Zuid-Afrikaanse Irma Joubert schrijft monumentale roman over Nederlandse geschiedenis

  • 0

In haar eigen land, Zuid-Afrika, is Irma Joubert gewoon een van een brede groep schrijfsters van historische en liefdesromans. Geliefd en begenadigd, maar niet meer of minder dan haar collega’s. Daarom is het merkwaardig dat Joubert in Nederland in beperkte kring inmiddels sterstatus bezit. Haar eerste roman die in Nederlandse vertaling verscheen, Het meisje uit de trein (oorspronkelijke titel: Tussen stasies), werd een regelrechte bestseller, en ook van de boeken die hierop volgden, zijn vele duizenden exemplaren verkocht. “In beperkte kring”, dat wel, want Jouberts boeken verschijnen in Nederland bij de christelijke uitgeverij Mozaïek en haar promotietournees door Nederland voeren steevast langs christelijke boekwinkels; buiten het christelijke milieu worden haar boeken nog weinig opgemerkt.

Irma Joubert tijdens haar bezoek aan Nederland in 2014 / Foto: A. Kers

Dat is jammer, want Irma Joubert is een rasverteller met een passie voor geschiedenis. Niet alleen de Zuid-Afrikaanse geschiedenis van de twintigste eeuw, maar ook de Europese. Haar meest recente roman – Afrikaanse titel: Mentje, kind van Pas-Opkamp; Nederlandse titel: Het meisje uit het verscholen dorp – speelt zich grotendeels in Nederland af en beschrijft een aangrijpend stuk geschiedenis.

De roman kent twee verhaallijnen. In het eerste hoofdstuk maken we kennis met Tinus van Jaarsveld, een jonge Zuid-Afrikaan die met lede ogen moet toezien hoe de familieboerderij, Buffelspoort, in 1933 op een veiling verkocht wordt. Tinus belandt in de mijnen in Johannesburg, maar steeds houdt hij één droom voor ogen: Buffelspoort terugkopen!

Maar de werkelijke hoofdpersoon is – zoals de Afrikaanse titel al aangeeft –het Nederlandse meisje Mentje de Vries, dat samen met haar vader op een klein boerderijtje in Vierhouten op de Veluwe woont. Mentjes verhaal begint in juli 1943 – de Tweede Wereldoorlog is dan al enkele jaren aan de gang – wanneer Duitse soldaten de boerderij binnenvallen en Mentjes vader en een joodse familie die op de hooizolder ondergedoken zat, meenemen. De tienjarige Mentje, die zich in het hoge gras had schuilgehouden, blijft alleen achter. Door bemiddeling van de notaris uit het dorp – een spilfiguur in het lokale verzet – komt ze in het Pas-Opkamp ofwel “het verscholen dorp” terecht, een kamp van hutten diep in de Veluwse bossen, waar tientallen joodse mensen ondergedoken zitten. Bijna een jaar lang voelt Mentje zich hier redelijk veilig en geborgen, ook al is het vooral de gedachte aan haar vader die na de oorlog vast en zeker zal terugkomen, die haar gaande houdt. Als de geruchten over de vernietigingskampen in het oosten sterker worden en de kans op ontdekking toeneemt, besluit de notaris echter Mentje, die niet joods is, daar weg te halen. Haar enige overgebleven familieleden zijn een oom en tante in Arnhem die ze nog nooit heeft ontmoet. Wanneer ze bij hun huis aankomt, blijkt dat haar oom, die ook in het verzet zat, door de Duitsers is gefusilleerd. Tante Maria is een gebroken vrouw, die de grootste moeite heeft om in haar eentje in oorlogstijd voor zichzelf en haar vier kinderen te zorgen. Mentje wegsturen kan echter niet. Handig en doortastend als ze is, ontfermt de dan pas elfjarige Mentje zich over het ontredderde gezin.

Op het terrein van het voormalige onderduikerskamp aan de Pas-Opweg bij Vierhouten zijn een paar hutten, zoals die waar Mentje een jaar in zou hebben gewoond, nagebouwd. Het kamp is vrij te bezoeken. Ook worden er op aanvraag rondleidingen gegeven. / Foto: Gouwenaar, Wikimedia Commons

In Arnhem komen de verhaallijnen van de Nederlandse Mentje en de Zuid-Afrikaanse Tinus samen. Om meer geld te verdienen en Buffelspoort eerder te kunnen terugkopen, heeft Tinus zich aangesloten bij het geallieerde leger. Hij is doorgedrongen tot de valschermbrigade van de RAF. Als aanvoerder van een groep parachutisten wordt hij deel van Operatie Market Garden. Zijn divisie moet de Neder-Rijnbrug bij Arnhem innemen, de laatste verbinding tussen het Duitse achterland en het zuiden van Nederland, dat al bevrijd is. De operatie mislukt en in de stadsoorlog die volgt, raken Tinus en zijn vriend Andrew McKenzie gewond. Ze worden gevonden door Mentje en haar neef Henk, die elke dag de stad ingaan op zoek naar voedsel. Met hulp van een buurman slagen de kinderen erin de soldaten naar tante Maria’s huis te brengen, al weten ze dat Nederlandse burgers die geallieerden helpen, door de Duitsers streng worden gestraft.

Uiteindelijk wordt de situatie onhoudbaar. Arnhem ligt grotendeels in puin en alle inwoners krijgen van de Duitsers opdracht de stad te verlaten. Er is maar één plek waar Mentje en tante Maria en haar kinderen terecht kunnen: op het boerderijtje waar Mentje met haar vader heeft gewoond, in Vierhouten. Tinus en Andrew blijven achter; zij zullen die nacht proberen zich weer bij het terugtrekkende geallieerde leger aan te sluiten.

Mentje wacht met het gezin van tante Maria in Vierhouten de bevrijding af. Dan blijkt dat haar vader de oorlog niet heeft overleefd. Er zit voor Mentje niets anders op dan met tante Maria en haar kinderen terug te keren naar het grotendeels verwoeste Arnhem. Maar tante Maria is haar liever kwijt dan rijk. Als Tinus, die de gedachte aan de twee dappere Nederlandse kinderen die hem gered hebben maar niet van zich af kan zetten, haar uitnodigt naar Zuid-Afrika te komen, is er dan ook niets meer wat haar nog aan Nederland bindt.

 

Operatie Market Garden, 17-25 september 1944: Britse tanks steken bij Nijmegen de Rijn over. / Foto: Wikimedia Commons

Verwoeste brug over de Rijn bij Nijmegen / Foto: Spaarnestad Collectie, Wikimedia Commons

Deze vier Britse parachutisten hebben het overleefd! Ze werden gevangengenomen tijdens Operatie Market Garden en opgesloten in een kamp voor krijgsgevangenen in Duitsland, maar ze wisten te ontsnappen en met een rubberbootje over de Rijn terug te varen naar Nijmegen. Op deze foto spelen ze het moment dat ze bij Nijmegen aan wal stapten, nog eens na voor de camera. / Foto: Wikimedia Commons

Aan boord van de Oranjefontein, de boot van Rotterdam naar Kaapstad, ontmoet Mentje twee andere kinderen: de kleine Esther, het dochtertje van Hildegard uit Jouberts vorige roman, Immer wes (2016; Nederlandse titel: Hildegard), die naar Duits Suidwes-Afrika (nu: Namibië) gaat, en Charles, die onderweg is naar Beetsjoeanaland (nu: Botswana). Dit is de enige aanwijzing dat Mentje deel is van een trilogie van romans die allemaal de Tweede Wereldoorlog in Europa als vertrekpunt hebben, en die eindigen in zuidelijk Afrika. Volgens een opmerking van Irma Joubert in het nawoord bij dít boek, zullen de kinderen elkaar in deel 3 opnieuw ontmoeten. De eerste twee delen kunnen echter ook prima als zelfstandige romans gelezen worden.

In Zuid-Afrika krijgt Mentje de kans om het verleden te verwerken en een nieuw leven te beginnen. In de laatste hoofdstukken van de roman treden ook Tinus en zijn familie meer op de voorgrond. Wat hen bindt, zijn niet alleen die paar bloedstollende dagen in Arnhem in 1944, maar de verschrikkingen van oorlog in het algemeen. Via de bewoners van Buffelspoort krijgen ook de Boerenoorlog en de Eerste Wereldoorlog een plaats in het verhaal. Dit verklaart het motto van de roman, ontleend aan het gedicht “After Blenheim” van Robert Southey: “But what good came of it at last?” / Quoth little Peterkin. / “Why that I cannot tell,” said he, / “But ’twas a famous victory.”

Mentje de Vries is een typische Joubert-heldin: klein, maar dapper en een tikje eigenwijs. (“Gmpf!”) Ze dwingt zichzelf keer op keer om zich over haar angst heen te zetten. Angst werkt verlammend. Mentje probeert juist altijd “oopkop” te blijven. Dat Mentje, hoewel ze nog een kind is, alles wel lijkt te kunnen, wordt door Joubert goed gemotiveerd. Omdat haar moeder bij Mentjes geboorte is overleden, heeft Mentje al jong geleerd om voor haar en haar vader te koken. Het leven op de boerderij in Vierhouten heeft haar allerlei praktische vaardigheden bijgebracht die haar in het Pas-Opkamp en op Buffelspoort goed van pas komen. In het kamp heeft ze Engels en Duits geleerd, waardoor ze zich na de oorlog, op de Oranjefontein, moeiteloos met zowel Esther als Charles kan onderhouden. En ze heeft er de medische student Bart geholpen, toen die een operatie moest uitvoeren op een neergestorte Amerikaanse piloot. Dat verklaart waarom ze in Arnhem precies weet hoe ze voor de twee gewonde soldaten Tinus en Andrew moet zorgen. Het boek zit dus slim in elkaar. Maar Mentjes mentale kracht is toch wel een beetje te veel van het goede. Die idealistische voorstelling kwalificeert de roman als een “lekkerleesboek”, zoals dat in het Afrikaans zo mooi heet, en niet als ernstige literatuur.

Voordat ze bekendheid kreeg als schrijfster werkte Irma Joubert jarenlang als lerares geschiedenis. Net als bij haar vorige romans heeft ze ook voor Mentje, kind van Pas-Opkamp weer uitvoerig onderzoek gedaan. In 2014 was ze in Nederland om de zeventigste herdenking van de Slag om Arnhem bij te wonen. Ze heeft ook het terrein van het “verscholen dorp” bij Nunspeet bezocht. Behalve Mentje, een fictief personage, hebben alle mensen die in het deel over het Pas-Opkamp genoemd worden, echt bestaan. Voor het gedeelte in Arnhem heeft Joubert de meeste personages verzonnen, maar de strijd en de verwoestingen die ze beschrijft, hebben werkelijk plaatsgevonden.

Terwijl Jouberts eerdere romans nog wel eens te lijden hadden aan een teveel aan informatie en hier en daar het karakter van een droge geschiedenisles droegen, is de schrijfster er in Mentje volledig in geslaagd de historische feiten in haar verhaal te integreren. We volgen Mentje in haar dagelijkse strijd om te overleven – eerst in het “verscholen dorp”, later in het oorlogsgeteisterde Arnhem en tenslotte in Zuid-Afrika – zonder ooit door een opdringerige vertellersstem “uit het verhaal” gehaald te worden. Kloppen alle details? Joubert heeft de moeite genomen haar verhaal te laten controleren door mensen die de oorlog in Nederland zelf hebben meegemaakt. Daarnaast zal ze ongetwijfeld geput hebben uit haar eigen herinneringen aan haar jeugd op een plaas bij Nylstroom in de destijdse Transvaal. Het is indrukwekkend dat Joubert vanuit Zuid-Afrika dit stuk Nederlandse geschiedenis volstrekt geloofwaardig weet neer te zetten.

Hoewel Joubert in eigen land veel minder dan in Nederland bekend staat als een specifiek christelijke schrijfster, ontbreekt het geloofselement ook in deze roman niet. Door alle verschrikkingen die ze meemaakt, wordt Mentjes vertrouwen in God danig op de proef gesteld. Wat de Nederlandse markt betreft, zal de vaste Mozaïek-achterban dit element in het verhaal ongetwijfeld op prijs stellen. Maar voor het algemene lezerspubliek hoeft het beslist geen belemmering te zijn de boeken van Irma Joubert nu ook te ontdekken en in het hart te sluiten! Mentje, kind van Pas-Opkamp (Het meisje uit het verscholen dorp) is een meeslepende roman over een dramatische periode uit de Nederlandse geschiedenis die het verdient wijd gelezen te worden.

Buro: IG
  • 0
Verified by MonsterInsights
Top