nog Kort geding (Kaapstad, 1968), een bundeling waarin onder meer ‘De dood van Cuchulainn van Murhevna’ van Adriaan Roland Holst is opgenomen.

Van Schaik en Nederlandse literatuur voor school en universiteit

Voordat Human & Rousseau startte met uitgaven voor schoolgebruik en universitair onderwijs, toen het Nederlands nog volwaardig naast het Afrikaans werd aangeboden in Zuid-Afrikaanse departementen, waren de producties van Van Schaik zowat het belangrijkste dat beschikbaar was op het gebied van Nederlandse literatuur in Zuid-Afrika. Kunst en Siebrecht stellen: “In een brief van 22 november 1973 merkt Human op dat er een stevige concurrentie bestaat van Nederlandstalige edities op de Zuid-Afrikaanse schoolboekenmarkt en dat er veel geannoteerde edities van Nederlandse boeken in omloop zijn. De concurrerende uitgeverij J.L. van Schaik heeft bijvoorbeeld verschillende reeksen met oorspronkelijk Nederlandstalige teksten in zijn fonds: Van stamverwante bodem, met Middelnederlandse teksten; de Nederlandse boekery, met titels uit het Interbellum; Vondel vir Suid-Afrika, met de belangrijkste drama's van Vondel; en Uit die skat van die Nederlandse liriek, met Nederlandstalige poëzie”.

De bemiddelaarsrol van Koos Human en Hendrik Prins is onmiskenbaar. Citaten uit bewaard gebleven briefwisseling tussen Human en Prins en van Prins met Nederlandse uitgevers nodigen uit hier verder onderzoek naar te verrichten. Ook Jonckheere maakt kort melding van de institutionele positie die H&R overnam van uitgeverij Van Schaik op het gebied van schoolboekenuitgaven van moderne Nederlandse literatuur in Zuid-Afrika. Aan de reeks Literatuur van die Lae Lande bij Human & Rousseau is immers een aantal publicaties voorafgegaan die door Van Schaik zijn bezorgd:

Terugkomend op de reeks-uitgaven moet ik nog een poëzie-reeks noemen, ook bij Van Schaik uitgegeven, namelijk Uit die skat van die Nederlandse liriek (4 delen) samengesteld door G. Dekker en T.T. Cloete en ook voorzien van commentaar en woordverklaringen. Van meer bescheiden formaat (2 delen) is de uitstekende bloemlezing Digkuns van die Nederlande (Stellenbosch U.U.B., 1972) van Rob Antonissen, ook door hem van aantekeningen voorzien. (Jonckheere 1985, blz. 200)

H&R richtte zich op negentiende- en vooral twintigste-eeuwse literatuur, te beginnen in 1967 met de verzamelbundel Nederlandse verhale van ons eie tyd. Twee jaar later verscheen dan Kaas van Willem Elsschot, met een inleiding en van woordverklaringen voorzien door de Zuid-Afrikaanse neerlandicus A.P. Grové. Dat de tekstuitgaven niet altijd zorgvuldig zijn ondernomen, met slordigheden in de tekstweergave en verkeerde woordverklaringen, hebben Luc Renders en Wilfred Jonckheere elders toegelicht. Schoolinspecties grepen ook in het taalgebruik in en plaatsnamen, eigennamen en soms hele passages zijn herschreven (Jonckheere spreekt over ‘verpreutsing’).

Deze verkennende beschouwing nodigt uit om naar de boeken zelf terug te grijpen en na te gaan hoe de Nederlandstalige teksten voor scholieren en universiteitsstudenten in een Zuid-Afrikaanse context in beeld zijn gebracht.

STIAS, 29 januari 2024.

Bronnen

Kevin Absillis, Vechten tegen de bierkaai. Over het uitgevershuis van Angèle Manteau (1932-1970). Meulenhoff/Manteau, Antwerpen, 2015.

Ernst Bruinsma, Kwaliteit als credo. Een geschiedenis van uitgeverij Manteau (1938-1953). Meulenhoff/Manteau, Antwerpen, 2005.

Frederike Doppenberg, De Arbeiderspers moest blijven marcheeren. Een uitgeverij in oorlogstijd. De Arbeiderspers, Amsterdam, 2009.

Frank de Glas, De regiekamer van de literatuur. Een eeuw Meulenhoff 1895-2000. Amsterdam University Press, Amsterdam, 2016.

Francis Galloway, Breyten Breytenbach as openbare figuur. HAUM-Literêr, Pretoria 1990.

J.L. Heldring, ‘Averechtse gevolgen’, NRC Handelsblad, 8 december 1998 (https://retro.nrc.nl/W2/Columns/Heldring/981208.html).

Jos Joosten, Feit en tussenkomst. Geschiedenis en opvattingen van Tijd en Mens (1949-1955). Vantilt, Nijmegen, 1996

Irene Kunst en Emmely Siebrecht, ‘“Sekere mate van sukses”. Henk Prins en de Literatuur van die Lae Lande’, De Boekenwereld, 28 (2011-2012), blz. 139-146 (https://www.dbnl.org/tekst/_boe022201101_01/_boe022201101_01_0027.php).

Koos Human, ’n Lewe met Boeke. Human & Rousseau, Kaapstad/Pretoria, 2006.

Wilfred Jonckheere, ‘Een kennismaking met extra muros-uitgaven van Nederlandse literaire werken’, Handelingen van het Colloquium Neerlandicum, 1985, blz. 197-203 (https://neon.niederlandistik.fu-berlin.de/static/nem_geschiedenis/Duits/Colloquium_Neerlandicum_9_(1985).pdf).

Ludo Simons, Geschiedenis van de uitgeverij in Vlaanderen. Lannoo, Tielt, 1984/1987 (2 delen).

Gert Jan de Vries, Ik heb geen verstand van poëzie. G.A. van Oorschot als uitgever van poëzie. G.A. van Oorschot, Amsterdam, 1995.

Lees ook:

Riglyne vir die mediëring van omstrede kwessies in Nederlandse en Afrikaanse jeugverhale

Gesprek: Omstrede kwessies in Afrikaanse en Nederlandse jeugliteratuur

Om lekker boeke vir die klaskamer te maak

  • 0
Verified by MonsterInsights
Top